| |
| |
| |
De Denker.
No. 606. Den 8 Augustus 1774.
['t Gebruik der Oeuiletten, en Paraplui's.]
Hoe meenig mensch schynt voor het oog
Vernuftig en van heusche zeden,
Die buiten 't sierelyk vertoog
Is ydel van gemoed en reden.
G. Brit.
Onder verscheidene Brieven, welken ik noch moet beantwoorden, heb ik deeze volgenden uitgekipt, waar mede onze Lezers zich heden gelieven te vergenoegen.
MYN HEER!
Zeer dikwils heb ik myne gedagten laaten gaan over een onderwerp, dat, myns weetens, nog nooit
| |
| |
onder uwe aandagt gevallen is: vergun my, dat ik het onder UE. oog legge, om daarvan, wanneer gy het goed vind, gebruik te maaken. Ik doel on het gebruik der zogenaamde Oeuillettes, of Oogglaasjes. Wat mag toch de reden zyn van derzelve tegenwoordig algemeener gebruik dan in voorige jaaren? Is zulks te zoeken in eene verzwakking der menschelyke Gezigt - Zenuwen, welke voorheen, zeldzamer voorkomende, nu zodanige hulpmiddelen noodwendig vereischt? Dit laatste kan ik niet gelooven, maar veel liever, dat het eene navolging is van de Mode, die reeds zeer verre de zeden bedorven heeft, en van haare Aanbidders telkens nieuwigheden eischt. - Tweederlei Lieden worden 'er gevonden, welken die Machines gebruiken. - De eersten zyn de zodanigen, die, byziende of kort van gezigt geheeten, deeze glaasjes volstrekt noodig hebben, om zulk een gebrek in het gezigt te hulp te komen. En de zulken zyn, myns bedunkens, verpligt, der Voorzienigheid te danken, die, door middel van het menschelyk vernuft, zodanige werktuigen in de waereld heeft doen komen tot verligting van dat gebrek. - De andere soort, en wel het grootste gedeelte zyn menschen, die het gebruik van deeze Kristallyne uitvindingen anders niet oeffenen, dan om dat zy eene fraaiheid bierin waanen te vinden, en zich daar door, eenigzins, boven het gemeene Canaille (zo als andere lieden gelieven te noemen) meenen te verheffen. Nu is het immers zeker, dat, wanneer men met een oogglaasje, op eene publieke plaats, met een galanten zwier wél weet om te gaan, zulks eene soort van deftigheid byzet: zo oordeelen, zegt men, ten minsten, die geenen, welker herssenen ligt geballast zyn van verstand, en zich dagelyks aan duizend dergelyke coquette zotheden schuldig maaken. - Onder deeze laatsten bevinden zich ook sommigen van het Jufferschap, die haare goedkeuring over zodanige handelwyze niet onduidelyk te kennen geeven, als zy dit gebruik ook zelve met 'er daad navolgen; want verscheidene Dames van rang heb ik reeds
| |
| |
met zodanige glaasjes zien pronken, en wel zulke Juffers, van welken ik my kan verzekeren, dat zy oogen hebben zo goed, als ik immermeer zou begeeren. Niet weinig was ik verwonderd, wanneer ik onlangs in de Opera zynde, een Dame van fatsoen, die nogthans niet byziende was, of zulken glaazen gezigthelper noodig hadt, met een dubbeld Oeuillet zag pronken. Eerst wist ik niet, wat ik zag. Hoe, dagt ik, heeft zy eene schaar omgekeerd, en gebruikt zy de oogen derzelve tot brilglaazen? want ik hadt noch nooit een van zoodanig maaksel gezien. Zeker was dit Oeuillet van eene nieuwe inventie. - Een zeker Ernestus, (en hy heeft honderden, hem hierin gelyk,) zal, wanneer hy op eene plaats, daar een fraai Schoorsteenstuk, platfond, of schildery gevonden wordt, alvoorens zyn oordeel daar over te stryken, dezelven zeer naauwkeurig met zyn oogglaasje begluuren, om de fyne gebreken of minder voor hem zigtbaare schoonheden te ontdekken, niettegenstaande, gelyk onlangs gebeurde, hy maar drie dagen te vooren, aan eenen vriend geroemd heeft, een gezigt te hebben, zo scherp, dat hy, op een verren afstand van eene Stad, in staat is op eenen uurwyzer te zien, hoe laat het is. - Cecilia gebruykt het Oeuillet, (zo als zy aan eene haarer Vriendinnen gezegd heeft) niet anders, dan agtingshalven voor den geenen; van welken zy het tot geschenk heeft ontvangen: evenwel schaamt zy zich noch op alle plaatzen dat te vertoonen; want, voor eerst, heeft zy 'er het manuaal niet regt van; ten anderen kan zy de waereld niet wél doen gelooven, dat het haar aan het gezigt mangelt; doch dit alles, vreeze ik, zal met den tyd wel komen, zy exerceert zich dapper in de behandeling, tot myne smerte; want ze is eene fraaie Deern, en heeft schoone oogen, welken zy daardoor ons belet te zien. - Valerius, een ongebaarde jongeling van 21 Jaaren, mist nooit, wanneer hy op openbaare plaatzen verschynt, aanstonds van leêr te trekken met zyn glas, pinkende met zyne oogen, en zich gelaatende zyne beste Vrienden niet te zien. Dit
