De Denker. Deel 12 (1774)
(1775)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 305]
| |
De Denker.
| |
[pagina 306]
| |
heid bekend zyn; Vyanden, zeg ik, want zy lasteren, en beschuldigen my over zaaken, waaraan ik geen deel heb; naardien ik my durf beroemen, een vyand van kwaad te zyn, en alleen een beminnaar van onschuldige vermaaken, en wie, die wél denkt, zal van een jongeling vorderen, dat hy in den bloei zyner jaaren dergelyke vermaaken haate, voornaamelyk wanneer een jongman vrolyk van aart en levendig van geest is, en dus niet behoort onder de klasse van druilooren, welke, alleen door hun traag gestel, van vermaak of vrolykheid worden afgehouden. Een ander soort myner partydige medemenschen tast my, en myne affaire van een anderen kant aan; zy scheppen nu reeds behagen, om door politike streeken myne toekomende klanten, die ik zeker zal hebben, naar een ander hunner Vrienden te lokken, die in het onderspit geraakt is, om dat hy te veel uit was, meer in zynen tuin dan in zyne affaire te vinden; doch die eindelyk, voorziende waar mede het met hem zou afloopen, op middelen bedagt is geworden om zich te herstellen. Tot dat einde zogt hy de vriendschap der geenen, die een sterken arm hadden: met de diepste onderdanigheid onthaalde hy hen; zyn kelder word altoos opengehouden voor zyne magtige kruiers; hy verheugde zich, wanneer deeze dorstige begunstigers eenige flessen ledig dronken, verwagtende door het uitwerpen van spieringen kabeljaauwen te vangen. Zyne kelder-vrienden, zoo laag van ziel als zyn kruipende geest, schepten geen klein behaagen in zyne demoedige onderdanigheid, en stelden alles, betamelyk of onbetamelyk, in het werk, dat ten zynen voordeele dienen kon, en my een slagtoffer van die partydige vriendschap maaken. Ook vreeze ik voor een derde soort van menschen, die zeggen belyders der verdraagzaamheid te zyn, en egter, in eenige gevoelens met my verschillende, my niet dragen kunnen. Zy geeven my somtyds te kennen, dat ze bedugt zyn, dat ik nog erger sentimenten koestere, dan ik openlyk hun zegge; dan dit is valsch. Ik geloof het Evangelie. Met één woord, ik staa bekommerd, dat het my, als ik | |
[pagina 307]
| |
my gaa nederzetten, kwalyk zal gaan. En wat raad nu? Heb de goedheid van my den uwen te geeven, en ik zal, duizendmaal aan u verpligt, altoos blyven
UE. D. Dienaar en Lezer
S.D.J.E.L.
Leiden den 20 Aug. 1774. | |
Antwoord.Ik zou my met drie woorden van deezen Jongman kunnen afmaaken, en zeggen: dient God; zyt getrouw ontrent menschen; en vlytig in uw beroep, dan zal het u wél gaan, en of gy schoon geene schatten wint, dat ook niet noodig is, gy zult uw brood hebben. Dan met dit kort en algemeen antwoord kan ik my zelven niet, en het zal, denkelyk, hem nog minder voldoen. Hy isjong, doch schynt yverig te zyn; vrolyk doch binnen de paalen; kundig in den Godsdienst, doch in alles, zo men meent, niet bepaald; greetig paar voorspoed in den handel, doch niet laag van ziel: en verdient hy dan niet, dat wy hem onzen raad wat uitvoeriger mede deelen? zo ja, zie daar dan denzelven. De Godsdienst, Myn Heer! is de grond van alles. Zonder denzelven te bezitten, kan men geen eerlyk Man, geen braaf Handelaar, geen getrouw Echtgenoot, geen gelukkig Vader, en dat boven alles gaat, geen gelukkig mensch zyn. Dit weet gy, en gy hebt Godsdienst; want gy gelooft het dierbaar Evangelie, en ik verblyde 'er my met u over. Zet u, om 'er meer in bevestigd te worden. Gy moet vast staan. Lees, en doorlees de Brieven der Jooden, en byzonder de Brieven van Roustan,Ga naar voetnoot(†) en gy zult alle de tegenwerpingen, welke veele hedendaagsche jonge Heertjes geleerd heb- | |
