| |
| |
| |
De Denker.
No. 623. Den 5 December 1774.
[Een goed Testament veranderd, en eene onregtvaardige Erfenis aangenoomen.]
Zyne kinderen zullen zoeken de arme te behaagen; en zyne handen zullen zyn vermogen moeten weder uit keeren.
Zophar. Job. XX.
Gisteren avond in gezelschap zynde van verscheide Vrienden, in 't welk elk, wat nieuw en weetenswaardig was, mededeelde, verhaalde my een Heer het volgende geval. Een zeker zeer braaf Man, zeide hy, geene kinderen, Broeders nog Susters meer hebbende, besloot zyne geheele nalatenschap uitgezonderd eenige weinige Legaaten, san vier Broeders en Susters kinderen, te bespreeken. Terwyl hy met dit overleg bezig was, stierf een deezer vier Erfgenaamen, zynde zyne Nigt, eene braave Juffrouw, gehuwd aan eenen niet min waardigen Man, nalaatende een eenigen zoon. Natuur- | |
| |
lyk moest dit kind in 's Moeders plaatze opvolgende, een vierde van de nalatenschap erven, en deszelfs Oud-Oom, de Testateur, hadt dat ook voor. Dan, vreezende dat dit Kind, over welk zyn hart by uitstek hing, om dat het zeer vroeg van zyne moeder beroofd was geworden, soms in handen mogt vallen van eene ongenadige Stiefmoeder, ingevalle de Vader, nog jong zynde, mogt besluiten te trouwen, stelde hy hem deeze voorwaarde voor, van hem naamelyk voor zynen Zoon te zullen nalaaten de vierde portie (men zegt, dat die ten minsten 70 of 80000 guldens waardig was) indien hy, Vader, ten gevalle zyns Zoons, besluiten kon, tot deszelfs meerderjarigheid ongetrouwd te blyven, zullende dan het Kind vry zyn van de onzekere behandeling eener tweede Moeder. De Vader beschouwde dien eisch als vry hard, doch, zo het schynt, meer liefde voor het voordeel zyns eenigen zoons dan lust tot een tweede Huwelyk hebbende, besloot dit zynen aangetrouwden Oom heilig te belooven, en daarop werdt het Testament in die orde gemaakt. Dit werdt zo heimelyk niet verrigt, of het lekte uit, en kwam ter ooren der andere Erfgenaamen, waar onder 'er één was, die oordeelde, dat de Moeder des kinds, zynde de vierde Erfgenaam, nu gestorven zynde, het Kind niet in aanmerking kon komen, en dus de geheele nalatenschap onder hun driën, nog levende Broeders of Susters Kinderen, behoorde verdeeld te worden. Hoewel hy ongelyk hadt in deeze stelling, ondernam hy egter zynen Oom over dit onregtvaardig Testament, gelyk hy het noemde, te onderhouden, en te bidden, dat hy het wilde veranderen: maar de Oude Man meenende, dat hy het wél gemaakt hadt, hadt 'er geene ooren na. Geen kans
| |
| |
dan ziende, om, langs den weg van vriendelyke zagtheid, zyn gierig oogmerk te bereiken, besloot hy voor eenen tyd te zwygen, en daarna zynen Oom door een derde hand in te laaten blaazen, dat de aangetrouwde Neef, (de Vader des Kinds) zyne zinnen op zekere Juffer gezet hadt, en heimelyk bezig was met vryen, zullende dus geenszins voldoen aan zyne belofte. De Testateur, dit in den aanvang geloovende, liet zynen Neef ontbieden, en vraagde hem, waarom hy trouwloos handelde tegens het gegeeven woord. Dees, met verwondering dit hoorende, verzekerde dat alles verzonnen ware, en hy zyn woord ten vollen houden zou. De Oude Man werdt door kragtige overreding volkomen gerust gesteld, en liet daarop het Testament blyven zo als het was, ziende zelf in het vervolg de valschheid der betigting, alzo zyn Neef waarlyk ongetrouwd bleef. Met smerte beschouwde de party de mislukking van deezen aanslag: in plaats van te bloozen over de onderneeming, en blyde te zyn over den ongelukkigen uitslag eener kwaade zaak, scherpte zy haare zinnen, om evenwel, 't kostte wat het wilde, haar oogmerk te bereiken. Dit gelukte langs een anderen weg; want de oude Man werdt ziek, zonder kennis van zaaken noch een langen tyd leevende. Dan hoe dit, staande dien tyd, kon geschieden, moet men niet vraagen, om dat 'er geene oplossing te geeven is van de wyze, hoe het oude Testament vernietigd werdt, en een ander, ten deezen onbekwaamen tyde van testeeren, in deszelfs plaats geraakte. Er zyn nog soorten van Toveryen in de waereld, die niet wy, maar zy alleen verstaan, welke dezelven oefenen. De oude Man daarop gestorven zynde, kwam zyn uiterste wil voor den dag, waar- | |
| |
in de Vader en het kind, nu volwassen, dat in de plaats zyner Moeder meende te komen, verwagtten te zullen hooren leezen, dat het vierde deel ten minsten hun toegevallen ware; doch hoe jammerlyk bedroogen zich de goede Man en de Zoon. Een Legaat van vier duizend guldens, zeide het Testament, was alles, waar mede zy konden gaan stryken, de rest was voor de drie andere Erfgenaamen, geen woord van 70 of 80000 guldens werdt 'er in gehoord, en alle andere Legaaten, die in het voorige Testament geleezen werden, waren ook in dit laatste niet te vinden’. Hier eindigde de gemelde Heer zyn verhaal, met byvoeging: wat zegje hier van, Myn Heer? Wat groone braafheid en trouw is 'er in de Waereld? Welken luister ontvangt het Kristendom door zulke schoone daaden! Hoe versieren zy, die dit Testament dus wisten veranderd te krygen door eenen zinneloozen Man, die dit onregtvaardig goed dus in hun nest sleepten, hunnen wandel! Wat leeren die menschen veel nuttigheid uit uwe Vertoogen, die zy leezen! Hoe verbetert zich de waereld! Wat zegje van dit alles!
