Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 134(1989)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 532] [p. 532] Stefan Hertmans Gedicht We think of the key, each in his prison. T.S. Eliot, The Waste Land. Toen als een bloem dit vuur de stad bereikte, lieten wij deuren onvriendelijk, lippen van hout tegen houten lippen, de tong van de grendel in het oor geschoven. Wij wachtten op het knallend bloeien, buskruit en weerspiegeling, water, of wat van water in de branding zijn verandering verraadt: mond tegen vensterglas, bewasemde ruiten van een kinderkamer, terwijl een fallus van vuur zijn serpentines op de katedralen spuit. Vijftig door licht vergiftigde herauten vlogen blind door de nacht vonden hun landingsplaats dodelijk scharrelend onder vallende sterren. Niet wij zijn de wachters bij trillende hengsels; niet boven onze hoofden drijft de bittere kleine wolk, terwijl het lam Gods in een weide van eigeel en pigment verdort, aanbeden door nikes, zuigende zolen op van was verzadigd marmer - toeristische ganzen bij een lang verkruimeld capitool. [pagina 533] [p. 533] Ooit, toen ik met Charybdis in de noordenwind, nochtans midden augustus, middernacht, de vurige scherven zag over een zout, verwaaiend strand, liggend in een zandkuil, bezocht ons dit vurig lam, mekkerde in extase. Het eeuwig huis vol zwarte tegels waar we sliepen, nu nog steeds, verraadt ons, lippen tegen lippen, bij elke sleutel in een wrikkend slot dit branden uit een oeroud strot. Uit de bundel Het narrenschip. Vorige Volgende