[pagina 308]
| |
ben de ligtzinnige Vrygeesten na te baauwen, gelukkig kunnen beantwoorden, en voor u zelven voldoening van uw geloof hebben. Gy hebt u zelven niet bepaald, gelyk het my toeschynt, omtrent eenige byzondere verschillen, onder de Christenen zweevende. Ik raade u, koomt door een vlytig onderzoek, ter bepaaling. Meer kan ik u niet zeggen, om dat ik niet weet, van wat aart zy zyn. Alleen kan ik 'er egter byvoegen: lees zonder ophouden Gods Woord, en dat gepaard met een ootmoedig gebed, moogt gy opheldering in uwe duisternissen verwagten. Gy zyt vrolyk van aart. De vrolyken beminnen, en zoeken gezelschappen. Dit mag ook een Koopmaan op zyn tyd doen. Ontydig en te veel te doen, ziet gy reeds, hoe veel nadeels dat verwekt; ik behoef 'er u dan niet tegen te wapenen. Uwe oogen zyn hierin verlicht. - Alle gezelschappen dienen u niet. Als het goed is, kan het zeer veel toebrengen, om u verstandiger en deugdzaamer te maaken, en ten zelfden tyde eene ryke bron van veelerleie genoeglykheden zyn. Een goed gezelschap is de beste school voor een jong mensch; maar als het kwaad is, bederft het niemant meer dan jongelingen van uwen inborst, ik meen, de vrolyken. Wanneer gy het zoekt, gelyk gy het tot uwe uitspanning zoeken moet, zoek het onder vrolyke, Godsdienstige, oude en ervarene Kooplieden: dan zult gy braave sentimenten bewaaren, en voelen aangroeien; gy zult met vermaak leeren; en tevens kundig worden in uw beroep. Een Koopman op de beurs is gelyk een Staatsdienaar in een Vredecongres: hy spreekt, maar het is om veel te bedingen. Gy moet hem buiten zyn beroep zien, om geheimen van hem te leeren. Houdt u by de zulken, en vermydt alle die jongelingen, die zich een eer rekenen geenen Godsdienst te hebben, en oneerlyk met hunnen naasten te handelen. Er zyn geen dwaaser lieden, dan die hun verstand gebruiken tegens Hem, die het hun gegeeven heeft; geen snooder, dan die alleen willen winnen, om anderen te bederven, en daar door ruimer teugel aan een | |
[pagina 309]
| |
losbandig leven te vieren. Gy kent de gevolgen van zulke daaden. Gy ziet, dat God regtvaardig is. Gy zult de verkeering met Juffers zoeken. Dit is meest den vrolyken eigen. Laat het op zyn tyd zyn. Die omgang, zegt men, brengt zeer veel toe, om de Mannen te beschaaven, en hun een zeker soort van geest en edele gevoelens in te boezemen. Die dit zeiden, hebben het in het geheel niet mis. Doch dan moet gy het voorbeeld van den beroemden Cats volgen. Gy moet wél opgevoede Juffers zoeken, die zo veel deugd ten minsten als verstand bezitten. Zy die meer levendigheids dan deugds bezitten, zyn gevaarlyk, en zouden u ligtelyk verder vervoeren, dan gy denkt. Acht Dames, welke achting en eerbied inboezemen. Uit den omgang met zulken zal de achting der waereld voor u ryzen. Gy zult 'er zelfs in den handel de gevolgen van ondervinden. Men vertrouwt geene ligtzinnige Gasten, die by ligtzinnigen verkeeren. Hierdoor zal u ook de weg geopend worden, om zulk eene te leeren ontdekken en kennen, aan welke gy vooraf uw hart, en, als uwe Affaire wat gevorderd is, en gy voor een Huisgezin den kost kunt winnen, de hand kunt geeven. Herinner u altoos maar, dat men zyne liefde met al te groote voorzigtigheid niet bestieren kan. Liefde heeft altoos de