| |
| |
| |
De Denker.
No. 609. Den 29 Augustus 1774.
[Oorzaaken dat de jeugd in ons Land een bedorven Opvoeding krygt.]
Licentiâ omnes reddimur deteriores.
Terentius.
(Vervolg van No. 608.)
Maar hoe onbestendig zyn de Kinders! De liefde voor zyn Hitje duurde niet langer, dan die voor het Bokje; en de eigen redenen gelden hier weêr; de jonge word te groot om met zo een klein Paart-je te ryden, hy had gaarne een volkomen Rypaard; jonge Heeren, wier Ouders zo veel niet bezitten, dan de zyne, en van minder fatsoen zyn, dan hy, zulke knaapjes gaan hem voor, die komen met de fraaiste Rypaarden uit, die men met oogen zien kan, Paartjes, of zy geschilderd waren, en daarom de eisch is billyk, al was 't alleen maar, om voort anderen niet onder te doen. - Gelukkig is Mama weêr met hem in een concept, en bekleed haars Zoons verzoek met zo veel reden, dat Vader zich laat overhaalen, en in een Rypaard bewilligt. Nu, wyl 'er
| |
| |
een moet zyn, moet hy 'er een hebben zo fraai, als 'er gevonden word, dat van sessen klaar is, en dat is niet meer dan billyk, het is toch een koopen, en een onderhouden, en inderdaad hy krygt een zeer fraai Rypaard, en tuigt het naar den eersten smaak op. Nu komt ooze jonge Heer anders voor den dag. - Alle zyne kennissen, en elk die van de liefhebbery is, moeten eenpariglyk getuigen, dat hy wél voor den dag komt ... maar ... ja, daar is aan zy Paartje, of men het zegt of zwygt, een klein mankementje. Na dat hy het een wyl tyds bereeden heeft, begint men 't hem wel eens te zeggen, en voegt 'er by, als men evenwel anders niet heeft dan een enkel Paard, dat wil ook niet veel zeggen, men kan niet altyd te Paard ryden, het is de waarheid ook. Niemant zal dit zo gemakkelyk als Moeder begrypen: het eerste adres is derhalven ook weêr aan haar. Een Paard, een Chais kosten zo veel niet eens meer, dan een enkel Rypaard, dewyl de Chais toch niet eet. - Thans is 'er goede gelegenheid, om aan een goed ander Paartje te geraken, en het zyne, daar toch al eenig gebrek aan is, tegen een tamelyk verlies kwyt te worden. Zulke gelegenheden komen alle dagen niet voor, en inderdaad Moeder vind het zo billyk, dat, in weerwil van alles, wat 'er Vader tegen inbrengt, een Paard en Chais op stal komt. - Nu begint het tyd te worden, dat de jonge Heer om trouwen denkt: goed, men zal een Vrouw voor hem zoeken. Deugd, goede zeden, en een gematigd humeur komen in geene aanmerking, het is wél, als 't 'er by is Men onderzoekt dan alleen, of zy zo veele middelen, als de Zoon heeft, en hierop wordt de koop geslooten. - Zie daar nu onze jonge Heer gehuwelykt; maar heeft hy nu een Vrouw, 't is niet meer dan billyk, dat hy 'er nog een Paard by heeft. Hy heeft Papa's en Mama's genoegen gedaan, die moeten er nu ook iets tegen doen; fiat; daar komt nog een Paard by, en nu is de jonge Heer gesnaard. Een koppel Hardoravers, die over den weg vliegen, een Chais, en een Vrouw, is al wat men begeeren kan - Dan, is 'er wel een eenig ding op de waereld volmaakt? Chais en
| |
| |
