| |
| |
| |
De Denker.
No. 616. Den 17 October 1774.
[De nuttigheid van het 597-602 Vertoog over de Inenting, verdedigd tegen Jan Regtuit.]
Pro captu Lectoris habent sua fata libelli.
Ik heb altoos gereed gestaan om Brieven te ontvangen en te beantwoorden, waarin iemant, van wat staat hy ook ware, my raad vraagde in een gewigtig geval, waarin hy hulp noodig hadt, en waardoor tevens de meesten myner Lezers iets konden leeren. Konden die twee einden niet bereikt worden, ik liet de ontvangene Brieven leggen, en ik zou dat ook gedaan hebben met eenen, geschreeven door iemant, die zich Jan Regtuit noemt, welke, hoe onkundig hy ook in onze taal en in 't stuk, waar over hy de pen opvat, moge zyn, heeft kunnen goedvinden deezen spotagtigen Brief
| |
| |
op myn dak te zenden. Hoewel hy my verzoekt dien te beschaaven, wil ik ditmaal dat niet doen, en zal denzelven letterlyk met alle de styl- en taal-feilen mynen Lezeren thans mededeelen.
Myn Heer den Denker!
UEd. deet zeer wel dat UEd. op het einde van UEd. weekelyks blaadje den Denker No. 601. zet het vervolg en slot hier na. alzo myn, (ik een getrouw Leezer van UEd. weeklyks blaadje zynde) dit relaas (zo wel in 't Fransch als Hollandsch) over de Inenting van de Kinderziekte al begon te verveelen (en honderden met myn) wand na myn gedagten zullen 'er duyzenden van Menschen zyn, die beneffens myn onverschillig zullen weezen op wat manier dezelve ingeënt en genezen worden of wat gevallen deeze Ziekte door de Inënting onderhevig is. Ik ben niet oudt of jong doch ik ben van begrip dat de oude moode namentlyk de Natuurlyke weg in deeze kindre ziekte op te volgen het besten is, wand wat voor reden heeft men om duizenden van Bejaarde Menschen zo wel als kinderen voor hun tyd ziek te maaken en aan onheilen blood te stellen daar zy in allen hun levens dagen mooglyk nimmermeer zouden bloot gesteld zyn. O Tempo O Mores! hebben de Latinisten al over ettelyken Eeuwen gezegdt en wy moogen thans die spreuk onder ons wel bekragtigen; wand onze tyden en zeden zyn reeds veranderd en verminderen noch allen dagen al wat men doet hooren en zien moet vreemd zyn anders is het van Nul en geen er waarden men geeft altoos in byeenkomsten en gesprekken de franschen de schuld zeggende zy hebben deeze moode nu wederom in holland gebracht maar is het alleen de fransche moode die hier in ons Vaderland heerscht? Ziet men de Engelschen, de duidschen, de spaanschen, de Turkschen ja zelfs ja meer als barbaarschen moodens zo wel als die der franschen moodens opvolgen is dit niet een barbaarsche moo- | |
| |
de welke in ons gezegend Nederland thans de overhand bekomt? namentlyk ziet men geen vaders tegens zoons, en zoons tegens vader, moeders tegens dogters en dogters tegens moeders, broeders tegens broeders en susters tegens susters, ja Bloedverwanten tegens malkander op staan den een benyd een ander het brood ja het licht in de Oogen schryf zo gy Langdradig schryven wild hier over een vyf en twintig Vertoogen Ik denk dat het UEd. hier over aan geen stof ontbreeken zult wand niet alleen onze Nederlanden maar onze wyd beroemde wereld stad leverd ons hier daaggelykse voorbeelden van op. Myn Heer doe my het plezier en schryft hier doch eens over en zie of gy door UEd. Welmeenend schryven en berispen Vaders, Moeders, Zoons, dogters, broeders, susters, en bloedverwanten van deeze meer als Barbaardsche moode kunde afschrikken Ik ben verzekerd zo gy hier in slaagd dat gy Millioenen van Menschen zult dienst doen en bevreedigen; UEd. naam die heeden overal bekend is, zal dan voor altoos vereeuwigd werden ja gy zult tot roem en luyster van UEd. nageslacht noch Eeuwen hier na op Millioenen van tongen zweeven. Intusse heb ik de eer met alle hoogachting my te noemen
Myn Heer den Denker.
UEd. Getrouwe lezer en Dienaar
Jan Regtuit.