Ik antwoordde niets, ik kon niets antwoorden. Het verhaal trof my zo, dat ik dien avond al myne vrolykheid volmaakt kwyt was. Alle tegenwoordig zynde Heeren, Lieden van braave gevoelens, verfoeiden het schreeuwend stuk op de sterkste wyze, en beklaagden de Maatschappy, dat men 'er zulke monsters onder telde. Myne nagtrust werdt 'er voorts door gebrooken, en nu ik deezen morgen pen op papier zal zetten, om iets ten nutte myner Leezeren te schryven, ontbreekt my de lust en de denkensdragt – Bezoekt een Geneesheer alle morgen eerst die lyders, welke met de gevaar- | |
| |
lykste kwaalen worstelen, wat zal ik dan nu, zeg ik by my zelven, voor zulken, welke allereerst de geneezing hunner bedorven Zielen noodig hebben, op het papier brengen? Wat zal ik voor zulken schryven, die myne Vertoogen leezende, telkens goede beginselen onder het oog krygen, en egter zich aan zulke wanbedryven schuldig maaken? Zyn ze niet ongeneeslyk? - Ik doe my zelven meer dergelyke droevige Vraagen, ik ween over de bedorvenheid der menschelyke Zielen; ik bejammer hunne wandaaden; de moed ontzink my; de lust tot onderwyzen gaat over; dit woord moet 'er evenwel noch uit.
Men bekladde den Testateur niet, dat 'er zulk een uitersten wille van hem in de waereld gekomen zy. Hy toch is my als een braaf, ja als een zeer braaf Man afgeschilderd, die vier Erfgenaamen hebbende, hem even na in den bloede bestaande, (zo men den Zoon zyner Nigt in zyns Moeders plaatze doet optreeden, gelyk behoorlyk is) dezelven op een gelyken voet behandelt, hun bespreekende zyne Nalatenschap in vier gelyke portien te deelen. Hy verdient lof, dat hy dus den eenigen Zoon zyner overleden Nigt niet vergeeten hebbe; en eeniger maate gevreesd, dat het kind zou kunnen vallen in de handen eener ongenadige Stiefmoeder; dan zo verre te komen van deeze vrees weg te neemen door de voorwaarde, dat des kinds Vader niet zou mogen trouwen voor deszelfs meerderjaarigheid, of anderzins de erfenis te missen, eene overgroote zwakheid in een oud Man; eene harde, laat ik zeggen, eene onbetamelyke voorwaarde; een voorbeeld, het eerste van dien aart, welk ik ooit gehoord heb. Was hy eenige kruisjes jonger geweest, hy zou, waarschynlyk, dit nooit
| |
| |
in den zin gekreegen hebben. Men ziet 'er uit, dat Ouden van dagen, de driften te boven zynde, meermaal vergeeten, dat ze jong geweest, en anderen anders dan zy nu gesteld zyn. Hier van daan onbillyke eisschen. Hy hadt behooren te gedenken, dat zyn Neef, ofschoon op dit oogenblik niet tot het Huwelyk genegen, mogelyk uit gebrek van goede gelegenheid, eenigen tyd daarna daartoe lust zou kunnen krygen, of dat hy, door dwang van die voorwaarde, in verzoeking zou kunnen komen om elders zyne liefde op eene onbehoorlyke plaats over te brengen. En myns oordeels mogt, de Vader des Kinds zulk eene voorwaarde in het geheel niet aangaan, naardien zodanige reden hem van het huwelyk niet mogt afhouden. De liefde des Ouden Mans, en ook des Vaders voor het Kind, in zeker opzigt loflyk, hebben egter beider pligt verzwolgen. – Gewis. 'er waren wel andere middelen geweest, om 's Kinds geluk, en de vrees voor eene onbarmhartige Stiefmoeder voor te komen, zonder dat de Vader door zulk eene onbetamelyke voorwaarde de handen gebonden werden. Die hadt de Testateur, die hadt de Vader moeten geweeten hebben. En zo 'er de eerste niet aan dagt, de Vader moest 'er dan, myns agtens, aan gedagt hebben. Geen mensch moet ooit door zulke banden gebonden worden. Zy scheenen tot 's Kinds geluk te kunnen strekken, dan de uitkomst heeft geleerd, dat zy, door eenen onverwagten loop van zaaken, 'er niets toe gedaan hebben. De Vader, 't is waar, is ongetrouwd gebleeven, de Zoon heeft geene Stiefmoeder gekreegen; maar wat heeft dit uitgedaan? De Voorzienigheid heeft in alle deeze voorzorgen geblaazen, of laat ik liever zeggen, want zy doet nooit kwaad; de Voorzienigheid heeft hei- | |
