| |
| |
| |
De Denker.
No. 601. Den 4 July 1774.
[Verhandeling over de Inenting der der Kinderziekte.]
(Vervolg van No. 600.)
| |
II. De inenting beschouwd in dat Oogpunt, in welk zy byzonder behoort tot de staatkunde.
31. Vraag. |
1. Welke verlenging van het eigen hurgerlyk leven brengt eene gestelde verlenging van het natuurlyk leven voort? |
----------
| |
II. l'Inoculation considérée eû égard à ce en quoi elle appartient spécialement à la Politique.
31. Problême. |
1. Quelle Prolongation de la Vie civile propre produit une prolongation donnée de la Vie physique. |
| |
| |
32. Vraag. |
2. Welke verlenging van het betrekkelyk burgerlyk leven brengt eene gestelde levensverlenging van het natuurlyk leven voort? |
33. Vraag. |
3. Hoe veel moet het gevaar van een digt op handen zynde dood minder zyn, dan het gevaar van een laateren dood, uit welken hoofde de Overheid billyk haare Onderdaanen verpligten kan, zig aan den eersten bloot te stellen, om den tweeden te vermyden? |
----------
32. Problême. |
2. Quelle Prolongation de la Vie civile relative produit une prolongation donnée de la Vie physique? |
33. Problême. |
3. De combien un danger de mort prochain doit-il être moindre qu'un danger de mort plus étnigné, pour qu'un Souverain puisse équitablement obliger ses Sujets à s'exposer au premier pour éviter le second? |
| |
| |
34. Vraag. |
4 Hoe veel minder moet een onmiddelyk doods geevaar zyn, dan het gevaar eines doods, welke geduurende het geheel leven dreigt; uit welken hoofde de Overheid billyk haare Onderdaanen verpligten kan zig aan een eersten bloot te stellen om den tweeden te vermyden? |
35. Vraag. |
5. Hoe waarschynlyk, en hoedanig moet de verlenging van het burgerlyke eigen en betrekkelyk leven zyn, om tegen het gevaar van het een en ander leven aanstonds uit te blusschen, te kunnen opweegen? |
----------
34. Problême. |
4. De combien un danger de mort immédiat doit-il être moindre qu'un danger de mort répandu sur toute la Vie, pour qu'un Souverain puisse équiblement obliger ses Sujers à is exposer au premier pour éviter le second? |
35. Problême. |
5. Combien doit être probable & quelle doit être la prolongation de la Vie civile propre & rélative pour compenser un risque de reduire d'abord l'une & l'autre à rien? |
| |
| |
36. Vraag. |
6. Heeft de Overheid het regt om eene algemeene onbepaalde Inënting te gebieden? |
37. Vraag. |
7. Indien zy dit regt ten vollen heeft, wat zou zy verpligt zyn te doen, om hetzelve op eene billyke wyze te kunnen oefenen? |
38. Vraag. |
8. Heeft de Overheid het regt om eene algemeene en bepaalde Inënting in te voeren? |
39. Vraag. |
9. Indien zy dit regt al heeft, wat is zy verpligt te doen, op dat het zelve, met billykheid en goeden uitslag in het werk gesteld werde? |
----------
36. Problême. |
6. Un Souverain a-t-il le droit d'ordonner une Inoculation Universelle indistincte? |
37. Problême. |
7. S'il en a rigoureusement le droit, à quoi seroit-il tenu pour pouvoir l'exercer équitablement? |
38. Problême. |
8. Un Souverain a-t-il le droit d'ordonner une Inoculation Universelle distincte? |
39. Problême. |
9. S'il en a le droit, que seroit-il obligé de faire pour l'exercer avec êquité, & avec succès? |
| |
| |
40. Vraag. |
10. In hoe verre kan de waarschynlykheid van het natuurlyk leven haarer Onderdaanen in het vervolg meer volmaakt te doen worden, de Overheid overhaalen, en volmagten, dezelven bloot te stellen aan eenig onmiddelyk doods gevaar? |
41. Vraag. |
11. Welke verlenging van het burgerlyk, eigen en betrekkelyk leven zou waarschynlyk eene algemeene onbepaalde Inënting voortbrengen? |
----------
40. Problême. |
10. Jusqu'où la probabilité de rendre, dans la suite, la vie physique de ses Sujets plus complette peut-elle engager le Souverain, & l'autorise-t-elle à les exposer à un danger immédiat quelconque de mort? |
41. Problême. |
11. Quelle Prolongation de Vie civile propre & relative produiroit probablement une Inoculation Universelle indistincte? |
| |
| |
42. Vraag. |
12. Welke verlenging van het burgerlyk eigen en betrekkelyk leven zou waarschynlyk eene algemeene bepaalde Inënting voortbrengen? |
43. Vraag. |
13. Welke evenredigheid is 'er tusschen de vermeerdering van het burgerlyk leven, voortgebragt door eene byzondere bepaalde Inënting, en het waarschynlyk daar uit spruitende gevaar van het burgerlyk leven der niet Ingeënten te verkorten? |
----------
42. Problême. |
12 Quelle prolongation de Vie civile propre & relative produiroit probablement une Inoculation Universelle distincte? |
43. Problême. |
13. Quelle proportion y a-t-il entre l'augmentation de Vie civile, produite probablement par une Inoculation partiale distincte, & le danger probable, qui en resulte, d'abréger la Vie civile des non-Inoculés? |
| |
| |
44. Vraag. |
14. By gevolg, in hoe verre zou eene byzondere bepaalde Inënting zich moeten uitstrekken, om de voordeelen, die 'er voor het gemeen uit zouden voortkomen, te doen opweegen tegen het nadeel, welk het gemeen 'er van zou ontvangen? |
45. Vraag. |
15. Hebben de Uitwerksels van eene byzondere Inënting invloeds genoeg op het algemeen welzyn, zo dat de Onderdaanen dezelve niet in het werk mogen stellen zonder daar toe oorlof te hebben van hunne Overheid? |
----------
44. Problême. |
14. En conséquence, jusqu'où devroit s'étendre l'Inoculation partiale distincte, pour que les avantages, qui en resulteroient, rélativement au Public, contrebalançassent le préjudice, que le Public en recevroit; |
45. Problême. |
15. Les Effets d'une Inoculation partiale ont-ils assés d'influence sur le Bien - public pour que les Particuliers dûssent ne pouvoir pas l'employer sans une permission du Souverain? |
| |
| |
46. Vraag. |
16. Is niet het Vraagstuk over de Inënting gewigtig genoeg in de Staatkunde, dat de Overheid zich verpligt kan oordeelen om het ten nauwkeurigsten te onderzoeken, en de Wetten daartoe betrekkelyk te maaken? |
----------
46. Problême. |
16. La Question de l'Inoculation n'est-elle pas assés importante en Politique, pour que les Souverains dûssen: l'examiner à fond, & faire des Reglemens rélatifs? |
(Het vervolg en slot hierna.)
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing
|
|