NB. UEd. kan zo UEd. het goed vind deeze plaatszen in UEd. Vertoog en hem beschaaven na UEd. goedvinden alzo ik heede daar toe zelfs geen tyd hebt zo ik UEd. dienst kan doen met iets anders ben ik tot UEd. dienst.
| |
| |
* * *
Wat zeggen myne Leezers van deeze fraaie Letteren, van deezen hupschen en bekwaamen Briefschryver? Ik zal den Man eens regtuit antwoorden. Ten vollen geloof ik, dat het relaas over de Inenting der Kinderziekte hem begon te verveelen. Hy noemt het een relaas; hoewel het dien naam niet kan draagen. Ik heb het anders genaamd; maar daarop heeft hy niet gelet; want het verveelde hem: geen wonder, hy hadt geen verstands genoeg, om het gewigt van dat stuk te begrypen. En honderden met hem verveelde het, zo hy zegt; doch die honderden waren zo dwaas niet van de pen 'er over op te vatten: ze wisten, mogelyk, geene bekwaamheid daar toe te hebben. Onze Schryver heeft dezelve, en daarom wilde hy ze zo meesterlyk toonen. Honderden met my hebben tot noch toe geen stuk gezien, dat zo wél is opgesteld, om aan te toonen, wat onderzogt en beslist moest worden aangaande deeze gewigtige zaak, zal men ze algemeen aanneemen of afkeuren. Men heeft 'er wel veel over geschreeven; maar niet genoeg.
Al te oppervlakkig hebben de Schryvers voor en tegen de zaak behandeld, gelyk dit op bladz. 188, 189 uitvoeriger is aangeweezen. Een Man van het eerste verstand heeft daarom dat Plan ontworpen, ter aanwyzinge, wat 'er moest gedaan worden, zou men de zaak volkomen beslissen. Dit is met zeer korte woorden geschied, en het heeft ons verwonderd, dat daarover zoo veel in zulk een klein bestek kon ter neêr gezet worden. De Vertaaling byster moeilyk zynde, heeft men het Fransche 'er by gedaan, deels op dat zy, die deeze taal magtig waren, beter den zin zouden vatten, wanneer hun de overzetting ergens duister mogte voorkomen; deels op dat die Vertoogen byzonder verkogt, en in andere Landen verspreid zouden kunnen worden, om langs deezen weg, dit
| |
| |
Plan onder het oog der uitlandsche Geleerde te brengen, en hun ook gelegenheid tot eene beantwoording te geeven. Maar dit heeft de Man niet gevat, zo verre niet eens gedagt, en dat bewondert ons niet. Duizend menschen, zegt hy, zullen nevens hem onverschillig zyn, op wat manier dezelve ingeënt, en geneezen kan worden, of aan welke gevallen deeze Ziekte door de Inënting onderhevig is. Ik geloof dit volkomen; maar hy en die menschen handelen daarom niet wél. 't Is thans zo verre gebragt, dat men niet onverschillig mag zyn, wel omtrent de manier der Inënting, (die hy waarschynlyk niet eens weet verschillende te zyn) want daar ontrent zal het niet op aankoomen; maar omtrent de gevallen, aan welke deeze Ziekte onderhevig is. Of ligt eenen braaven Vader, en eene tedere Moeder niet zeer veel aan gelegen, of zy al of niet mogen laaten inënten? Of zy dit moeten doen, wanneer zy zien, dat deeze Ziekte in een stad of dorp koomt, en daar zulke grouwzaame verwoestingen aanrigt, als zy onlangs, in verscheidene onzer Hollandsche Steden en Dorpen, gedaan heeft? Ligt 'er den Kinderen niet zeer veel aan gelegen, dat hunne Ouders, terwyl zy tot de beslissing van die groote zaak volkomen bekwaam of noch onbekwaam zyn, weeten, wat hun pligt in deezen eischt te doen? Ligt 'er der Maatschappy, en der Regering zelve niet zeer veel aan gelegen, of Kinders in grooten getale verlooren gaan of behouden worden? Weet onze Briefschryver dat niet? - Hy is van begrip, dat de oude mode van de Kinderpokjes, zonder Inënting, natuurlyk te krygen, de beste is. Dit is zyn oordeel; maar het moet noch beweezen worden, dat men dit eene Mode noemen kan, en byzonder dat zulks het beste zy. Daar is veel voor, maar ook veel tegens zyne gedagten. Wy wilden door de medegedeelde Verhandeling den weg ter beslissing van dit beroemd geschil baanen, welke hem en honderden met hem ('t zal by vergrooting gezegd zyn) zo zeer verveelde.
