| |
| |
| |
De Denker.
No. 615. Den 10 October 1774.
[Over de Verdraagzaamheid. Voltaire minst verdraagzaam.]
Het gedigtsel van 's menschen harte is boos van zyner jeugd aan.
Gen. VIII. 21.
Ieder mensch waant zyn uil een valk te zyn; elk meent, dat hy een veel beter bestaan hebbe dan zyn buurman; het geen men in anderen ziet, veragt men veeltyds in den uitersten graad, en men verbeeld zich vaak veel meer gebreken in zynen evenmensch te ontdekken, dan in zich zelven; doch terwyl men met anderen te veragten en te berispen bezig is, ziet men veelal zyne eigen wangestalte over het hoofd. - Zo is over het algemeen al veel het bestaan der menschen onder de Maatschappy: men ontdekt ze in alle Staaten; men vindt ze onder alle beroepen, in alle omstandigheden; overal waar menschen woonen, wordt dit gebrek ontdekt, en zo het met woorden niet wordt uitgedrukt, hunne daaden spreeken 'er van. Dit gebrek dan, den menschen zo eigen, moet zich niet
| |
| |
minder openbaaren onder menschen, die zich in eene Maatschappy onder zekere partyen of Gezindheden verdeelen, en de ondervinding beantwoort ook daaraan volkomen. 't Is een byster groot ongeluk voor de waereld, en het Kristendom zelve, dan het in eene menigte Secten verdeeld is, waarvan de eene soort de andere over duizend wangevoelens, onregtzinnigheid en gebreken beschuldigt, en nageeft verre van de lessen van het Euangelie, waar van zy belydenis doen, aftewyken; terwyl ieder soort roemt aan de minste dwaalingen onderhevig, van de minste ondeugden te beschuldigen te zyn. - Dan wanneer wy gadeslaan, dat ieder Gezinte onder het Kristendom niet uit Engelen maar verdorven menschen alle van gelyke bewegingen, bestaat, zal men ligt kunnen begrypen, dat men elkanderen byzondere gebreken, en ondeugden aanvryft, waar aan het menschdom in 't algemeen onderworpen is, en waaraan men by eene naauwkeurige onderzoeking zelve veelmaal ruim zo schuldig is, als die, welke beschuldigd worden. Die kundigheid heeft van alle Gezinten onder de Kristenen; en derzelver inwendig bestaan grondig kent, zal genoegzaam weeten, hoe zy allen den kristelyken Godsdienst belydende, ook de kristelyke liefde beoeffenen, welks waarneeming de mond der waarheid aan allen met zo veel nadruk aanbevoolen heeft; maar hoe veel schieten zy hierin te kort? Wat is 'er een twist en tweedragt onder de verschillende Partyen, hoe verzet men zig tegen elkanderen, hoe haatelyk gedraagt men zich ondereen! En wie zal de schuld daarvan moeten draagen? De een wil ze niet hebben, zo min als de ander, en de bevinding leert egter, dat de eene soort veeltyds niet minder schuldig is dan de andere, schoon ze somtyds meer behendigheid heeft om het te bedekken. - Daar nu alle de byzondere Leden onder eene Gezinte, een lighaam behoorden uit te maaken, allen eensgezind, liefdaadig en vreedzaam moesten leeven, volgens de uitdrukkelyke beveelen van onzen Grooten Leermeester, heerscht 'er intendeel veelal onder dezelve de Geest van haat, twist en tweedragt. Men vat
| |
| |
