| |
| |
| |
De Denker.
No. 607. Den 15 Augustus 1774.
[Oorzaaken dat de jeugd in ons Land een bedorven Opvoeding krygt.]
Tu vitiis hominum crudelia pabula praebes.
Wat is in de waereld voor ons van meêr belang dan de zorg voor onze Ziel, daarna die voor de gezondheid onzes lighaams, en in de derde plaats die voor den welstand onzer Kinderen? De gebreken in de opvoeding der laatsten, en de schandelyke verwaarloozing derzelve in ons Land zyn met geene genoegzaame traanen te bejammeren; en niet tegenstaande kundige Mannen, Mannen van den eersten rang en geleerdheid, zich uitgelegd hebben om deeze te verbeteren, blyven dezelven nogthans even groot, en hunne loffelyke pogingen zyn tot nu toe voor het grootste gedeelte vrugteloos, terwyl de regelen, die ze tot eene goede opvoeding aan de hand geeven, den meesten tyd veragt, en in den wind geslagen worden. 't Is jam- | |
| |
mer, dat in veele Schriften over de Opvoeding der jeugd, eene menigte gebreklykheden ontdekt worden, waarop dan de gewenschte vrugten niet te wagten zyn; want het geen by den eenen dikwils met veel ernst aangepreezen wordt, wordt by eenen anderen afgekeurd. Zulk een verschil heeft tot gevolg, dat veele menschen zich aan geene voorschriften willen houden, zeggende: de geleerden zyn het daar omtrent zelve niet eens, en voorts het stipt betragten der deugd niet hooger willen aanzien als willekeurig, de beste Zedelessen voor herssenschimmen houden, die geen vasten grond hebben, waarop zy gebouwd zyn, en die met één woord waanen, dat het volmaakt om 't even zy, of men deugdzaam of godloos leeve. - Dan, om my in dit stuk niet dieper in te laaten, meen ik nog een ander gebrek in veeler Zedeschriften te ontdekken, hierin bestaande, dat verre de meesten al te weinig agt slaan op de bronnen, waaruit de gebreken voortvloeien.
Deeze veronagtzaaming doet ons veelal het verderfelyke, het schandelyke, en voor Ziel en lighaam ten uiterste nadeelige der ondeugden over het hooft zien; terwyl daar uit moet voortspruiten, dat uit onze jeugd ondeugende Burgers, slegte Kristenen, en veragters van den Godsdienst gevormd worden.
Dan laat ons eens kortelyk nagaan de voornaame reden, waaruit het voor komt, dat de Jeugd in ons Land zulk eene bedorvene opvoeding krygt, en de jongelingen, die tot de Geleerdheid geschikt zyn, onnutte Leden der Maatschappy worden, en geene vorderingen in Studien of Weetenschappen maaken.
De eerste reden daarvan is, dat de Ouders doorgaans zich veel te weinig bemoeien met de opvoeding hunner Kinderen: men verbeeld zich veel al der Maatschappy genoeg verpligt te hebben, wanneer men de- | |
| |
zelve door Kinderen vermeerderd heeft. Zo dra dan een Kind van eenig aanzien in de waereld komt, word het terstond overgegeeven in de armen, en bescherming eener Minne, (dit is thans de Mode) welke, zo zy al niet, geduurende eenen geruimen tyd, een schandelyk leven geleid, of in een bordeel te huur gestaan heeft, egter door al te groote gemeenzaamheid met deezen of geenen een ongelukje gehad heeft, en na den last der natuur afgelegd te hebben, gerekend wordt een heilzaam voedsel te hebben, om dien tederen zuigeling, welke de Moeder al kwelling en hartzeer genoeg heeft doen lyden, door denzelven eenige maanden lang met smert onder het hart te hebben gedragen, gepaard met de angstvalligste bekommering en vrees, dat de bevalligheden van de schoone Vrouw door de kraam elendig zullen gemarteld en geschonden worden; als dan zegge ik, gerekend mag worden het beste voedsel te bezitten, om een kind op te voeden, waar van de Moeder reeds al te veel heeft moeten uitstaan, en nu niet kan belast worden met een werk, daar zo veel omslag aan vast is: een werk, waarby alle haare schoonheden gewis zouden inschieten, en, om de waarheid te zeggen, een werk, dat men rekent ver beneden het fatsoen te zyn voor een Vrouw van de waereld. - Deeze Voedster-vrouwen, schoon zy wel doorgaans uit de laagste stoffe des volks voortkomen, neemen egter de opvoeding van haaren ontvangen zuigeling, gelyk men ligt vermoeden kan, met alle zorgen eener stiefmoeder op zich.