| |
| |
geeft hem by onkundigen eenig regt tot het gebruik van Oeuillettes. Kon hy, om zyn fatsoen te houden, nu maar altoos den geveinsden speelen! maar neen, de sotte jonge loopt met ongelooflyk klein schrift in zyne brieventasch; want hy is een liefhebber van fraai schryven, en durft roemen, dat, zonder hulp van eenen bril of oogglas, geschreeven te hebben. - Deeze gemelde voorbeelden, denke ik, zyn genoeg, om UE. het misbruik der Oeuillettes te toonen, schoon ik in staat zou zyn om 'er UE. meerder te melden. Weet UE. nu een middel om dit misbruik deezer, anders zo nuttige Machines voor te komen, deelt het ons in een uwer Vertoogen mede: ik zal het met verlangen te gemoet zien, en my in een gewenscht gevolg uwer pogingen verblyden. Intusschen blyve ik met agting
U.E.D.W. Dienaar
H... N...
Rotterdam den 18 February 1774.
| |
Antwoord.
Gelyk ik aan veelen dikwils raade tegens sommige gewoonten, en zelfs tegens misbruiken van goede dingen niets te doen, zo wil ik my thans, in myn antwoord aan den Heer N...., van myn eigen raad bedienen. Veele Modes zyn Soms hardnekkig, en 'er valt niets tegens te doen: al kwam 'er een geheel Volk tegens op, het zou aan een dovemans deur geklopt zyn. Het dwaaze Menschdom wordt onbegrypelyk met nieuwigheden voor een' tyd vermaakt; doch het is ook maar voor een' tyd: ze worden daarna tot een bezwaar, en dan verdwynen ze weêr, gelyk ze gekomen zyn. Wanneer iemant ons den dienst wilde doen van eene Historie der Modes te beschryven, zonder wy de jaarper- | |
| |
ken weeten, waarin ook de Oeuillettes zyn opgekomen en weder ondergegaan. Zy gaan thans weder in zwang, gelyk voorheen meer gebeurd is; doch ze zullen ook ras weêr verdwynen. Ernstige Vertoogen daar tegens te doen, zal de misbruikers dier Oogglaasjes niet geneezen, en die op het punt staan om ze ook te gaan draagen, niet afschrikken. Men hebbe dan maar wat geduld. De Aanbidders der Mode zyn zelden standvastige en hardnekkige menschen. Wil men iets 'er tegens beproeven, men vraage, of zy, die 'er zo zeer mede ingenomen zyn, eenige greinen gezond verstand hebben; of zo dat niet baat, men gebruike de beschimping, een middel, dat zomtyds helpt, hoewel het eene schande is voor de menschelyke natuur, dat men zich van het zelve moet bedienen. Een geestige trek kan zomtyds de zich verlaagende natuur treffen; waarvan dit staaltje ten proeve strekt. Voor eenige jaaren in Frankryk reizende met eenen vriend, een jong Heer van eene schoone gedaante, bevondt ik my eens met hem, op zekeren tyd, in een Opera te Parys, waar ook het geheele Hof tegenwoordig was. Het oog van eene der Hofdames viel op mynen Vriend, en de Oeuillettes aldaar, in dien tyd, ook sterk in de Mode zynde, deedt zy niet dan hem met het haare onophoudelyk begluuren. Myn Vriend werdt 'er door verleegen; zelf geen by zich hebbende, en der onbeschaamdheid der Dame moede, haalde hy een citroen, toevallig in zynen zak vindende, voor den dag, met welke hy, als ware die een oogglas, op zyne beurt de Hofdame begon te begluuren. Het aanzienlyk Hofgezelschap bemerkte aanstonds den geestigen vond, en juichte met handgeklap mynen Vriend toe. De Dame, nu voor schaamte vatbaar door de overwinning haarer tegenparty, en het algemeen gejuich, liet het Oeuillet vallen, en zou, hadt het haar vry gestaan, zich weg begeeven hebben. Sedert was het Credit der Oeuillettes aan het Hof uit, en de overigen van laageren rang schaften ze toen ook af, in navolginge van het Hof.
| |
| |
* * *
MYN HEER!