Paarden zyn wel vermaakelyk; doch wat is het, men heeft nergens, daar men zyn optrek neemen kan, het kost handen met geld, als men wat gebruik van zyn Rytuig maaken wil, men moet altoos in de Herbergen opryden, daar men weet te rekenen, en dat kost wel zo veel, dat men 'er gemakkelyk een klein Buitenplaatsje voor hebben zou. Men heeft by toeval gehoord, dat het Plaatsje van de Heer D .. te koop is, dan was het regte, en men zou het al heel goed koop hebben, om dat hy het toch wil verkoopen. - Waarom zou nu Mama de jonge Lieden niet helpen, zy heeft ze nog nergens in verlegen gelaaten, en, inderdaad, Papa mag 'er tegens protesteren zo veel hy wil, het Buitenplaatsje moet en zal 'er komen. - Zie zo, nu kunnen de jonge Lieden regt hun plaisier neemen; 't is goed zo, oud geworden zynde gaat de Liefhebbery van zelve weg - Alles is nu wel, maar een enkele Chais met een koppel Paarden, dat is, men wil ook al zo wat meê doen, doch men kan niet: daar komt nog by, als men de Familie eens buiten begeert te zien, moet men altyd Rytuig huuren, en dat kost ook geld, ik verzeker het je, en wat is het dan, nog maar huurtuig: daarom zegt myn Heer tegens zyne jonge Vrouw: weetje wel wat, myn voornemen is, Paarden en Chais weg te doen, het chagrineert my te veel, wil ik eens iemant plaisier doen, men kan het niet, wy hebben alleen één Chais, en dat is het ook al. - Neen, dat is by my beslooten, als ik geen Faëton houden kan, dan moet Chais, Paarden en Buitenplaats, dan gaat al den D ... weg. - Hy raakt 'er over aan 't mymeren. - Mama ziet hem dagelyks vol in gepeinzen en bedrukt, zyne gewoone vrolykheid is weg. - Mama word bitter ongerust, doet onderzoek naar de reden, verneemt ze, en stelt hem gerust. Geen wonder, zy liep anders gevaar, haar lief kindje te verliezen. - Door haare bemiddeling komt 'er een Faëton met nog een koppel klappers, en dat is beter, dan dat haar Zoon sterst. Zie nu is het eerst regt, met een Chais en Faëton kan 'er nog een mensch gevraagd worden -- Nu heeft men een Buiten, twee
| |
| |
Rytuigen, vier Paarden, en eenen Knegt. - Dit alles heeft men dikwils in den tyd van een Paar jaaren weêr gewonnen. - Vader meent, dat zyn Zoontje het nu hier meê heel wel stellen zal, en byzonder te vreden is met alles. - Maar hoe verkeerd maaken de Ouders hunne rekening, hoe weinig weetenze, wat een fatsoenlyk Man toekomt. Het Buitenplaatsje dat men nu heeft, is wel niet onvermaakelyk, het is goed voor een opryd, maar meêr is het ook niet. Vergelykt men 'er de nabuurige plaatsen by van de Heer B ... van Mevrouw S ... en ontallyk veele anderen; dan durft men naauwlyks meer een fatsoenlyk mensch op het zyne brengen, het begint nu meer chagrin dan vermaak te geeven. - Eenklaps resolveert dan myn Heer, om zich naar de Stad te begeeven, en niet heel schielyk weêr buiten te komen. Hoe zeer dit Mevrouw tegens de borst is, het blyft afgedaan. Zy solliciteert, zy bid, zy smeekt om eens naar buiten te ryden, maar alles is vrugteloos, daar word niet meer in getreden. Eindelyk is ze hem zo lang aan, tot dat hy haar de reden zegt van zo een vreemd opzet. Men gaat daar, brengt hy in, voor zyn vermaak, en niet tot chagrin; derhalven, zo lang hy geen ordentelyke Plaats heeft, daar men iemant brengen en opwagten kan, begeert