| |
| |
| |
De Denker.
No. 625. Den 19 December 1774.
[Verzameling van Lessen, getrokken uit alle Vertoogen van dit Twaalfde Deel.]
Haec calcanda via est.
Ovidius.
Myn Leezer! die wederom dit jaar ons geleide op den weg der Deugd in 't leezen hebt willen volgen; wien wy geen' anderen mogten of wilden aanwyzen; wiens geluk en genoegen ons niet weinig ter harte gingen, en welken, hadt het in ons vermoogen gestaan, U zekerlyk zouden gegeeven zyn: wy dagten voorheen het nuttig te zyn, en Gy vondt een welgevallen, dat wy op het einde des jaars U eene korte schets gaven van al wat wy U in het zelve geleerd hadden. In eenen oogslag vertoonden wy U alle voorgeschreeven lessen. Die kortelyk byeen verzameld te zien, die met een schielyk oog te mogen doorloopen, was U geen onbevallige vertooning, geen onaangenaam werk. Noch eens willen wy dit herhaalen. Dan het laatste Vertoog daartoe te schikken, gelyk wy gewoon zyn, en zeker best pas geeft, kan thans niet geschieden, gelyk gy deszelfs inhoud weetende, zult moeten erkennen. Daarin hebben wy eene stof te behandelen, die voor U en voor ons ongemeen is, by welke een herzameling van zedelessen in het geheel niet voegen zou. Wy willen daarom dit Vertoog U eene week vroeger leveren, en het laatste spaaren tot een woord, dat U mogelyk vreemd zal voorkomen. - Daar Uwe nieuws- | |
| |
gierigheid nog eenige dagen onvoldaan behoort te blyven, vergun ons dan nu tot onzen tegenwoordigen taak te keeren.
1. In zeker opzigt zyn alle tyden voor ons van hetzelfde gewigt. De tyd is toch altoos van even groot belang, even kostbaar. Er komen egter dikwils eenige omstandigheden, die ons het gewigt des tyds nadruklyker leeren, gelyk het begin des Jaars van dien aart is. Dien stond kan men met verschillende beschouwingen nuttig doorbrengen. Verscheiden voorbeelden hebben wy u daarvan in ons Werk gegeeven. De laatste bespiegeling was ernstig, zy is de minste niet. 't Blyve voor u een vasten regel van plegtig aan God, aan u zelven, en aan den tyd te gedenken. - 2. Wy leerden u in ons tweede Vertoog, hoe Vrienden onze Vyanden kunnen worden, en zelfs ons brengen in nypende nooden, dan weeten wy door verstand en kloekheid ons zelven zoeken te redden, men danke de Voorzienigheid, die ons magt gaf dezelve in eenen zamenloop van gunstige omstandigheden tot eigen redding gelukkiglyk te oefenen. - 3. Gy Ouders! geeft uwe Kinderen vermaaken; bezorgt hun oeffeningen, dit eischen hunne jaaren en hunne gezondheid Maar duldt het schaatsryden niet, dat doorgaans meer nadeel ann hunne gezondheid dan voordeel door de beweeging doet, dat hun dierbaar leven bloot stelt aan een jammerlyken dood. Zo lang zy ryden op het ys, moogt gy denken, is myn Kind in leven gevaar. - 4. Alle menschen begeeren gelukkig te zyn; de minsten zyn het. Is dit de schuld der menschen, of des geluks? men moet het laatste niet beschuldigen Weinigen willen als Felix leeven, en daarom zynze ongelukkig - 5. In de groote waereld zyn duizend begochelingen. De nederige en verstandige, die 'er buiten is,
| |
| |
ziet ze; die ze navolgen zyn blind. Hoe zullen ze die leeren zien. Ze hooren de kermtaale eener Dame, die op haar krankbedde ligt, welker Consiensie ontwaakt, die zeer laat wys wordt. Braave belydenis, hadt men ze maar niet zo laat, of op het doodbed gehoord. - 6. De wyze Schepper heeft de liefde in het hart der menschen gelegd. Zyn doen is goed, en ten hoogsten wys. Maar hy gaf den mensch by de liefde verstand: doch moet men de liefde den ruimen teugel vieren, en het verstand dan stil laaten staan? Moet men jonge Gelieven gelegenheid tot de koestering der Min geeven, en niet vragen, of dit met der Ouderen wil strookt? - 7. Bededagen zyn staatelyke dagen voor een Land, nuttig voor de Inwooners. De tyden maakenze aanmerkelyk. Met gemeene bedenkingen moet men zich met vergenoegen Het jaar 1774. gaf byzondere bespiegelingen aan de hand, nuttig tot dankbaarheid en verbetering. - 8. Een Geveinsde bedriegt anderen, maar niet zich zelven. Zo hy iets door het eerste by anderen wint, hy verliest het tiendubbel door het nadeel, dat hy zich zelven doet. Wat voordeel steekt 'er dan in de geveinsdheid? - 9. Zonden straffen meestal zich zelven. Liefkoos eene Dienstmaagd, zy zal u willen regeeren, en uwe kinderen, die haar vreemd zyn, plaagen en vervolgen. Maar een ander zal u en haar dat betaald zetten. Zonden worden door zonden gestrast. Gelukkige, welke de oogen open gaan! berouw is byster pynlyk, maar overgoed. - 10. Eischt de dankbaarheid van het Vaderland, dat het aan zyne groote Verlossers uit banden en slaverny herdenke; dat het zich wat goeds uit zyne Prinsen beloove: dan mag men zich op den vyftienden van Sprokkelmaand den dood van Hendrik van Brederode, en de geboorte van een tweeden Erfprins