onderling eene onverzoenlyke vyandschap tegens elkander op, alleen om dat men in de leiding zyner gedagten, meest betrekkelyk de allerduisterste stukken of zulken die onverschillig zyn, 't niet eens is. Een enkel woord, in een kregelig oor ontvangen, is in staat genoeg, om zulke verderfelyke uitwerksels te veroorzaaken, om den band der vereeniging in de zamenleving in stukken te scheuren, om de Leeraars gehaat te maaken, en hen met scheldnaamen te overlaaden, en den een tegens den ander in het harnas te jaagen. - Elk, ondertusschen ziet dit verderfelyk gebrek; elk ziet, wat meer is, dat by veelen van tyd tot tyd verergeren; elk ziet het gestaadig nieuw voedsel krygende, hand over hand toeneemen, - en dat ten uitersten te verwonderen is, elk ziet het niet slegts, maar ieder beklaagt 'er zich over, en rekend het tot groote schande, tot oneer van het Kristendom, tot smaad van de belydenis, die men doet, welker voorgeschreeven pligten men gulhartig zegt toetestemmen, doch die men door zyn gedrag ten eenemaal schynt om ver te stooten. - Elk nu ziet dit kwaad onder zyne Gezinte heerschen, klaagt 'er over met reden, en nogt hans wordt 'er byna niemand gevonden, die moeds genoeg heeft, om het allereerst uit zich zelve uitteroeien; om zyn eigen hart 'er van te zuiveren; om ondeugden en gebreken te verbeteren, die schaadelyk zyn voor de Maatschappy, die verderfelyk zyn voor de zamenleving, verscheurende derzelver band, en helpende den Staat in wanorde. - Is het ondertusschen niet ten uitersten te beklagen, en in de Christenen hooglyk te laaken, dat men belydenis zal doen van eenen Godsdienst, wiens pligten de uiterste geregeldheid vorderen, terwyl men inmiddels door een ongeregeld gedrag in de zamenleving de verderfelykste wanorde veroorzaakt - Het is naauwlyks te gelooven, welk een verschrikkelyk kwaad de verschillende naamen onder de belyders van den Christelyken Godsdienst uitwerken; 't is niet te zeggen, hoe verbitterd de eene party zich tegens de andere kan verzetten,
| |
| |
welk eene doodelyke haat 'er heerscht tusschen dezelve, en met welk een ysselyke woede zy vaak tegens elkanderen uitvaaren. - Dan, de bron, waaruit dit kwaad opwelt, is voornaamelyk deeze, dat elk waant het beste te gevoelen, en begeert, dat alle menschen hunne gedagten in denzelfden vorm zullen gieten, als hy gewoon is te doen, en zo dra een ander daarvan afwykt in deeze of geene pointen, al is het van nog zo weinig belang, het verwekt haat, afkeer, nyd, en kwaade geneigdheid tegen de zulken in zyn hart. - Zie daar de voornaamste bron! Om dit verderfelyk kwaad nu in zynen voortgang te stuiten, heeft men al over lang middelen zoeken aan te wenden; doch tot nog toe zyn ze van geene uitwerking altoos geweest, integendeel erger dan de kwaal zelve, of laat ik liever zeggen, zy verslimmeren het kwaad in plaats van het te verbeteren of weg te neemen. - De slegte gevolgen eener verbetering komen veel daar van daan, dat de zulken, welken zich opwerpen, om dit verderf tegen te gaan, of uit te roeien, zich telkens onder een nieuwen naam hebben opgeworpen, het geen niet anders kan, dan nieuwen twist, nieuwen haat, heviger tweedragt, en bitterer vyandschap verwekken. - Ik wil hier nogthans niet gaan ophaalen, wat de Christelyke Godsdienst door zulk een handelwys al heeft moeten lyden, hoe veel folteringen deszelfs Belyders van tyd tot tyd hebben moeten doorworstelen. De Kerkelyke Geschiedenissen leveren daarvan de allertreurigste voorbeelden op, en doen ons zien, hoe veel onschuldig bloed 'er om eenen blooten naam, of om dat men zyne denkbeelden anders leidde dan de overheerschende gevoelens lyden konden, 'er in vroegere en laatere tyden vergooten is. - Dit dan buiten ons bestek gaande, bepaalen wy ons alleen tot de tegenwoordige tyden. Hoe verbazend veele zyn noch de partyen in alle Gezinten, en hoe tegen elkanderen met haat ingenomen, somtyds meer opentlyk, somtyds meer bedekt! Sommigen roepen vrede, maar die is uit
