De Denker. Deel 7 (1769)
(1770)– [tijdschrift] Denker, De– AuteursrechtvrijDe Denker. Deel 7. De erven van F. Houttuyn, Amsterdam 1770
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1207 D 13
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het zevende deel van De Denker, met de nummers 314 tot 365 (januari tot december 1769), uitgegeven in 1770.
redactionele ingrepen
p. 136: het foutieve paginanummer ‘316’ verbeterd in ‘136’.
p. 137: het foutieve paginanummer ‘317’ verbeterd in ‘137’.
p. 368: het foutieve paginanummer ‘386’ verbeterd in ‘368’.
p. 369: het foutieve paginanummer ‘387’ verbeterd in ‘369’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (fol. *1v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
DE DENKER.
ZEVENDE DEEL.
TE AMSTELDAM, By de Erven van F. HOUTTUYN.
MDCCLXX.
[fol. *2r]
KORTE INHOUD DER VERTOOGEN VAN HET ZEVENDE DEEL.
No. 314. | De Denker verdedigt zich tegen Sommigen zyner Leezers, die gaarne zouden hebben, dat hy wat minder ernstig was, van Godsdienstige zaaken zo veel niet in zyne Schriften mengde, en zich minder sterk over sommige zaaken en persoonen uitdrukte, dan in de laatste beide jaaren van hem is geschied; en geeft reden, waarom hy dus denkt vorttegaan. | Bladz. 1 |
315. | Der menschen dwaasheid, in hunne wenschen en gebeden, ten toon gesteld. | 9 |
316. | Het gedrag der Kat, in 't Likken van den Kandelaar, geregtvaerdigd, en ter navolging aangepreezen. | 17 |
317. | Wat de Vrouwtjes, in 't geeven van Getuigenis wegens Dienstboden, hebben in agt te neemen; en hoe de Heeren en Vrouwen zich jegens dezelven hebben te gedraagen. | 25 |
318. | Eene al te groote verbeelding van zichzelven, en zyne bekwaamheden, bezielt de meeste menschen. | 33 |
319. | De Gierigheid gegispt. | 41 |
[fol. *2v]
No. 320. | Aanspraak aan Nederland, ter Gelegenheid van den aanstaanden Dank-Vast-en Bededag. | Bladz. 49 |
321. | Hoe men zyn Geld, voor de behoeftigen geschikt, op de nuttigste wyze, hebbe uittedeelen. | 57 |
322. | Brief van Pericles aan Eubates; Digtstukje. | 65 |
323. | Brief van Brevis aan den Denker, waar in by eenige Schetzen tot eene Proeve opgeeft, over sommige onderwerpen, die by voorheeft uittewerken. | 73 |
324. | Deugd en Kundigheden hebben zelden hunne beloning op deeze waereld. | 81 |
325. | Eenige uitmuntende Lessen en Gezegdens, wegens de Godheid en Geweetensvryheid: uit den Belisarius, van den Heer Marmontel. | 89 |
326. | Elk is wys in zyne eigene oogen; niemand gelooft, dat hy een Gek of Zotskap is. | 97 |
327. | Aanstraak aan Nederland, ter gelegenheid van de Verlossing van Haare Koningl. Hoogheid, Mevrouw de Princesse, van eenen dooden Prins. | 105 |
328. | De verbeelding, of waan, dat men, deugdzaam zynde, geen gevaar loope, van te vallen, de oorzaak van zorgeloosheid, by veelen. | 113 |
329. | Het onderscheid tusschen Wysheid, Verstand, en Weetenschap. | 121 |
[fol. *3r]
No. 330. | De Reden van de vermindering en 't verval der Inwoonders, van sommige onzer Binnensteden, nagespoord. | Bladz. 129 |
331. | Weinige menschen zyn onvergenoegd. | 137 |
332, 333, 334. | De uiterlyke of openbaare Godsdienst, als een zedelyke pligt beschouwd, overwoogen, en aangedrongen. | 145, 153, 161 |
335. | De dwaasheid der zulken vertoond, die Concerten, &c. bywoonen, terwyl zy van de Muzyk &c. geene kennis hebben. | 169 |
336. | Brieven van Ligthart, en van twee Ongenoemden, over No. 332-334, met de antwoorden van den Denker, ter verdediging van zyn gevoelen, wegens den uiterlyken Godsdienst. | 177 |