| |
| |
van Oranje te binnen brengen. Droevige en aangenaame beschouwingen leeren ons verschillende zaaken. - 11. Wat veranderingen gebeuren 'er op den korst der aarde. Denk Nederland, hoe eertyds uw Rhyn liep, en hoe hoog het overschoone Huis te Britten stondt: en nu, hoe is het eerste verloopen en het tweede verzwolgen! De waereld verandert, haare heerlykheid gaat voorby. De beste les die den mensch minst leeren wil. - 12. In zekere Stad buiten onze Provintie wil men zich door geene Vaderlandsche, maar alleen door Fransche en Zwitsersche Knegts laaten dienen. Veradelt dit aldaar den Adeldom? - Strookt het met de Geleerdheid? Stemt dit overeen met den ouden goeden Vaderlandschen smaak? uitneemende zeden! - 13. Geen mensch byna is 'er, of hy klaagt over eene menigte bezigheden: de meesten egter vermeerderen dezelven, door zich met anderen noodeloos te bemoeien. Zie het gedrag van een Bemoeial, en gy zult u ergeren aan zulk een ondier. Verban hem uit de zamenleving, die dezelve tot bezwaar dient. - 14. Hoe bekoorlyk is hy, die de godlyke gaaf van een goed verstand aankwetkt, en in edele daaden vertoont! Hemel! hoe is 't mogelyk, dat we niet allen op hem verlieven? Wat was de waereld gelukkig, zo zy de voetstappen van deezen volgde! By den val verloor de Mensch eerst die gift; wy kunnen niet gelukkig worden, of ze moet 't eerst in ons hersteld worden. - 15. Rampen zyn op deeze waereld veel in getal, maar de troost daartegen heeft de goede God niet minder gemaakt Ook is hy wys, doch zyne Voorzienigheid duister. Familien daalen en klimmen in de waereld. Wie ontknoopt dit? De schakels der goddelyke Regeerieg hangen aan elkanderen, doch wy zien niet hoe? 't komt 'er niet op aan, wy
| |
| |
wy moeten alleen maar weeten, dat het zo is, het overige zal men hierna kennnen. - 16, 17. Wat heeft ons Vaderland bedorven? gebrek van Liefde. Wat kan het herstellen? de Liefde. Is dit stuk van belang? Wat twyfelt men? Een Leidsch Hoogleeraar vindt deeze stof waardig, om op een Professoraalen stoel behandeld te worden. - 18 Men erkent zelden de noodzaakelykheid van Overheden. Ongelegen tyden moeten om die overtuiging voort te brengen, zo 't schynt, komen. Zie, wat een braaf Regent is, en acht hem hoog. Dit is den onderdaan noodig: dit eischt de dankbaarheid. - 19. God is groot in zyne werken, en hy stelt ze ons in het openbaar voor. Moeten wy 'er dan niet op letten? Een Voorjaar, waarin verbaazende en ongemeene tekenen der godlyke goedheid voorkomen, mag niet voorbygaan zonder onze dankbaare opmerking. Besluiten wy onze bespiegelingen met eenen lentezang. - 20. Is 'er niets ongelukkiger dan scheuringen tusschen twee, die het naauwst vereenigd zyn, en als zodanig behooren te leeven, waarom is 'er dan juist oneenigheid en scheuring tusschen Echtgenooten, en hoe kan men die voorkoomen. Hier is de weg aangeweezen, de middelen opgegeeven. Zyt wys, kyvende Man, knorrende Vrouw! zyt wys, lees, en verbeter u. - 21, 22. Waarom staan 'er Profeetsien in den Bybel? De minsten weeten dit. Zy leeren, troosten en bewaaren my tegen het bygeloof. Hadt men dit in Friesland begreepen, het gemeen zou niet doodelyk ontrust zyn geworden, nog den ondergang der waereld op den agsten May zo zeer gevreesd hebben. Een kwalyk beredeneerd boekje over de Conjuctie van eenige Planeeten kan het hoofd van zo veele menschen op den hol helpen. Beuzelingen hebben dikwils groote uitwerksels, we- | |
| |