hy niet meer buiten te komen. - Spotters hebben hem meêr dan eens zulke douceurs daarover gezegd, dan hy weinig lust heeft om 'er meêr van te hooren. - Wat al onaangenaamheden! Men heeft Paarden, Rytuig, Vrouw, en Buitenplaats tot zyn chagrin. - Mevrouw, die een zonderling vermaak in het ryden schept, die buiten ongeneerd leeven kan, en door verscheiden galante jonge Heeren dagelyks plagt opgewagt te worden, moet nu in de Stad blyven, alwaar 's zomers weinig conversatie is, om dat de meeste fatsoenlyke Lieden buiten zyn. - Myn Heer is ondertusschen vol chagryn, en praat dagelyks om zich ten eenemaal van de waereld af te zonderen, voortaan in de Stad te leeven, Rytuig, Paarden, Knegt, en alles af te danken. - Waarlyk,
| |
| |
Mevrouw siddert, zy ontstelt zich geweldig zo vaak als 'er van gesprooken word, het geen tot gevolg heeft, dat zy melankolyk begint te worden. Zy word geweldig door vapeurs, benaauwdheden, en meêr ander soort van ongemakken gekweld, die van zulk eene levenswyze het natuurlyk gevolg zyn. - Myn Heer verchagrineerd ook zich zelven. - Mama, die al lang de oorzaak heeft kunnen raaden, maar tot nog toe niet daarvan willen spreeken, uit vrees, dat zy haar verzoek by den ouden Heer niet obtineren zou, om dat die al zo dikwils geklaagd heeft, dat de Kinders hem zo veel kosten, naauwlyks weetende, waar het van daan te haalen in zulke slegte tyden, als we thans beleeven. Het gaat zo doodelyk met de negotie, dat 'er nergens wat te winnen is, terwyl alles even duur en kostelyk is, zo dat men om fatsoenlyk te leeven, de helft meer noodig heeft dan voor deezen, terwyl de inkomsten zo niet de helft, ten minsten voor een derde verminderd zyn. - Mama, dit alles wel weetende, kan egter niet langer meêr verdraagen, dat haare Kinders zo veel ongenoegen zouden lyden, en zich dood chagrineeren. - Zy vraagt dan de reden daarvan, schoon zy ze zeer wel weet. - Ondertusschen, het hoogste woord moet 'er uit; de Zoon begeert in 't geheel geen Plaats, als hy geen beter kan krygen: Paarden, en Rytuigen moeten ook weg, schoon hy dan ras dood zal zyn; verkiest hy nogthans den dood verre voor zulk een leven, hy heeft daar gelyk in. - Maar het woord dood jaagt Mama zo een schrik op het lyf, dat zy haar lieve Zoontje al reede meent kwyt te zyn. - Ach! sterft toch niet, myn lieve Kind! zegtze: ik wil liever gebrek lyden dan u door chagryn te verliezen. - Zou u de Buitenplaats van den Heer Prodigus niet aanstaan? Ik hoor, dat die tenden is. Mogelyk zou men daar al civiel aan kunnen komen. - Op het hooren van de Buitenplaats van Prodigus ontvangt de Zoon aanstonds eene andere gedaante, en geen wonder, 't is een der schoonste plaatzen, die men ergens vinden kan. - Om kort te gaan,
| |
| |
in weerwil van alles, wat de oude Heer hier tegen mag inbrengen; in weerwil van de verbaasde kosten, die men nu verspillen moet; in weerwil van het groot onderhoud, dat men 'er jaarlyks aan te koste zal moeten leggen, word die Plaats niet slegts gekogt; maar in 't kort ziet de jonge Heer zynen stal met nog twee koppel schoone Paarden, en zyne Rytuigen met twee Koetzen, en eene Faëton geaugmenteerd.
