De Denker. Deel 12 (1774)
(1775)– [tijdschrift] Denker, De– AuteursrechtvrijDe Denker. Deel 12. De erven van F. Houttuyn, Amsterdam 1775
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1207 D 18
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het twaalfde deel van De Denker, met de nummers 575 tot 626 (januari tot december 1774), uitgegeven in 1775.
redactionele ingrepen
p. 280: het foutieve paginanummer ‘208’ verbeterd in ‘280’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (fol. *1v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
DE DENKER.
TWAALFDE DEEL.
TE AMSTELDAM,
By de Erven van F. HOUTTUYN.
MDCCLXXV.
[fol. *2r]
KORTE INHOUD DER VERTOOGEN.
VAN HET TWAALFDE EN LAATSTE DEEL.
No. 575. | Godvrugtige Overdenking by de intrede van het Jaar 1774. - de nuttigheid van den Tyd. | Bladz. 1 |
576. | De gelukkige Ontsnapping van den Heer C..., | 9 |
577. | Het ryden op Schaatzen afgekeurd. | 17 |
578. | Een gelukkig Mensch geschetst. | 25 |
579. | Brief van eene boetvaardige Dame, te vooren aan de waereld verslaafd, | 33 |
[fol. *2v]
No 580. | Vraag of men de verkeering van twee Gelieven buiten weeten der Ouderen mag toelaaten: met het antwoord van den Denker. | 41 |
581. | Beschouwingen op den Dank- Vast- en Bededag. | 49 |
582. | Een Geveinsde geschetst. | 57 |
583. | Wanbedryven, door een slegte dienstmaagd in een huisgezin gedaan. Zy vraagt, tot inkeer komende, den Denker raad. | 65 |
584. | Bedenkingen op den 15 van Sprokkelmaand, de dag van Brederode's dood, en van de geboorte eenes Prinse van Oranje. | 73 |
585. | Rynzang, Dichtlief toegezongen. | 81 |
586. | In zekere Stad wil men thans alleen Fransche en Zwitsersche knegts hebben. | 89 |
587. | Een Bemoeial in zyn gedrag verbeeld. | 97 |
588 | Een Verstandig Man in zyne daaden vertoond. | 105 |
589 | Troost in rampen. Familien moeten klimmen en daalen. | 113 |
590 en 591. | Redevoering van D.G. van der Keessel, over de liefde voor het Vaderland | 121 |
592. | Noodzaakelykheid der Overheden. Een braaf Regent geschetst. | 137 |
[fol. *3r]
No 593. | Beschouwing over het voordeelig Jaarsaisoen. Lentezang. | 145 |
594. | Welke oorzaaken 'er zyn van zoo veele Oneenigheeden tusschen Egtgenooten; en hoe die voor te komen. | 153 |
595. | De Profeetsien nuttig voor de Kerk. Dwaas uitstrooisel in Friesland, dat de Waereld op den 8 May vergaan zal. | 161 |
596. | Welk Boekje daartoe aanleiding gegeeven heeft. Aanmerkingen daarover. | 169 |
597. | Een voornaam Fransch Deist komt in ons Land. Gevolgen daarvan. | 177 |
598-602. | Verhandeling over de Inenting der der Kinderziekte. | 185 |
603. | Aan Fillis. Beschouwing by het Graf van myn overleden Boezemvriend. Brief van den Hertog de Choiseul aan de Marquisinne *** en aan Hem na zyne terug komst aan het Hof. - Het gestuit Voorneemen. Dichtstukjes. | 225 |
604. | De nuttigheid van Kinders in openbaare Zwemschoolen te leeren zwemmen. Project, om zoet water in Amsterdam te vinden. | 233 |
[fol. *3v]
No 605. | De Kreupele en de Blinde. Dichtstukje. | 241 |
606. | 't Gebruik der Oeuiletten, en Paraplui's. | 249 |
607, 608, en 609. | Oorzaaken dat de jeugd in ons Land een bedorven Opvoeding krygt. | 257 |
610. | Een Koppelaares begunstigt de min van twee gelieven. Gedagte van den Denker daar over gevraagd en gegeeven. | 281 |
611. | S. Lievhart klaagt over de Confraters van den Man haarer Vriendin, die daarom de Stad haarer inwooning wil verlaaten, dat haar afgeraaden wordt. | 289 |
612. | Mag Amaril een tweeden Minnaar neemen, zonder plegtig afscheid aan den eersten te geeven? Een ongelukkig Huwelyk. | 297 |
613. | Een Jongman, zich in den Handel willende zetten, vraagt den Denker raad, die denzelven geeft. | 305 |
614. | Leiden Ontzet, de twee honderste maal gevierd. Bespiegelingen over die groote gebeurtenis. | 313 |
615. | Over de Verdraagzaamheid. Voltaire minst verdraagzaam. | 321 |
[fol. *4r]
616. | De nuttigheid van het 597-602 Vertoog over de Inenting, verdedigd tegen Jan Regtuit. | 329 |
617. | Plan van eene Nieuwe Societeit tegen de zedeloose Menschen. | 337 |
618. | De Mode verdedigd. Een Satyre. | 345 |
619. | Lessen van eene Moeder aan haare Dogter, die uit haar huis vertrekt om te gaan dienen. | 353 |
620. | Herderszang ter Verjaeringe van Adelaert. | 361 |
621. | Over de nuttigheid der Verbeterhuizen. | 369 |
622. | De moeilykheid en onaangenaamheid van Leeraars te beroepen. Lasteringe by die gelegenheid. | 377 |
623. | Een goed Testament veranderd, en eene onregtvaardige Erfenis aangenoomen. | 385 |
624. | Ongeschiktheid van aangehuwde Ouders. Een Juffer kan niet trouwen, om dat zy geld heeft. | 393 |
[fol. *4v]
No. 625. | Verzameling van Lessen, getrokken uit alle Vertoogen van dit Twaalfde Deel. | 401 |
626. | Afscheid van den Denker van zyne Leezers; met 't welk hy dit Werk besluit en eindigt. | 409 |