grootste zegeningen; maar ook de grootste onheilen voortgebragt, en dit zal zy altoos doen. Gy moet Vrienden hebben: gy hebt 'er reeds eenigen, maar niet genoeg. Zy moeten Vrienden van een sterken arm, van groot credit zyn, Vrienden die tegen uwe Vyanden kunnen opwegen. Verkryg Vrienden; doch nimmermeer door slaafagtige geveinsde neerbuigingen, door volle flessen hun in de maag te gieten, door kruipende laagheden. Kelder Vrienden zyn geene waare Vrienden, zy blyven het nimmer op den duur. - Wanneer gy de voorige en volgende Lessen wel in acht neemt, gy zult Vrienden en klanten trekken. Die God, die zyne Zonne laat opgaan over boozen en goeden, en regent over regtvaardigen en onregtvaardigen; die God, die eenen Jood, eenen Turk, eenen Hei- | |
[pagina 310]
| |
den den kost geeft, wanneer zy willen arbeiden; die God, die de jonge ravens hoort, als zy roepen, zal een jong mensch, dat zyn Evangelie lieft, en zyn brood met eere zoekt, het noodige niet laaten ontbreeken. Gy zult door deeze middelen, gepaard met eerlykheid, trouw, stipte trouw, zegge ik, met gedienstigheid, beschaafdheid, zagtmoedigheid, inschikkelykheid, zedigheid, en maatigheid veel verder komen, dan anderen met meerder verdiensten, bekwaamheid, of voorspraak van magtige Vrienden gekomen zyn. Als deeze uitmuntende straalen van Godsdienst en deugd van u afschitteren, zullen zy, op welker toekomende klandisie gy staat maakt, u niet verlaaten, en, zo gy al eenen van deezen verliest, en leert, dat 's menschen gunst veeltyds los en ydel is, de Voorzienigheid zal u tien anderen in derzelver plaats bezorgen. Duizend Kooplieden hebben ondervonden, en ondervinden noch dagelyks, met hoe weinig voordeels men zich op menschen kan verlaaten. De grootste en bestendigste winsten vloeiden hun toe van die kanten, van welken zy ze het minst verwagtten, en zelfs niet konden verwagten. Gy moet, zeide ik, Vrienden hebben. Dan dat is niet genoeg. Vrienden zyn niet altoos, en kunnen zelfs niet altoos zyn, zo als men gaarne Vrienden zou zien. Laat ik my nader verklaaren. Die gy uwe Vrienden noemen zult, kunnen of zullen niet allen uwe Boezem-Vrienden zyn, welken in alles aan de kragt van dat woord voldoen. 't Zyn, mag ik het zo noemen, algemeene Vrienden, Vrienden in de wandeling. Gy hebt niet meêr dan éénen Vriend noodig, en het zal wél zyn, ik zal u gelukkig rekenen, als gy dien spoedig vinden kunt, zo gy 'er noch geenen hebt. Uit de algemeenen moet gy een zodanigen opspooren; doch verhaast u niet te zeer; want hy wordt zo ligtlyk, als gy mogelyk denkt, niet opgedaan. Weinigen, maar zeer weinigen zyn 'er bekwaam toe; zeer weinigen willen het zyn. Gy moet weeten, dat een Vriend en een Vrouw de gewigtigste zaaken in uw leven zyn, en een onbegrypelyken invloed op uwen handel, op uw geluk in de waereld, laat ik 'er by doen, ofschoon het zelden | |
[pagina 311]
| |
overdagt, en weinig geloofd wordt, op uwe Zaligheid hebben. Hy moet zo veel verstand, en trouw als deugd, en zo veel deugd als verstand en trouw bezitten. Hy behoort een Koopman te zyn, een Man, die reeds gevestigd is, en credit heeft, en u door het zyne dat bezorgen kan. Verhaast u niet, zeg ik noch eens, om iemant daar voor aan te neemen. Er zyn 'er genoeg, die gereed schynen uwe Vriendschap te begeeren: dan deeze genegenheid, die zy u aanbieden, bieden zy duizend anderen aan. Hun grond is hoogmoed en eigenliefde. Zy willen vrienden van de geheele waereld zyn, en zy zyn het intusschen