Ik ben een deftige Burger Dogter van omtrent agttien jaaren, myne Ouders zyn welgestelde Lieden, en uit dien hoofde begryp ik, kunnen zy, ten plaisire van een eenige dogter, als ik ben, wel iets spenderen - Niet lang geleeden, heb ik myn' Vader verzogt, my een Paraplui (die thans zeer gemeen zyn) te koopen, maar zulks heeft hy my volstrekt geweigerd. De redenen, die hy hier tegen inbragt, waren wel kragtig, maar niet genoegzaam, om my van myn verzoek te doen afzien. Het eerste, dat myn oude Man aanvoerde, was: ‘ons Holland is zonder zodanige prullen groot geworden, en zal met die en meer anderen te gronde gaan, en ik van mynen kant zal tragten zorg te draagen, dat ik hier toe de hand niet leen: foei; schaam u, my zodanige voorstellen te doen: laat zulks over voor de navolgers der verdervende Mode, die, mogelyk, naderhand wenschen zullen, het geld, aan zodanige zotheden verkwist, tot nooddruft te mogen gebruiken, en, wanneer gy myne gunst wilt behouden, spreek my nimmermeer om zulke zaaken aan.’ - Ik neem daarom myne toevlugt tot UE., myn Heer Denker! want niets van myn' Vader in die zaak meer te wagten hebbende, (ten zy hy van het tegendeel overreed werdt, gelyk ik hoop, dat gy zult gelieven te doen,) zo zal ik u voorstellen, wat ik voor myne begeerte kan aanvoeren, en oordeel 'er dan zelf van. - Voor eerst, veele Juffers van myne Jaaren en myn fatsoen draagen die Machienes. Ik wil wel toestemmen, dat veelen zulks om de Mode doen; doch het staat zeer fraai, by het minste regenvlaagje met een hoofddeksel van groen of rood taf versierd te zyn, dat men, een oogenblik daarna, wederom in verscheidene stukken verdeelen, en in zyn zak verbergen kan; want een
| |
| |
van linnen of gemeen stof zou ik niet begeeren, al praatte men my duizendmaal voor, dat de laatsten meer aan het oogmerk voldoen. - Ten anderen ben ik in de noodzaakelykheid om 'er eene te hebben gebragt; want op een zekere Kermis verzogt zynde, en daar na toe zullende gaan met twee myner Vriendinnen, die my berigt hebben, dat niemant aldaar zonder Paraplui gerespecteerd is, ja dat die zelfs aldaar reeds zo gemeen zyn, als elders de regenkleden voor de Vrouwen, en de Engelsche Jassen voor de Mans, hoe zoude ik het dan aldaar kunnen stellen zonder zulk een hoofdscherm? - Ten derden, heb ik noch een vooruitzigt, dat my kittelt. Wanneer ik in het bezit van een dergelyk ornament zal gesteld zyn, en ik door den tyd een Galant kryg, zal hy my (gelyk onlangs by eene myner Vriendinnen, daar ik was, gebeurde) by een onverwagt regenbuidje, solliciteren om mede onder myne Paraplui te gaan, en ik het genoegen hebben, dat hy my om die gunst sterk zal vleien, en ik zo veel te digter nevens hem gaan: nogthans zal ik wel zorg draagen van die gunst niet toe te staan aan zodanige Heeren, die, wanneer zy 'er eene hebben, daar mede, en petit maitre, over straat gaan wandelen, al is geen wolkje aan den Hemel, dat regen dreigt. - Ik hoop nu, dat gy middel zult vinden om myn' Vader van concept te doen veranderen, anders zit ik 'er ellendig toe. Als UE. wél slaagt, blyve ik noch meer dan voorheen
U.E.D.W. Dienaares
Henrietta.
| |
| |
| |
Antwoord.
Spreekt Henrietta in goeden ernst, of boert zy met de Paraplui's. Ik ben 'er niet zeker van. Moet ik het eerste tot myn leedweezen denken, dan trek ik eene lyn met haaren Vader. Zy verschyne zonder dat ornement op de Kermis, en ze zal meer bekyks hebben van alle Kermisgasten, en meer agting ontvangen van verstandigen. Zo lang de Paraplui's alleen dienen om de Coëffures te bewaren, zyn ze niet hoog te agten. En wyl ze niet te pas komen dan by een stillen regen zonder wind, welke 'er niet dikwils in ons Land valt, zyn ze meest onnut, zelfs een ballast, onbekwaam om in regen en wind te gebruiken, waarom men ze voorheen heeft afgeschaft. Wy zullen ze aan de Juffers toelaaten, die een openbaar bewys willen geeven, dat zy eenen Heer, die nevens haar gaat, hartelyk lief hebben; doch ook maar aan deezen alleen.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|