| |
| |
| |
De Denker.
No. 588. Den 4 April 1774.
[Een Verstandig Man in zyne daaden vertoond.]
Cantemus bis terque viros, quos mascula virtus
Humano generi, qui certam ferre salutem
Theocritus.
MYN HEER.
Ik heb beloofd de karacters van twee lieden in myne buurt te schetzen: de helft van de belofte is voldaan; nu schiet 'er nog over myn woord geheel te houden. Een verstandeloozen ydelen mensch vertoond hebbende, moeten we nu het tegenstrydige van een ander Man opgeven. Deeze is een mensch, die ook alles begeert te leeren kennen; doch 't zyn alleen die dingen, die hem eenige nuttigheid kunnen leeren, zonder dat hy anderen daar door te kort doet, verhindert in hunne zaaken, of verdriet baart. Hy ziet
| |
| |
ook wel veel; doch 't blyft meest by zien, om dat hy oordeelt, dat veele dingen hem niet nader aangaan. Althans duizend dingen gebeuren 'er in de buurt, die hy alleen ziet; en dit is voor hem en anderen genoeg. Indien ze hem aangingen, zou het verder gaan dan zien, waarby het nu alleen blyft. Behalven dat, hy verkiest niet verder te gaan in de zaaken van zynen naasten, om dat hy te veel te zien heeft in zich zelven, dan dat hy zich met anderen zou bemoeien, en zich zelven vergeeten. Wanneer hy dan de oogen op zich slaat, is het niet zo zeer om zyne rykdommen te beschouwen; waar om de manier van dezelver bestiering gade te slaan; niet zo zeer om te letten op zyne kragt, als wel om agt te geeven op zyne zwakheid; niet zo zeer om te kennen, als wel om zyne pligten te oefenen. Hy heeft twee oogen; doch men kan niet zeggen, dat dezelven ooit te gelyk uit zyn: het een is altyd thuis, terwyl het ander elders mag zyn om kennis en verstand op te zamelen, en thuis brengen, of te berigten, waar iemand in nood is, die geholpen moet worden. In ledigheid is hy nooit ledig: hy werkt dan veeltyds het yverigst, wanneer hy niets schynt te doen. Komen hem gewigtige zaaken voor, waarin men twyfelagtige stukken vindt; hy agt het gewigt hoog, maar haat de onzekerheid. Vooral in zaaken, die zyn euwig geluk betreffen, oordeelt hy op onwissen grond niet te mogen werken; want het komt hem zeer onveilig voor, te wankelen in zaaken van het hoogste belang. Het beste zoekt hy het eerst, en al zynen arbeid is in zyn oog te vergeefs, wanneer die niet eindigt in gerustheid. In alle zyne zaaken houdt by eene geregelde orde, en geen van allen wordt verzet nog verzuimd. Dus doet hy veel, zelfs dan wanneer hy schynt weinig te doen. Hy dwaalt zelden door ligtgeloovigheid; want door lang- | |
| |
duurige ondervinding geleerd hebbende de bedrieglykheid der waereld te kennen, heeft hy ook geleerd, zich zelven en de waarheid te gelooven, dan de eerste maar alleen zo verre, dat hy door haar misverstand niet kan beschadigd worden. Hy zoekt zyn vermaak nu by vrienden, die hy door zyne lessen en voorbeeld verbetert, door welken hy ook meer verbeterd tragt te worden; dan in eenzaamheid, die hem vermaakelyk en overnuttig is. Hy heeft dan gaarne, dat hy de waereld ziet om uit derzelver dwaasheid wysheid te leeren, doch hy draagt zorg, dat hy in de waereld niet, ten minsten niet veel gezien wordt, en wanneer hy genoodzaakt is voor den dag te komen, zo toont hy uit zyne werken, dat deeze afweezigheid niet uit eenige zwakheid of eigenzinnigheid is geschied, maar om dat hy in dezelve niets nuttigs te doen vondt. In zyne voorneemens blinken geen ongestadige driften uit; ook zyn aan den anderen kant zyne besluiten niet onveranderlyk; maar hangen af van de tyden en gelegenheden, die zich niet willende veranderen, van hem eisschen, dat hy wat inschikke. Men twyfelt, of hy een bekwaamer Leermeester dan een getrouwer Leerling is. Er is geen zo woeste, of ongeschikte plaats, of hy leert 'er iets, en al het geleerde bewaard hebbende is hy door overvloedige opmerkinge genoeg uitgerust om in alle voorvallende gelegenheden den beste raad te kunnen geeven. Laat de tyd uitwisschen de gedagtenis der gebeurde dingen in de voorleedene Eeuwen, en met snelle vaart voortloopen om wat anders aan de tegenwoordige geslagten te vertoonen; hy loopt met denzelven voort, zelfs dikwils voort, maar ook menigmaal agteruit, en dan voor den dag haalende de dingen, die vergeeten waren, en niet vergeeten mogten worden, leert hy met dubbele lessen aan de tegenwoordige Eeuwe, het welk de voorige alleen enkel heeft geleerd, en gezien: wil
| |
| |