| |
| |
hun hart verbannen; van liefde, dan in geenen pligt zyn ze nalatiger; van verdraagzaamheid, dan zy kunnen niets verdragen. En hoe zou het nu mogelyk zyn, dat de zulken de verschillende twisten, de haat en vyandschap zullen doen stillen, daar zy zich van elk afzonderen, die met hen niet het zelfde gevoelt, of zy komen voor onder een nieuwen naam, en maaken dus weer een nieuwen aanhang uit. Het is 'er zo ver van daan, dat zy de Vredemakers zouden zyn, dat in tegendeel, overal, waar men het meest over de verdraagzaamheid spreekt, warlieden gevonden worden, die met geweld verdraagzaam willen heeten, en intusschen den twist grooter maaken. – 't Is waar, men spreekt veelal van de liefde, eensgezindheid, en onderlinge verdraagzaamheid; dan men begeert, dat die woorden zo uitgelegd en verstaan worden, dat men in hun alles verdraage, terwyl zy zich verbeelden het volle regt te hebben, om al wat van hun verschilt, in een bespottelyk licht te zetten. - Dan, waarom spreeken zy zo veel van liefde, vrede en verdraagzaamheid? om dat zy nog de onderliggende party zyn, want zo lang zyn zy uitmuntende aandringers van dergelyke pligten; maar zo dra worden ze de bovenparty niet, of zy beginnen op hunne beurt de wet te stellen, en vergeeten alle hunne schoone lessen van liefde, die zy te vooren in zo treffelyk predikten; vrede en verdraagzaamheid hebben geen plaats meer dan in zo verre slegts, als het hunne belangen vorderen. - En dat dit waaragtig zy, getuigen de daaden zelve. - Indien men deeze Lieden, welke nu zo sterk op de verdraagzaamheid aandringen, eens met een geheel onzydig oog beschouwd, dan zal men van de waarheid van dit gezegde, wel dra ten vollen overreed worden, en men zal bevinden, dat zy de zo zeer wenschbaare zaak, het daadelyk oefenen van verdraagzaamheid, nadeel toebrengen. Aanschouwd hunne handelingen, zy zyn daarop uit om allen, die hun voorstaan, boven te doen
| |
| |
dryven, en alle andere gevoelens aan de hunne te onderwerpen, of ten eenemaal uit te roeien. Sterker straalt dit door, als men maar agt geeft, met wat list, met wat bedrog zy vaak te werk gaan, om hunnen aanhang voort te planten, en hiertoe wordt niets ontzien. Vordert het hun belang, zy lasteren den naam van hunnen naasten, en maaken denzelven op alle mogelyke wyze haatelyk. Heimelyk en openlyk, na dat de zaaken het vereischen, lasteren zy de zulken, die hunne gevoelens niet zyn toegedaan, en, schoon zy veel goeds van hunnen evenmensch ontvangen hebben, ontzien zy al dikwils niet, om, onder schyn van vriendschap, alle deszelfs belangen te dwarsboomen, niet alleen ondankbaar zynde, maar vergeldende ook dikwils kwaad voor goed. - Dusdanig is veelal het gedrag van die zo genoemde Liefhebbers der verdraagzaamheid; zy zyn het niet, om dat gewigtig werk ten uitvoer te brengen; integendeel zy benadeelen al wat 'er met vrugt omtrent ondernoomen zou kunnen worden. Wil men iets vorderen, men moet zelve verdraagzaam zyn. - Het is egter maar al te zeker, dat de zulken te veel gevonden worden, die onder de verdraagzaamen en vredelievenden niet willen geteld worden, en aan den anderen kant is het ook waar, dat hunne party geen hair beter is. - Blykt dan hier niet uit, dat wy alle verdorven menschen zyn, van gelyke bewegingen als alle anderen, meest werkende uit bedorven beginzels, meest geneigd om over anderen de heerschappy te voeren; meest met onze eigen gevoelens te zeer ingenomen, om anderen tot onze gedagten te kunnen overhaalen.
