| |
| |
| |
De Denker.
No. 362. Den 4 December 1769.
[Copy van een' Brief, geschreeven door Hans.... aan Jan .... te Osnabrug, over een hevig geschil, tusschen de Smit, de Wagenaar en een' Tabakverkooper, van een voornaam Visschersdorp, onlangs in het zelve voorgevallen.]
Non armis mihi Volcani, non mille carinis
Virgilius.
| |
Copy van eenen Brief, geschreeven door Hans... aan Jan ... te Osnabrug.
Ik laat u weeten, dat ik nog gezond ben, en als het anders was, het zou my van harten leed zyn. Ik hoop, dat gy ook nog gezond zyt, en met onzen Frederich en Mie welvaart. Gy zult wel nieuwsgierig zyn om te weeten, hoe het my in Zeeland al vergaat, en wat nieuws 'er al voorvalt, en dat wil ik u ook wel schryven. Door Jochem hebt gy my laaten zeggen, dat gy iets wilde weeten van eenen oorlog, die hier zou ontstaan zyn in een groot Visschers Dorp, om dat gy bang waart dat ik 'er door lyden zou, en die oorlog zich verder zou uitbreiden dan die van Polen, en dat ik dan maar zou thuis komen; want dat ik anders ligtelyk 'er in gemengd zou worden, en door eens anders rusie in gevaar raaken.
Maar Jan! geloof my, hier is nu geen oorlog, en zal 'er ook niet gereed komen. Onze Jochem heeft u maar bang gemaakt, en verteld, zo schryft gy my van Oorlogs-Declarations, die in de Couranten gestaan, en aan de huizen der Boekverkopers te koop hebben gehan- | |
| |
gen; maar 'er is geen nood by: men zegt, dat de vreede al getroffen, en geen kwaad meer te vreezen is. Ook verneem ik zulke Oorlogs-Declarations niet meer in de Couranten, of aan de huizen der Boekverkopers, en heb ook al veele Mannefesten, of hoe noemt men het? op de Middelburgsche Sluizen zien leggen, het welk hier altoos een vast teken is van eenen geeindigden oorlog. Gy moet toch weeten Jan! dat alle Geschriften over oorlog en vreede hier daalen op zekere tyden. Als een oorlog begint, zyn zulke papieren alleen in de handen van menschen, die den oorlog van verre aankyken en beslissen, wie gelyk of ongelyk heeft, al raakt het hun zo weinig als my, of een nieuwe Koning den Poolschen throon beklimmen zal: doch wanneer 'er eenige schermutselingen voorgevallen zyn, en de partyen den twist moede worden, worden de Leezers van die Mannefesten dezelve ook moede, en wy, die van een minder soort zyn, krygen dan ook eene beurt, en kunnen die Papieren dan ook gaan leezen.
Op zekeren morgen, dat ik uit het huis van mynen Slaapbaas kwam om naar myn werk te gaan, zag ik al twee of drie van die Papieren op eene Sluis te koop liggen, en ik dagt, ha! dat is my een goed teken; de oorlog loopt ten einde, of de vreede is al gemaakt. Ik wagte toen nog eenige dagen, en huurde toen zo veele van die Papieren, als ik in mynen ransel steeken kon, voor twee Stubers, om in ééne week te leezen. Maar Jan! ik dagt, toen ik ze had ingezien, hadt ik myne Stubers maar wederom; want ik vond, dat de kool de sop niet waard was. De geheele rusie was gesprooten in een groot Visschers Dorp over eenen wagen, waar op een nieuwe Heer die men daar naar 's Lands wyze zou inhaalen, ryden zou: doch ik hoop, dat hy daar nooit wederom zal koomen, want dan zal het misschien nog verder loopen, als het nu gegaan is; niet door den Heer, want zy zeggen, dat hy een goed en vriendelyk Heer is, maar door de geenen, die de vreugde-preparations voor hem moeten maaken. Maar laat ik u meest zeggen van het geen ik geleezen heb, waar uit het verschil is voortgekoomen.
De nieuwe Heer zou in dat groote Visschers Dorp door alle de Visschers worden ingehaald op den wagen
| |
| |
van den Schout, de fraaiste, die daar was te vinden; toen men dien zou toestellen en opsieren, vondt men 'er iets aan gebrooken, waarom hy vermaakt werdt, zo als het behoorde. De Schout den vermaakten wagen daar op ziende, vraagde den Wagenaar, (zo als men in Osnabrug spreekt, doch de Hollander noemt hem Voerman of Koetsier) wie den wagen zo hadt laaten vermaaken? Dat heb ik zo by den Rademaker besteld, ter eere van onzen genadigen Heer, dien wy haast zullen inhaalen, zeide de Wagenaar, en het is, dunkt my, voorwaar gantsch wel gedaan: ja antwoorde de Heer Schout, dat is het ook, en ik ben blyde, dat hy nu gereed is.