Zie daar nu het Kind onder het opzigt eener gehuurde Moeder, van onder het opzigt zyner Ouders; wonder zo zy het eens daags zien. En deeze gewoonte is thans zo gemeen geworden, dat het byna een mirakel is eene Vrouw aan te treffen, die, ne- | |
| |
vens haaren Egtgenoot, niet onder den drukkenden last der armoede zugt, van het eene brood tot het ander komen, en zich onder de Vrouwen van fatsoen tellen kan, welke haar kind met haare eigen melk voed. Ik laat het dan aan de Geneesheeren over, de oorzaak te onderzoeken, waar het van daan komt, dat de Kinders der Grooten van een tederder, van een zieker en zwakker gestel zyn dan die van gemeene Lieden: ik laat het over aan Geneesheeren om te beslissen, of de melk dier gehuurde Moeders wel dat geschikte voedsel verschaft, als van de natuurlyke, en of die melk niet veel al met gif besmet is, in het vervolg verderfelyk, en doodelyk voor den zuigeling. Dit werk hebben sommige geleerde Mannen al over lang op zich genomen, en met veel bondigheid betoogd. Het zal voor my genoeg zyn alleen het nadeel van zulk eene opvoeding aan te toonen met betrekking op het zedelyk Karakter der jeugd. Men geeft zyn Kind niet slegts over aan eene Minne, om het te voeden en op te kweeken; maar men laat ze volkomen meester, om dat teder wigt te leiden, en te dwingen naar haare eigen begrippen.
- Wanneer men nu eens nagaat, uit wat soort van menschen de Minnen voortkomen, welker kuisheid doorgaans schipbreuk geleeden heeft op de verleidende klippen der wellust, dan zal men de gronden ook ligt ontdekken, waar zy de opvoeding der jeugd op bouwen, daar zo veel van af hangt; dan zal men ook ligt kunnen nagaan, welk een zedekunde de jeugd geleerd wordt, aan haare bestiering toevertrouwd, eene zedekunde, en het Karacter van dezelve zo te vormen, als zy, tot rype jaaren gekomen zynde, noodwendig moeten behouden, of ten minsten niet dan met de grootste moeite kan worden afgeleerd. - Verderfelyke zedekunde, waar mede de tedere har- | |
| |
ten der jeugd besmet worden! - De gevolgen doen gewoonlyk ook zien, hoe zeer de Kinders bedorven zyn, die alleen toevertrouwd worden aan hunne Voedsters; zy schynen niet slegts met de melk derzelver voornaamste ondeugden ingezogen te hebben; maar worden, opwasschende, dan nog verder in den grond bedorven door de slegte en verkeerde behandeling die men met hen houdt; want, behalven dat ze, buiten 't huis, langs dien weg met allerlei gemeen soort van Kinderen verkeeren, en toegelaten word, alles, wat hun lust; zo hebben zulk slag van voedsters geene de geringste kundigheid, om haare voedsterlingen eenige lessen te geeven, die denzelven heilzaam zyn. Van de Deugd hebben ze zelve geene bevattingen; en van het kwaad eenen af keer te leeren krygen, uit hoofde der verderfelyke gevolgen, die het gewoonelyk naar zich sleept, is haar ten eenemaal vreemd: want hoe zouden ze de Deugd beminnelyk kunnen afschilderen, hoe het goede aan anderen kunnen leeren, en het kwaade haaten, daar zy den meesten tyd ondeugend zyn, van het goede eenen af keer hebben, en het kwaade doen? – Onder zulk een opzigt wordt de jeugd nogthans aan toevertrouwd, die ras eene hebbelykheid verkrygt om kwaad te doen, naardien zy doorgaans den lossen teugel gevierd, en alle derzelver begeerlykheden opgevolgd worden, of zo men ze nog al eens tegen gaat, geschiedt zulks op eene wyze, die ten uitersten te wraaken is, of men laat een groover kwaad toe om een minder te beletten. Welke onnutte leden moet dan zulk eene Opvoeding aan de Maatschappy opleveren?