| |
lig toegelaaten, dat alles verydeld is geworden. De Vader, zeg ik nog eens, heeft zyn woord gehouden, eene tweede Vrouw is uit het huis gebleeven; maar is de volle Erfenis wel tot het Kind gekoomen? het geen egter beider oogmerk geweest is. - Neen - Wy willen niet zeggen, dat deeze bestiering dus door den Hemel zy ingerigt geworden, om de kwalyk bestierde liefde van den Testateur en van den Vader te straffen; want wy hebben geleerd nooit op lossen voet te oordeelen. Ook zou men met gelyk regtaan den auderen kant kunnen zeggen, dat de Hemel dit zo toegelaaten heeft, om de ongeregtigheden der geenen, die de hand in het tweede Testament gehad hebben, met het bedryf van deeze nieuwe misdaad te straffen, en daarna de gevolgen daarvan te laaten ondervinden. De heimelyke oogmerken van den Regeerder der Waereld dan daar laatende, als waar omtrent wy ons minst hebben te bekommeren, moeten wy alleen op de daaden der menschen letten, op het geen zy doen, of behoorden te doen. - Het is dan gewisselyk een schreeuwend stuk, een ouden zinneloozen Man, buiten 't gebruik zyns verstands zynde, aan te spooren, om, in plaats van het eerste regtvaardig Testament, een ander in deszelfs plaats te laaten verschynen van dien inhoud als wy gehoord hebben. Laaten wy gunstig oordeelen van Hem, die deezes 's Mans laatsten wille beschreef, en van hun, die getuigden, dat denzelven alzo ware; laaten zy op dat kort oogenblik, in die mening zyn geweest, dat de Testateur ten volle zyner zinnen magtig ware; want wie durft anders denken van Menschen, die onder den eed staan, of 'er zich vrywillig onder brenen: dit gaat zeker, dat zy, die hem aanporden om dit Kind te onterven, of die het geld regtvaardig aan het Kind toebehoorende,
| |
| |
aangenoomen hebben, eene even zeer schreeuwende misdaad gepleegd hebben. 't Stondt hun niet vry, den ouden Man tot eene verkeerde daad in zynen zuffenden ouderdom te verleiden, en even zeer is het hun verbooden, onregtvaardig geld, het kind toebehoorende, naar zich te schraapen. In zulke gevallen is men gewoon te zeggen, en de drie Erfgenaamen zullen dit ook denkelyk doen: het komt ons toe, en het is ons gemaakt! dan wy hebben voorheen getoond, dat zulk eene sluitreden valsch is, en wylen de Eerw. Heeren Van der Vorm, en Saurin, beroemde Predikanten van Amsterdam en 's Haage hebben in hun leven dit gestaafd door het weigeren van zulke Erfenissen. Om dan niet te herhaalen, wat we voorheen daarvan zeiden, willen wy dit Vertoog alleen met deeze Aanspraak sluiten. ‘Bezitters van dit vreemde goed, een Kind, tot uw geslagt behoorende, toekomende, zyt gy door deeze ingeslokte erfportie gelukkiger? Was de uwe niet groot genoeg! Kan deeze uwe begeerte volkomen verzadigen? Bezit gy ze gerust? Zal ze overgaan tot uwe Kinds kinders? Zullen het die niet moeten wedergeeven? Of komt 'er geene verantwoording? Zult gy in dezelve uw gedrag goed kunnen pleiren? Zult gy 'er belooning op durven wagten? Zal de Regter van alles uw bedryf goedkeuren? Hoe? de regtvaardige Regter, die gezegd heeft, gy zult niet steelen, heeft ook gezegd, gy zult uwes naastens goed niet erven, zal die tot u zeggen: gy hebt wel gedaan? Nooit! Maar hy zal zeggen ‘daar gy het geld u ten verderve gemaakt hebt, zo ontvangt den loon des eeuwigen verderfs, die u regtvaardig toekomt!
|
|