| |
| |
Hy bekleed egter zyn gezegde met redenen: 'er is, zegt hy, geene reden om duizenden, zo bejaarde als Kinderen, ziek te maaken voor hunnen tyd: dan, als men ze door eene vroege ligte Ziekte kan behouden, gelyk daar van duizend voorbeelden zyn, en door eene laate veelen verliezen, is 'er dan geene reden voor? Maar hy voegt 'er by, dat ook geene reden voor is, om zich aan onheilen bloot te stellen, waar aan ze mogelyk, in alle hunne levensdagen, nimmermeer blootgesteld zullen worden. Wy hebben mededogen met zyne onweetendheid, zo naakt hierin ontdekt. Hy weet niet, dat menschen, die de Kinderziekte nimmermeer zullen krygen, door de inënting nimmer aan derzelver onheilen bloot gesteld worden. Het vergif, schoon onder hun bloed vermengd, heeft geen vat op het zelve, het brengt geene Pokjes voort. - Voorts kunnen wy ons naauwlyks van lagchen onthouden, als hy de uitroep der Latynen O Tempo! O Mores! gebruikt. Spaar liever te schryven, dat gy niet verstaat. Wy vergeeven u, dat gy hebbende hooren luiden, niet weet, waar de klok hangt. Leer liever uwe moedertaal schryven, gelyk het behoort, en pas op de Inënting der Kinderziekte niet toe, dat alles, wat men thans hoort en ziet, vreemd moet zyn. Wy verklaaren ons niet openlyk voor of tegens de Inënting; doch kunnen niet dulden, dat men 'er deeze toepassing op maake: ook zullen allen, die dezelve gelukkig doorgestaan hebben, dat nooit verdraagen. Zyn niet duizend geneesmiddelen, by de eerste ontdekking vreemd geweest; maar waaren ze daarom te verwerpen? Uw schryven is vreemd, en daarom verwerpelyk. Men praat veel, dat Franschen eene mode in ons Land invoeren (ik kan niet denken, dat gy de invoering der Inënting ook op hunne rekening zet; want dan zoudt gy het spoor al verder mis zyn) en men praat zo niet ten onregt. Gy wilt hen verdedigen; 't is ydel. Geen Natie is 'er, die ons met hunne gevoelens en zeden, en modes meer kwaads gedaan heeft, en noch doet.
| |
| |
Dit is bekend, en behoeft geen bewys. Van de Engelschen en Duitschers hebben we veele Manufactuuren getrokken, weinig modes. Spaanschen en Turkschen zien wy niet; al kyken we niet alleen regtuit, maar ook rondom. - Het opstaan van Bloedverwanten, zelfs van de naasten, tegens elkanderen is geene mode; maar een zekere proef van de grootheid der menschelyke verdorvenheid. Daartegen wilt gy, dat ik vyfentwintig Vertoogen schryven zal, zo ik langdraadig schryven wil. Wat! steeken u vyf Vértoogen over de Inënting in den krop! Zy schynen u noch te verveelen. Dan, zo ik vyfentwintig daar tegen schryven wilde, zou u mogelyk het vervolg hier na agter het eerste Vertoog al verveelen; en ik twyfel, of gy zo veel belang ziet in de goede zeden, als in het leven der menschen. 't Is een vreemde mode, aan den Denker zo te schryven, gelyk gy doet. Gy zegt, dat gy 'er plaisier in hebben zoudt, hoe! plaisier! Wy schryven niet om u, om een ander te plaisiren; maar om u en anderen, die verkeerd denken, en leeven, wél te leeren denken en leeven Gy noemt u een getrouwen Lezer myner Vertoogen: ik twyfel 'er zeer aan; want anders moest gy weeten, dat wy reeds zo dikwils haat, twist, verdeeldheid en vyandschappen tusschen Bloedverwanten bestraft, gegispt, en veroordeeld, en daartegen de liefde, verzoening, vrede en eensgezindheid angepreezen hebben. Gy wilt 'er my toe aan moedigen door het vrolyk uitzigt, dat ik millioenen menschen dienst zou doen. Millioenen is wat veel; gy draaft hier ook te sterk. Wy roemen daarop, dat we een zeer groot getal Leezers hebben, en dat is ons eers genoeg, vooral als zy vyf Vertoogen over de Inënting zonder verveelen leezen kunnen, gelyk ze die geleezen hebben. Myn naam dan te zullen vereeuwigen, tot roem en luister van myn geslagt, zyn uwe twee laatste prikkels; maar gewis, ze spooren my weinig aan: gy hadt ze kunnen spaaren, om dat gy, die schryvende, weinig tyds betuigde te hebben. Misschien zouden ze
| |
| |
veel kragts op u hebben; doch die vereeuwiging, roem en luister is met uwen brief niet te behaalen. - Voorts, gy ziet, dat ik van uwe gegeeve vryheid gebruik heb gemaakt, om uwe brief onder myne Vertoogen te plaatzen: dus ben ik geenen stap te ver gegaan. Alleen heb ik hem niet beschaafd; want waar zou ik daar mede begonnen hebben zonder hem te ontsieren. Kladschilders moeten nooit de hand leenen aan onvoltooide meesterlyke stukken. 't Kan gebeuren, dat 'or iets anders van mynen dienst worde; maar voor den uwen zal ik bedanken, hy mogt my, op zyne beurt, ook verveelen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L Huyzing
|
|