van niemant. Derhalven gelyken zy u niet. Gy moet eenen anderen hebben. En wien dan? Ik heb het u reeds gezegd. Zo groot geluk als het is een zodanigen aan te treffen, zo groote kunst is het dien te behouden. Indien gy hem minder acht dan een byzonder hemel-geschenk, zo zult gy ondankbaar zyn: indien gy u agteloozer ontrent hem dan ontrent anderen gedraagt, op het vertrouwen dat hy uw Vriend is, kunt gy hem al zeer ligt verliezen. Eéne gril, en gy zyt hem kwyt, zo hy niet zeer veel verstand, deugd en inschikkelykheid met menschelyke gebreken bezit. Agting, vertrouwen, en genegenheid zyn de drie banden, waar door gy hem aan u moet vast maaken. De Koophandel eischt bezigheid, vooral onze Vaderlandsche. Geene andere Natie wil, of behoeft 'er ook zo om te zwoegen. Zyt bezig, al hebt gy niets te doen. Arbeidzaamheid geeft credit, geeft klanten. De bekwaamste luiaard is een walg in de oogen der vlytigen. Vaardigheid in uw werk pryst ongeloofelyk aan. Hebt gy niets van dringend belang te doen, of hebt gy, na langduurige ingespannenheid, uitspanning noodig, gy hebt Boeken, Juffers, Vrienden, en bovenal éénen Vriend. Wat begeert gy meer? Die kunnen u klanten bezorgen; maar paarden Fargons, en Chaizen jaagen ze weg. Gy hebt een voorbeeld aangehaald van eenen, die meer in den tuin, dan in zyne Affaire te vinden was, en hoe zulks, hadt hy geen ander, hoewel verkeerd middel, ter hand gegreepen, hem zou hebben te gron- | |
[pagina 312]
| |
de doen gaan. Ik heb een' Koopman, wegens het koopen eener Buitenplaats, welke men dagt dat hy uit eigen penningen niet kon betaalen, nog onderhouden, het vertrouwen van een groot Comtoir zien verliezen. Ik geef u geene lessen in het kiezen van een beroep. De keuze is reeds gedaan. Gy zegt zo bedreven en in jaaren gevorderd te zyn, dat gy u kunt nederzetten. Geloof egter niet, door eene valsche levendigheid van geest, dat gy de uiterste kundigheid van uw beroep reeds verkreegen hebt. Er is zeker nog meer voor u te leeren. Maar wat? Zal ik, niet kennende den trap uwer kennisse, en den aart uwer Negotie, u dat zeggen? Duld deeze lessen, Doe alles met vermaak, dit verligt den arbeid. Verrigt alles met zo groote naauwkeurigheid, als u mogelyk is. Overtref in bekwaamheid, netheid en trouwe allen, die met u den zelfden handel dryven Zo gy kunt, ontdek en leer, waarin zy u overtreffen, en tragt hen dan voorby te streeven. Houd orde en regelmatigheid in alle uwe zaaken. Alles moet altoos effen zyn. Die dus begint, gaat 'er daarna zonder moeite in voort, en niemant kan gemakkelyker, en in minder tyd meer afdoen, dan die dit in acht neemt. Stel nooit tot morgen uit, dat gy heden kunt afdoen. De morgen voert nieuwe bezigheden aan, die de uitvoering der agterstalligen zouden belemmeren. Dus, meen ik, den weg gebaand te hebben, dat myn jong Koopman zich gerust kan nederzetten. Maar hy is nog bang voor den laster, hy proeft dien reeds, hy heeft Vyanden. - Geen nood! - Gedraag u, myn waarde jongeling! naar myn voorschrift, zy zullen u minder kwaad doen, dan gy denkt. Mogelyk moet ik zeggen, dat het u beter is die al dan niet te hebben, indien het laatste mogelyk kon zyn in deeze waereld. Zy zullen u, hen vreezende, wys, behoedzaam, voorzigtig, en deugdzaam doen wandelen, en dus, tegen wil en dank, medewerken ten uwen beste, misschien zelfs eenigen, uwe braafheid leerende kennen, uwe Vrienden worden, althans gy zult uw brood hebben, en het zal u buiten dat wél aan, gaan. |
|