Maar hoor nu eens Jan! wat hier over is gebeurd. De Smit van het Dorp was 'er ook aan te pas gekoomen, en hadt 'er onder aan een yzer geslagen, 't welk de Rademaaker aan den Wagenaar niet hadt gezegd, noch deeze gezien; en is daar op zo vernynd boos geworden, dat een ander alleen de eere kreeg van den wel vermaakten wagen, daar hy 'er ook deel aan hadt, dat hy den Wagenaar heeft gaan beschuldigen by den Heer Schout van eenen dommen vlegel te zyn, en dat hem en den Rademaaker alleen de eer toekwam van dat werk.
De Heer Schout, die een hupsch Man is, en my, als 'er des Somers in de Stad niet veel te winnen is, aanneemt om op zyne Hofstede gras te maaien, en waarhaftig wel betaald, lagchte, dat hy zynen buik moest vast houden over zulke zwaare klagten, die de Smit hem over die bagatelle kwam doen, en zogt hem af te zetten: maar deeze wilde niet luisteren, zeggende, dat hy hem met een stuk kryt op zyn ambeeld de geleede schande zo net zou uitrekenen, als onze Hooggeleerde Heeren te Osnabrug uit kunnen tellen, hoe veele Koey-Staarten 'er nodig zyn om tot de Maan te koomen. Nog meer bragt hy voort; doch alles kan ik u niet schryven. De Schout, geen rusie voor of na de aanstaande blydschap willende dulden in zyn Dorp, zeide met groot gezag: bedaar, Heer Smit, alles zullen wy schikken, en gy zult uwe eere hebben! maar nu moeten wy op wat anders denken.
Maar geloof je Jan! dat de Historie daar mede uit was. Slapperment neen. De grootste rusie is daar na in het Dorp ontstaan, toen de Genaadige nieuwe Heer,
| |
| |
met groote staatste ingehaald, vertrokken was, en alle Visschers reden hadden van wel te vreede te zyn, vooral de Smit, die 'er geld aan verdiend hadt.
Sommigen, gelyk het overal zo toegaat, hebben toen de party van den Smit, en anderen van den Wagenaar getrokken, en veele samenrottingen gemaakt. De laatste dit verneemende, zou 'er met de lange zweep onder gestagen hebben, en dan zouden zy allen zo schielyk zyn verstooven, als veêren voor den wind; maar zvn Vriend, de Heer Schout, wilde dat niet hebben. Onze Smit, (Vulcaan, zegt de Duitscher) smeedde toen allerleie ontwerpen, en maakte toen op den grond van zyn zwart Smits -huis Loopgraaven, Contrescarpen, Bateljon quarre's, en ik weet niet wat al, om te overleggen, hoe hy zyne party best zou beoorlogen. Zyne Vrienden dit verneemende, zyn naar hem toegegaan, en hebben hem den oorlog afgeraaden; doch hy werdt daar over zo boos, dat hy, was 'er de Heer Schout niet by geval voorbygekomen, met zynen Voorhamer onder hen zou gesmeeten hebben, als malle Jan onder de Hoenderen.