Zo is hedendaags de gemeene loop in de Waereld! - De Jeugd begint met een Bokje, springt van een Bokje op een Hitje, van dat op een Rypaard, en zo voorts, eindigende met Koetzen, Paarden en eene kostelyke Buitenplaats. Sprongen die niet zeer moeilyk vallen; want een toegeevend Vader helpt de eerste, en eene malle Moeder, die liever gebrek wil lyden, dan haaren Zoon om een groote Buitenplaats te zien sterven, de laatsten doen. Zodanig handelt de Jeugd! In stede van zich te zetten, om door den tyd een braaf Burger, een goed Kristen te worden; in stede van zyne zaaken, waartoe men geschikt is, ter harte te neemen, een onbesprooken geregeld leven te leiden, en zich toe te leggen, om zich zelven en de algemeene Maatschappy ten nutte te zyn, zoekt men niet anders, dan vermaaken te bejaagen. Heeft Zoon een Comptoir aan de hand; smorgens staat hy laat op, en hy kan niet anders, dan drinkt hy koffy en leest de Courant; hierop komt de Paruikmaker, en Zoon word gecoëffeerd, voor den eeten gaat hy naar het Koffyhuis, en hoort wat nieuws 'er in de Stad is; thuis komende gaat hy schielyk wat eeten, en, in plaats van naar de Beurs te gaan, rydt hy met de Fargon, die al naar hem wagt, naar zyn Buiten; 's avonds van daar komende, tekent hy de Brieven, die zyn Boekhouder heeft gereed gemaakt zonder ze te leezen, want het is al laat, en hy moet naar het Salet, of de eene of andere party, die hy 's morgens in het Koffyhuis gemaakt heeft. Dus komt alles op zyne Comptoir-knegts en Boekhouder aan, die zich zeer bevlytigende, niet om zyne belangen te behartigen, maar om een
| |
| |
goeden naam te krygen, agter het fyne van de Negotie te komen, (dat hun gemakkelyk valt, wyl myn Heer alles voor hun open laat) en dan zelve te beginnen, en hem te laaten zitten. Daar nu zyne Comptoirbedienden meest Vreemdelingen zyn, die niet zeer gaarne veel gelds willen of kunnen te kost leggen, om hier lang te blyven, leeren zy zo veel in één jaar, als een ander in twee; en den handel nu verstaande, keeren zy naar hun eigen Land, om ons aldaar met die wapenen te bevegten, welke zy hier geleerd hebben te gebruiken, dat is, zy dryven die Negotie, welke wy voor hunne Landsgenooten plagten te dryven, ontneemen ons zo veele Commissien als zy kunnen, en steeken dus onzen handel de hartader af. Zie daar eene der waare redenen van het verval onzes Vaderlands. - Voorts, in stede van voor Vrouw en Kinderen te zorgen, stileert men zich om boven anderen uittemunten, en voor niemant onder te doen. In stede van Ouders wedervergelding te doen, zuigt men hun het vermogen af, dat zy met zweet en bloed gewonnen hebben, en het is wel, zo deeze het nog zo verre brengen, dat ze genoeg hebben om aan het eind van hun leven te koomen, zonder gebrek te lyden. In stede van zo veel te winnen, terwyl 'er kragten en gelegenheden toe zyn, en het gewonnene te spaaren tegen een kwaaden dag, of, sterft men vroeg, Vrouw en Kinderen het brood na te laaten, verteert men met het gewonnene het geërfde vermogen, en wat blyft 'er dan over? Wat voor eene naakte Weduwe, wat voor onschuldige Kinderen?
Zodanig zyn de gevolgen eener slegte Opvoedinge; zodanig de uitwerksels van de veronagtzaming zyns pligts; zodanig de vrugten van eene schuldige inwilliging. Geeft men kinderen vryheid tot alle kwaade en verderflyke lusten en begeerlykheden; overlaad men ze met vermaaken, waar aan zy zo gewoon worden, dat zy daarna aan geene bezigheden altoos willen, en hebben ze door de gewoonte eene hebbelykheid verkreegen,
| |
| |
om niets te doen, dan vermaak en plaisier-partyen te bejagen, welke gevolgen moet dit naar zich sleepen? te meer, als de Juffers, niet anders opgevoed dan de jonge Heeren, niet liever doen dan met hunne bedorvene Mans eene lyn te trekken, en met hen in de groote waereld te leeven. - Is het, na deeze beschouwing van iets, dat zo gemeen is, dan nog duister, waarom zo veele Familien te gronde gaan; waarom zo veele Bankroeten voorvallen, waarom wy tot den ondergang snellen? - En wie, wie zal deeze bedorvene zeden onder ons herstellen?
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L Huyzing
|
|