zenlyke waarheden weinig ingang. En wat doedt eene loutere drift tot verbetering? niets. De menschen, zyn door de vrees voor het einde der waereld, en den dag des oordeels niey verbeterd of yverig geworden. Andere beweegredenen moeten ons noopen tot de godzaligheid. Dat wy allen die gehoor leenen! - 23. Is ons Land niet vol genoeg van Ongelovigen? Moet een Franschman hier komen, om anderen tot Proseliten te maaken, of de twyfelaars sterken in hun wangevoelen? Wat dult men zulke verdervers van Godsdienst en zeden! - 24. - 28. Moet ik de pokjes mynen kinderen al of niet laaten inënten? Deeze vraag wordt hoe langs hoe meer van gewigt. Eischt het belang van den Staat en de Geneeskunde de inënting? laat de Godsdienst my dezelve toe? Laaten de Geleerden deeze vraage oplossen, op dat alle Ouders en Kinders weeten, hoe zich in dit gewigtig geval te gedraagen. - 29. Drangredenen voor het Huwelyk moeten zy leeren, die 'er smaadelyk van spreeken, of elders hunne liefde plaatzen. Sort traanen by het graf van braave vrienden, zy eisschen deezen tol. Beschouw in den Hertog de Choifeul, hoe de Hoven gladde baanen zyn, de gunst der Vorsten wisselvallig. Het voornemen gestuit. - 30. In een Land, dat vol waters is, waar zo veele schepen zyn, en waar men zo veele reizen te water doet, moesten alle Kinders leeren zwemmen, waartoe men zeer gemakkelyk eene openbaare school kon oprigten. Wat ontbreekt 'er in Amsterdam als zoet water? Mag men dan niet verder bedagt zyn, ofschoon na veele mislukkingen, om het 'er te vinden of te bezorgen? - 31. Men vindt nooit voordeel in eenen twist over beuzelingen. Erken deere waarheid, en onthoudtze. Twisten zyn buiten dat onaange- | |
| |
haam genoeg, zy behooren niet bitterer gemaakt te worden door onaangenaame uitkomsten. - 32. Om dat sommigen oogglaazen noodig hebben, en Regenschermen in andere Landen zeer goed zyn, moeten dan die goede oogen hebben, zich van zulke glaazen bedienen, moeten wy Paraplui's draagen? - 33-35. Wat is meer van belang dan braave Kinders te hebben? stondt men dat toe, kan dan de slegte Opvoeding derzelver en de nadeelige gevolgen te veel aangeweezen of bestraft worden? - 36. Die de min van twee Gelieven, welke elkander niet gelyken, begunstigt, heeft geen van beiden lief, en heeft de gevolgen voor zyne rekening. Verband dan alle koppelaars en koppelaaressen. - 37. Men moet niet vlugten voor zyne Vyanden, doet wel, en zie niet om. - 38. Een Juffer moet haaren Minnaar, van wien zy afziet, edelmoedig behandelen. Dit is braaf, dan noch schandelyker is het voor een Vader door den drank zyn Huis te bederven. - 39. Aan een jong Koopman zyn veele goede lessen te geeven, door welker waarneeming het hem zal welgaan. - 40 De gedagtenis van het Ontzet van Leiden voor 200 Jaaren verdient eene plegtige nagedagtenis by alle braave Vaderlanders. - 41. Verlaat u niet te zeer op hen die veel van verdraagzaamheid praaten, zy zyn zelden verdraagzaam. - 42. Veelen begrypen niet het gewigt der Vraag aangaande de Inënting. - 43. Men mogt wel een middel uitdenken, om de zeden meer te verbeeteren, en de menschen tot leezen te beweegen. - 44. Men beproeve of de Mode te verdeedigen is, of niet, het eerste zal niet gelukken. - 45. Eene braave Moeder geeft uitmuntende lessen aan haare Dogter, die gaat dienen. Laaten alle Dienstboden, die meestal weinig hunnen pligt
| |
| |
begrypen, dezelven leezen. - 46. Herderszangen zyn eenvoudig en hartelyk, uit dien hoofde beminnelyk. De eenvoudigheid heeft in alle dingen den voorrang. - 47. Verbeterhuizen zyn voor sommigen noodig: jammer is het, dat ze onder ons moeten zyn. - 48. 't Beroepen van Leeraars maaken gemeene lieden, die 'er niets mêe te schaffen hebben, veeltyds tot het onaagenaamste werk voor die het moeten doen. Lasteren is het eerste middel, dat zy aangrypen om hunne zin te krygen. - 49. Verfoei de misdaad des geenen, die eene onregtvaardige erfenis zich weet te bezorgen: neem nooit zodanige aan. - 50 Alle aangetrouwde Ouders zyn geene geschikte menschen. Waardeer ze, zo gy goede hebt. Ook die veel gelds hebben, kunnen somtyds niet trouwen. Wat is dan het beste? - 51. Korte schets van alle zedelessen, in 't XII Deel vervat. - 52. als noch van onbekenden inhoud........
Mogt de herinnering van deeze zo nuttige als aangenaame Lessen de Deugd dieper prenten in het hart der Deugdzaamen, en losse zinnen tot verbetering geleiden, wy zullen hen gelukkig achten. Niets minder beoogden wy toch, dan onze Leezers gelukkig te zien worden.
|
|