Zo veel heb ik 'er van geleezen; maar toen verdriet 'er in krygende, heb ik alle die Papieren aan mynen Verhuurder op de Sluis van deeze Stad wederom gebragt. Myn Slaapbaas, met wien ik dikwils praatte, heeft my, hier over, daarna met hem spreekende, nog iets verteld, dat ik in de papieren niet heb geleezen, hoewel het 'er wel kan instaan. Hans, zeide hy, gy zyt niet agter het fyne van de zaak. De Wagenaar staat in dat Dorp bekend voor een' hupschen Kaerel, ook is de Smit van geen' kwaaden inborst; want nooit te vooren hebben wy iets tot zyn nadeel gehoord: doch de ongelukkige Man is opgestookt door den Schoolmeester van het Visschers Dorp, die, behalven dat een Tabaksverkooper is, en sedert lang op den Wagenaar gebeeten, om dat hy hem geen Clandisie gaf, doch een goede Vriend om die reden van den Smit, welke dan ook ter vergeldinge verkrygt, en gewoon is deszelfs Tabaksvaten met yzere hoepels te beslaan. Deeze Schoolmeester, sedert lang gewoon in zyn school den baas te speelen, heeft dan ook den laatsten tegen den eersten opgeruid. My staat voor, dat zulks geschied is op eenen tyd, dat zyne herssenen door het openslaan en ontpakken van een vat Krul-Tabak, extra geurig en kragtig, te zeer geraakt waren;
| |
| |
ofschoon myn Buurman zulks tegenspreekt en deeze reden 'er van geeft, dat hy, een vaers willende maaken, drie dagen hadt zitten peinzen om twee woorden te vinden, die op Comoedie en Loge moesten rymen, en die niet kunnende vinden, zo kwaad is geworden, dat hy, zich niet kunnende wreeken aan zyne stompe herssenen, besloot, den eersten zyner vyanden (hy heeft 'er veelen) die hy zou ontmoeten, aan te zullen randen. Op dat oogenblik kwam de Smit in deszelfs Winkel, en klaagde over de schande, hem door den Wagenaar aangedaan, waarop hy, dit hoorende, zo opstoof, dat hy by Apollo en de negen Musen zwoer, den hoon, zynen klant Smit aangedaan, te zullen wreeken, en eene duig van een opengeslaagen Tabaks-vat grypende, en daar mede in de lucht schermende, dreigde hy den Wagenaar met al deszelfs grooten en achtbaaren aanhang, zo klein als Warmoes te zullen kappen: Ook maakte hy, of wilde makken, dit wist men niet regt, eene Tekening met eene Tabaks-steel in 't Tabaks gruis op zyne winkelbank, hoe hy zynen Vriend dagt by te staan. Myn Buurman zegt, dat Apollo, die vaak raazende Poëten maakt, kwaadaartig, dat de Wagenaar de Historie van het Visschers Dorp in prosa hadt durven beschryven, besloot den Tabaksverkooper, die dit veel beeter in vaerzen zou gedaan hebben, te helpen, en hem daarom deeze volgende regelen ingaf, om de Visschers aan den oorlog te helpen: dus zong die Tabaksverkooper de alarmkreet
Oorlof jonk en oud, wilt verstaan,
Hoe men den oorlog best zal aangaan:
Help Visschers, help Klanten, help den Smit,
Of ik zal u doen, dan dat dan dit.
Wilt ons bystaan zonder treuren,
Op dat gy niet komt in groote douleuren.
Pots douzend, Hans! zo veel is 'er om gegaan. De Smit werdt door dit opstooken gaande, en sedert zyn 'er veele uitdaagingen voorgevallen, zo dat wy niet anders, dan eenen bloedigen oorlog verwagt hebben, te meer, om dat eenig Heeren uit eene nabuurige Stad, die zo wel met de pen kunnen omgaan, als wy met de Zeissen, aan het opstellen van die uitdagingen en Mannefesten gear- | |
| |
beid, en daar door zo veel geld gewonnen hebben, dat zy wel eenen geheelen winter, zo pragtig als by ons de genadige Heeren, 'er van kunnen leeven, zonder dat zy zelven, voor hunne portion, deel aan de rusie hebben gehad, of zelfs eens hebben willen neemen.
Ondertusschen is my nog van eenen anderen Slaap-Baas gezegd, dat de zaak al verder zou gegaan zyn; doch dat een zeker Reder, voor wiens Schepen de Smit werkt, en aan wien de Schoolmeester Tabak verkoopt, hun gewaarschouwd heeft van koes te zyn, op dat zy anders hem en andere Klanten zouden verliezen, en van den Schout, want de een werkt voor het Dorp en de ander levert Tabak aan de Schepenen, bedankt zouden worden.
Nog zeggen sommigen, dat de genadige Heer, die voor 't eerst 'er is ingehaald, naderhand vernoomen hebbende, wat twist 'er over den Wagen is voorgevallen, zeer boos is geworden, dat, daar nergens moeilykheden by zyne komst voorgevallen zyn, juist zulke vyandschappen zyn gereezen, en wel na zyn vertrek, op eene plaats, waar hy ze en duizend met hem niet zouden verwagt hebben, en waar over alle nabuurige Dorpen, die doorgaans dat groote Visschers Dorp, uit hoofde, dat het door de Zee zo wel vaart, nydig zyn, thans den mond vol hebben, en in hun vuistje lagchen.