Eene andere reden, niet minder verderfelyk dan de zo genoemde, is, dat veele Moeders weêr tot andere uitersten overslaan, die uit eene al te groote liefde, uit eene verkeerde teêrhartigheid voor haare
| |
| |
Kinderen, dezelven in alles opvolgen. Dit gebrek heerscht ook by de Vaders, doch minder dan by de Moeders, die haare uiterste pogingen aanwenden om het kleine wigt in alles op te volgen, het geen, hoe klein en teder ook, daar al ras op zyn tyd gebruik van weet te maaken. Verstand krygende, weet het 's Moeders toegevendheid zich nog al meer ten nutte te maaken, en hoe ouder het wordt, hoe slaafagtiger het zyne Moeder weet te regeren. Deeze kan nogthans onmoogelyk tegens geen prys verdraagen, dat haar lief Zoontje niet in alles wordt toegegeeven. Gestadig vallen hier over woorden tusschen Man en Vrouw, en dewyl dit altoos geschied in de tegenwoordigheid der Kinderen, kan het onmogelyk misschen, of die worden al meêr gestyfd in hun kwaad, die, ouder geworden zynde, in brutaliteiten tegens hunne Ouders overslaan, en de deur openen tot allerlei verderfelyke ondeugden. Het is niet te zeggen, hoe schadelyk het zy voor de jeugd, wanneer de Ouders geen eene lyn trekken in het bestier hunner Kinderen, als de Man de Vrouw, en de Vrouw den Man berispt omtrent het straffen der gebreken hunner Kinderen, en nogthans is dit gebrek zo algemeen, dat men bezwaarlyk voorbeelden van het tegendeel vinden kan. - Door zulk eene dwaaze toegevendheid is Libratus ten eenemaal bedorven. Hy was 's Moeders liefste Kind, en regeerde haar, voor dat hy nog praaten kon. Alles, wat dat liefste Zoontje begeerde, werdt hem spoedig ingewilligd. Van alles walgde hy wel dra, uitgezonderd om zyne Ouders te plagen Ras verloor hy alle liefde, ontzag en agting voor hun: vóór zyne jaaren was hy al een volslagen ligtmis: by Moeder kon hy geen kwaad, en hier van daan leed hy nooit gebrek aan penningen: de vrouw hield een apart beurs je, dat zy voor Zoontje spaarde, daar Vader niet van
| |
| |
wist: beging hy een ongelukje, Moeder heelde het, zo dat 'er geen haan naar kraaide. Met de Jaaren namen zyne ondeugden in gewigt toe. Het Huwelyk met eene deugdzaame Vrouw gaf geene of weinige verandering: haast was hy aan haar gewend, hy walgde 'er af, en keerde tot zyne voorige levenstrein. Ryden, rotsen, jaagen, visschen, vinken, en eens met eenen boeijer uit zeilen te gaan, zyn zyne gestadige bezigheden. Verscheiden maalen heeft hy met ryden ongelukken gehad: zyn Vrouw is onlangs byna hals en beenen gebroken, en, niet lang geleden, reedt hy een kind over het lyf, zyns buurmans patryshond de poot aan stuk, en twee dagen daarna door een hoop schapen, daar hy 'er ettelyke van verminkte; doch zyn Vrouw hadt eerder van het rytuig moeten zyn, en het kind, de hond, en schapen zo wys van uit den weg te loopen. Wat zal 'er eindelyk van dit bedorven Zoontje worden, dan dat hy zyne Ouders, zich zelven, zyn Vrouw en arme kindertjes te zamen ongelukkig maakt?
Van veel loffelyker handelwys bedienen zich myn boezemvriend Virtuosus met zyne braave Huisvrouw Candida. Deeze hebben eene bestendige gewoonte van hunne Kinders nooit in verkeerdheid toe te geeven; geen ja te zeggen, als zy eenmaal neen gezegd hebben; nooit de een den anderen in de tegenwoordigheid der Kinderen te berispen. Nooit ontvangt een Kind troost by de Moeder, als de Vader het gekastyd heeft, en by den Vader niet, als het van de Moeder gestraft is. Hunne kastydingen zyn nogthans zo spaarzaam, dat mogelyk geene Kinders minder gestraft worden; want daar dreigementen, gepaard met kastydingen, by anderen veelmaalen vrugteloos zyn, is hier een enkel woord alleen genoeg; terwyl ze in hunne Kinderen eene hartelyke toegenegenheid weeten te
| |
| |
verwekken voor hunne Ouders, zorgvuldig vermydende, dat hunne Kinders hen voor geene Tyrannen aanzien. Tegens de algemeene gewoonte aan bemoeien zy zich geheel met de opvoeding hunner Kinders, en oordeelen, dat zy hier door grooter winsten doen, dan wanneer zy al den tyd in voordeel aanbrengende bezigheden slyten. Zy willen liever minder uitgebreiden handel dryven, en dus kleiner sommen winnen, dan over de opvoeding van hun kroost, by mangel van tyd, heên loopen. Zy vertrouwen hen weinig aan Dienstbooden, vooral niet als zy nieuwe krygen, welker aart zy noch niet kennen; en weeten, dat zulk volkje doorgaans meer ondeugden aankweekt dan uitroeit. Van heksen, spooken en dergelyke dingen te vertellen, is hun ernstig verbooden. Zy mogen nergens vervaard voor zyn, dan voor kwaad doen. Vallen of stooten zy zich by ongeluk, de schuld wordt nooit op de vloer of op den post geweeten; die worden niet weêr geslagen, want dat vervult aanstonds, zeggen zy te regt, de tedere hartjes met wraaklust, die in het opwasschen niet zelden verderfelyke vrugten voortbrengt. Van jongs af boezemen zy hunne Kinders een eerbiedig denkbeeld van het Opperwezen in, het welk zy by trappen naar derzelver vatbaarheid ontwikkelen, en ouder geworden zynde, dringen zy hen nooit een gevoelen met geweld op. Zagte overreding, geen nooddwang heerscht in al hun onderwys. Hieruit leeren zy hun de pligten betragten, die een Kristen verschuldigd is aan God, zich zelven, en zynen evenmensch: met één woord, zy zoeken hunne Kinders tot goede Kristenen, tot braave Leden der Maatschappy, en beminnaars hunner Ouderen te maaken.
Het vervolg hier na.
|
|