hy vervolgens den tyd vooruit loopen, hy kan het toekomende, niet gelyk anderen, alleen gissen, maar byna profeteren: althans zyne kundigheid in de lotgevallen der waereld, verkregen door veele opmerking, doet hem veele dingen vry zeker voor uit zien, en zich daarna schikken, Zet hy zich tot verrigten van zaaken, zyne hartstogten, gelyk de opgezwolle zeilen van een Schip, dryven hem voort, of wilt gy eene andere gelykenis, zy zyn gelyk vaardige dienstknegten, die alle op het bevel wagten om zaaken met yver te gaan uitvoeren. Godsdienst en Reden geeven dezelven last, en dan dringen zy op alle zyne vermogens aan tot eene rustige uitvoering der voorgenoome zaak. Zo weinig zy dan, op zulk een hoog bevel verflaauwen, met felle woede uitspatten, of wederspannigheid vertoonen, rekent hy zich gelukkig zulke dryfveeren van zynen Schepper te hebben ontvangen; zonder dezelven zouden toch de nuttigste onderneemingen of niet begonnen worden, of begonnen zynde ten halven blyven steeken. Zy zetten hem aan, zy dringen hem voort, zy rusten niet, voor dat het werk voltooid is, en hy zelf rusten mag - In alle zyne edele pogingen lydt hy wel eens mislukkingen, wyl men de braafheid zyner oogmerken niet altoos doorgrondt, of uit haat tegen het goede tegenstand biedt; doch dan verliest hy niets, maar de waereld veel. Wanneer hy dan eene goede onderneeming ziet mislukken, getroost hy zich daarmede, dat hy verpligt wordt eene tweede te beginnen: dus baart de eerste kragtelooze poging eene andere, en mislukt die, komt 'er eene derde op de baan, weshalven men moge zeggen, dat hy wel eens voor een korten tyd wordt opgehouden, maar niet gestuit in weldadige verrigtingen. - Hy, is gewoon ontvangen gunsten te weegen, niet willende iets van al dat hem ten goede gedaan wordt,
| |
| |
immermeer vergeeten: dus kent hy altoos het gewigt der weldaaden, en hy wil het alleen kennen, om zyne dankbaarheid daarna in te rigten. Geheel anders gedraagt hy zich omtrent aangedaane verongelykingen; liever wendt hy het oog daarvan af, dan ze in eene goudschaal te weegen, om al het pynlyke, tot het kleinste greintje toe, wel te kennen. Hy toch zoekt weldaaden maar nooit verongelykingen te betaalen. - Indien hy regtvaardige bestraffingen verdiende, gaarne zou hy ze draagen, gelyk zynen Vrienden bekend is; doch onregtvaardige moet hy somtyds agter zynen rug dulden, wat braaf mensch kan ze toch afkeeren! maar al weet hy ze, hy veragt ze, om dat hy overtuigd is die niet te verdienen. - Weetende dat elk mensch een bestierder is van zyne zaaken, en dat die van anderen ook eenen bestierder hebben, weigert hy eene dubbele regering op zich te neemen; deels om dat hy genoeg aan de zyne heeft, deels om dat een ander bekwaamer dan hy is tot het regeeren zyner zaaken. Leeft hy dus in een engen kring, hy doet egter genoeg, en munt in zyne zaaken, anderen ten voorbeelde, treffelyk uit. - Onbeweeglyk staande, midden onder het geklots der waereldgolven, houdt hy zich alleen aan zynen pligt, en schynt voorts niet te hooren of te zien, wat buiten hem omgaat, en hem niet betreft. Deeze kalmte geeft hem veel voordeels: hier door verrigt hy zyne zaaken met veel bedaardheid en bederft ze niet door overyling, waardoor hy weet, dat de meeste zaaken anders bedorven worden. - Deeze kennis van dingen, die hy in de waereld verkreegen heeft, heeft hem zeer veel gekost, en daarom bewaart hy ze zeer zorgvuldig: doch hoe groote moeite het verkrygen en bewaaren hem gekost moge hebben, hoe hoog haare waardy moge zyn, hy is 'er egter niet gierig mede, gelyk anders veele menschen, byzonder
| |
| |
veele Geleerden met hunne kennis zyn: hy agt, dat al zyn weetenschap van geen waardy is, indien een ander 'er ook niets van trekt; des geniet hy voor zich zelven eerst het vermaak en het voordeel van de weetenschap, en dan laat hy het zelfde nut en genoegen daarvan aan anderen over. - Hy gelooft egter niet, dat hy reeds volleerd is; hierom tragt hy de reeds verzamelde kennis dagelyks te vermeerderen met het geen hy ziet, hoort, en leest; drie ryke bronnen, welke zynen schat van kennis uitneemend vergrooten. - Zo dra hy iets nieuws ontdekt, of eene reeds gekende waarheid in een duidelyker licht beschouwt, verheugt zy zich ongemeen over zynen vond, en dien zorgvuldig bewaarende, deeldt hy denzelven in de eerste zamenspraak, die hy met een ander houdt, zo het te pas komt, mede, en anders zoeke hy 'er gelegenheid toe; zo gaarne ziet hy een ander wys, en verlicht. Dus leert hy anderen zonder dat het hun moeite kost, en zyne levendige stem, bestierd door een klaar oordeel, dat alles wel weet voor te stellen, treft door eene kragtige uitdrukking.