Wat ben ik bly, Jan! dat ik 'er niet ben tegenwoordig geweest, toen dit voorviel, want ik zou selderment al mede gevogten hebben in het honderd, dat het raasde. Ik kyk niet ligt ledig toe, daar slagen vallen uit te deelen, en ben niet bang, wyl ik wel een vuistpartytje bemin, voor eenen Smits voorhamer of de duigen van een Tahakston: doch het is beeter, dat het niet is geschied; laaten andere malle Hollanders vegten over het yzer aan eenen wagen, de Osnabruggers moeten hunne eer bewaaren.
My dunkt, Jan! dat gy by myn zoolen den draak steekt, dat 'er zo veel is te doen geweest over eene zo geringe zaak; maar steek den gek niet met volk van dat soort. Wat zouden zy Kampen met Bekendmakingen in de Couranten, in plaats van met kruid en loot te vegten, als de Russen tegen hen kwaamen? Gy, Jan! zoudt niet ligt schreeuwen of vegten, al gaf men u zo veele
| |
| |
scheldwoorden, als 'er nagels in een Jaar door eenen Smit kunnen gemaakt, of aan een Comoedie-Huis verslaagen worden, en alleen zeggen: die scheldt, is de gek zelf: maar menschen van aart, gelyk deezen vegten niet, zegt onze beroemde en geleerde Slenderhenke; doch schreeuwen alleen door papieren alle man by een, als men hem weigert eene ingebeelde eer te geeven; zy hebben geen moed tot vegten, en hun bloed schynt alleen zo heet te zyn, als het yzer dat zy smeeden, of de krul-Tabak die zy kaauwen op de tong, doch het is niet min dan heet.
Nu dunkt my, heb ik U genoeg geschreeven, en zou U dit wel eerder hebben geschreeven, want het is al voor eenigen tyd gebeurt; maar ik heb liever willen wagten om te zien, of de rust in dat groote Visschers Dorp zou blyven duuren; want men maakt hier wel schielyk vreede, maar ook zo schielyk oorlog, en dage ik, misschien zal 'er binnen korten tyd wel wederom wat anders voorvallen.
Pour le rest, zegt de Franschman, moet ik 'er nog by doen, dat de Knegt van den Heer, die naast mynen Slaap-baas woont, my gisteren avond heeft verteld, dat de Boekverkoopers met het drukken der Uitdagingen en Mannefesten zo veel gelds gewonnen hebben, dat zy 'er geen honderd duizend Slenderhenkes voor zouden willen drukken, en nu zelfs eene groote premie beloofd hebben aan die geenen, welke hun de eerste tyding brengt, dat de Genadige Heer wederom het groote Visschers Dorp zal komen bezoeken, in hoope, dat 'er dan wederom een nieuwe oorlog zal ontstaan, of door Apollo en zynen aanhang aangehitst worden. Gemelde Knegt heeft voor zynen Heer moeten opkoopen al wat 'er gedrukt is van dien twist, waar uit, zegt hy, zyn Heer veel kan leeren, en my beloofd, zyns Heers Studeerkamer eens te zullen laaten zien, als hy uit is; waar, onder andere Boeken, in Fransche Banden gebonden, alle deeze Papieren ook staan, en wel, gelyk hy zegt, onder die Schriften, die over de Schouwburgen, Comoedien, en Loges handelen: doch waarom zyn Heer die aldaar plaats hadt gegeeven, wist hy my niet te zeggen: Hy voor zich, (want het schynt, dat de Knegt ook geleerd is en Latyn verstaat) zou ze by de Nugae Venales zetten, en
| |
| |
'er boven op schryven: Bella nullos habitura triumphos, wat dit wil zeggen, weet ik niet. Ook, voegde hy 'er by, hadt zyn Heer voor eenige weeken zyn Testament gemaakt, en daar in alle deeze kostbaare Geschriften besprooken aan een buitenlandsche Koninglyke Academie, waar ze na zynen dood bewaard, en om niet weg te loopen, aan Kettingen gelegd zullen worden. Dit doedt my besluiten, dat 'er meer pit in moet zitten, dan iemand denkt. Ik zal daarom, als ik wederom een van die Papieren op een Sluis te koop zie liggen, en voor een klein Stubertje krygen kan, het zelve koopen en met Michiel, die haast van hier vertrekt, u zenden, om in de lange winteravonden aan den haart uwe Vrouw en Kinderen wat uit voor te lezen of aan onzen Pastoor tot een present te schenken, die 'er misschien nog een stigtelyk Sermoen uit zal knnnen haalen, als hy over den Vreede en de Comoedien moet preeken. Nu, Jan! houdt u wel, zeg Frederich en Mie alles goeds van my. Ik ben uwen genegen Serviteur
HANS ...
MIDDELBURG den 24 October 1769.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage J. Thieby, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|