Niet lang geleden, heeft Voltaire kunnen goedvinden, zeker uit louter mededogen en liefde tot de Christenen, waarvan hy altyd tot overloopens toe vol is, eene Verhandeling over de Verdraagzaamheid voor hun te schryven, hoewel hy derzelver edelen Godsdienst daarin zulke vinnige steeken geeft, dat men ze waardig geagt heeft, niet min- | |
| |
der dan driemaal in ons Land te drukken. Een Deïst zou nu de Christenen beter, dat is, verdraagzaam maaken. Indien hy eenig nut met zyn werk in Frankryk gedaan, en de Roomschen de verdraagzaamheid omtrent de Hervormden aldaar ingeprent heeft, hy heeft, tevens zo wel door dat, als door zyne andere schriften zyn eigen Godsdienst (want Voltaire geeft voor Roomsch te zyn, eu heeft noch een Kapèl aan zyn Landhuis) gevoelige neepen willen geeven, en men moet zeggen, schoon hy zeer weinig nadeel aan het Evangelie toegebragt heeft door gewigt van tegenwerpingen, dat hy door zyne kwinkslagen en spotagtigen trant van voorstellen, hetzelve meer kwaads dan goeds door dat Boekje gedaan hebbe. Dan hoe bestaat de verdraagzaame Voltaire, die zo veel eerbieds voor de Christenen heeft, en ze zo vinnig kamt wegens hunne verdeeldheden! Rousseau eens gevraagd zynde, of hy geloofde, dat Voltaire, gesteld dat hy de Alleenheerscher van Europa was, de verdraagzaamheid, zo hoog door hem gepreezen, jegens zyne Christen-Onderdaanen oefenen zou? antwoordde daarop: ‘Hy zou ze allen met een klein vuur doen verbranden.’ - Althans kan iemand beweeren, dat indien Voltaire zo verdraagzaam was, als hy voorwendt te zyn, indien hy een braaf, regtvaardig, meewarig en goed mensch was, hy de Christenen ooit zou hebben aangetast met die versmading, verwoedheid, en bitterheid, welke in zyne schriften tegen hen gevonden worden? Waarom verdroeg die lydzaame Man hunne gevoelens niet? Waarom hadt hy geen mededogen met hunne kinderagtige begrippen? - Dan Voltaire heeft in zyn voorbeeld getoond, dat de Godsdienst, dien hy aanrandt, waaragtig is, als ze de algemeene verdorvendheid der menschen leert, waar onder hy toont zo duidelyk begreepen te zyn; en hy heeft zich schandelyk ten toon gesteld, en zich volkomen bespottelyk gemaakt, met te bewyzen, dat zyn leven met zyne leer volmaakt strydt. Hy wil dat anderen verdraagen zullen, hy zelf kan niet
| |
| |
verdraagen. Is hy dan die groote Voltaire? die hierin toont gelyk te staan met een gemeen zondig en onvolmaakt mensch. Laaten zyne Aanbidders deezen Held vergooden, wy zullen hem tellen onder de kinderen van Adam, die de grootheid hunner verdorvenheid zigtbaar doen uitblinken midden in hunne gewaande wysheid, en zelfs, tegen wil en dank, de Godlykheid van het Evangelie bevestigen. Mogten de Christenen, die de hulp van deezen bitteren vyand, in 't stuk der verdraagzaamheid, niet noodig hebben, zich uitleggen, om de leer van hunnen dierbaarer Verlosser, tot vrede en eensgezindheid maanende, hoog te agten, vervolgingen af te leggen, en te smeeken om verlicht te worden door de bewerking van den H. Geest; dan zouden de twisten wyken, de partyschappen ophouden, de doolenden wederkeeren, de liefde, vrede en eendragt onzer aller harten vervullen, en de luister van den Christelyken Godsdienst zulke beminnelyke straalen schieten, dat elk niet slegts bewogen zou worden dien te omhelzen, maar ook denzelven te beleeven!
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing
|
|