Men begrypt ligtelyk, dat deeze voortreffelyke Man, 't tegengestelde van 't voorig geschetst karacter, een sieraad van onze buurt is, een orakel van ons allen. Hy is onze algemeene Vriend, dien men in alle verlegenheden niet nalaat raad te plegen. Hier by ervaaren in veele Wetten van ons Vaderland, byzonder in allen, die door onze Stads Overheden gegeeven zyn, welken hy alleen zich eigen gemaakt heeft om zyne buuren des te meer nut te kunnen doen, heeft hy het genoegen en zy het voordeel, dat ze niet alleen door onweetenheid niet misdoen tegen de Stads-Keuren, maar ook in verscheiden duistere gevallen, die zy met andere stedegenooten krygen, weeten, wat ze hebben te doen of te laaten. Dus is hy onze algemeene Ad- | |
| |
vocaat, en zelden behoeft men anderen in een stuk raad te vraagen. Komt 'er een geval voor, dat van veel belang en byzondere duisternis is, waarin hy zyn gevoelen wantrouwt; hy zal, ten zynen kosten, eenen der beste Rechtsgeleerden veel eer heimelyk raadplegen, dan iemand onzer in het gevaar stellen van zich in te laaten in een twistgeding, dat zekerlyk verlooren moet worden. Dit weeten wy allen, maar hy wil het nooit weeten, om dat de belangeloosheid by hem zo groot is als zyne kennis. Hier door heeft hy, geld uit geevende voor Adviesen, zo veel meer liefde van ons allen gewonnen, zo dat wy, hem voor onzen Vader houdende, met eene kinderlyke liefde hem aankleeven, en al wat we hebben, ten zynen dienste gaarne zouden opofferen, wanneer hy maar daarvan een teken gaf. Dit vraagbaken van onze buurt wordt, uit loutere agting, eenmaal 's jaars, plegtig ten eeten gevraagd van ons alleen, want meer wil hy voor zyne diensten niet hebben; en wanneer hy dus de rondte doet aan de tafels der geheele buurt, is het by ons zo veel als Kermis. Elk ontvangt hem met een byzondere hoogagting aan den maaltyd, waarop, volgens het gemaakte beding, niet meer dan ééne schotel meer mag staan dan naar gewoonte, ten teken, dat hy geen overdaad begeert, maar ook ons het genoegen wil geeven, dat we, door dit gering bewys toonen eenen gast van hooge agtinge aan onze tafel te hebben. Andere buuren worden met hem dan te gelyk verzogt, want, dewyl men door zyne oplettendheid, nooit van twisten onder ons hoort, haalen deeze gulle maaltyden niet alleen den band der liefde naauwer toe, maar wy proeven dan ook te sterker het genoeglyke van onzen vreedzaamen staat. Gelukkig zamen woonende Burgers, die dus door den wyzen
| |
| |
worden voorgelicht en geleid! Gelukkig de verstandigen, die dus hunne gaaven aanleggen! Wisten allen ons geluk, men zou onze buurt door aantimmeren van huizen vergrooten: doch het waar geluk blyft veel ongezogt, om dat veelen het niet willen kennen.
In hoope UE. met deeze twee brieven voldaan te hebben,
blyve ik
U E. Dienaar
B... S....
Leiden den 19 Maart 1774.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thierry, Leiden P.v.d. Eik en D. Vygh, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing
|
|