337. | Onderscheid tusschen Menschheid en Menschelykheid; en hoe deeze laatste te verkrygenis, en somtyds verkreegen wordt; door voorbeelden opgehelderd. | 185 |
338, 339. | Vyf Brieven: van Pio-Philus. Schipper Jan, Galenides, S***, en van K*** aan den Denker, over No. 332-334, wegens onze zedelyke verpligting tot den uiterlyken Godsdienst, met de Antwoorden op dezelven, ter verdediging van des Denkers gevoelen over dat punt. | 193, 201 |
340. | Brief van O.L. een oud Man, over het Ongeluk zyns Zoons, veroorzaakt, door 's Vaders eigen verzuim, van hem in zyne jeugd, niet genoeg de menschen te hebben leeren kennen. | 209 |
[fol. *3v]
No. 341. | Dat de Verzoekingen ten kwaade de menschen niet noedzaaken, om kwaad te zyn; maar aanspooringen en gelegenheden zyn tot deugd, in deezen tegenwoordigen staat van beproeving aangetoond, ter beschaaming der Bedillers van de Goddelyke Voorzienigheid. | Bladz. 217 |
342. | Menschen, die door hunne eigene Verkeerdheid, elendig zyn, verdienen daarom niet van de hulp en ondersteuning van anderen versteeken te zyn. | 225 |
343, 344. | Onderzoek of de menschen in eenen geciviliseerden staat gelukkiger zyn, dan in den staat der Natuure, zonder door andere Kunsten en Weetenschappen, dan die de Natuur hun noodzaakelyk opgeeft, gesleepen te zyn. - Met een' Brief, betrekkelyk tot No. 339. | 233, 241 |
345. | Bedenkingen over het voorgeeven, of het getal der Deïsten en Vrygeesten zo groot in ons Land wel is, als men gemeenlyks geloost. | 249 |
346, 347. | Verhandeling over den zogenoemden Natuurstaat, of Algemeene Kenmerken der menschelyke Natuur. | 257, 265 |
348. | Pascal Paoli aan zyne Landsgenooten; Digtstukje. | 273 |
349, 350, 351. | Dat men verpligt is belydenis van den Godsdienst te doen; zich by die Gezindte te vervoegen, wier karakteriseerende begrippen men toe stemt; dat niemand by eene andere zich mag vervoegen, op welke wyze, en onder welke voorwaarden ook; en, geduurende |
[fol. *4r]
zyn Lidmaatschap by dezelve, veranderende, dezelve moet verlaaten; enz. ter gelegenheid van het voorgevallene met Dr. Pereboom. | Bladz. 281, 289, 297. | |
No. 352, 353. | De Huizelyke Vreede in 't algemeen, en inzonderheid die der Echtgenooten, aangepreezen. | 305, 313 |
354. | Aanspraak aan Nederland, by gelegenheid, dat de beroemde Veldheer der Korsen, Pascal Paoli eenigen tyd, op zyne reis naar Engeland, in Holland zich ophield. | 321 |
355. | Grietje Staartster over de Komeet. | 329 |
356. | Lofrede voor de Kermissen, in onze voornaamste Steden. | 337 |
357. | Een Jongeling door een' zyner Oomen byna bedorven, doch door een tweeden nog bewaard; en een ander door wel op te passen, in Oostindië, te regt gekoomen. | 345 |
358. | Zedelyke en ernstige Overdenkingen over de sterfte van het Rundvee. | 353 |
359. | Ootmoedig Smeek- en Verdedigschrift aan den Denker, ontworpen in eene Vergadering van Bedelaars, gehouden binnen de Stad ..... den 2 October 1769. | 361 |
360. | Antwoord van den Denker op het Smeek- en Verdedigschrift der Bedelaars, van den 2 October 1769. | 369 |
361. | Over de Oorzaaken van het Spotten met den Kristelyken Godsdienst. | 377 |
362. | Copy van een' Brief, geschreeven door Hans.... aan Jan .... te Osnabrug, over een hevig |
[fol. *4v]
geschil, tusschen de Smit, de Wagenaar en een' Tabakverkooper, van een voornaam Visschersdorp, onlangs in het zelve voorgevallen. | 385 | |
363. | Onderzoek waarom de menschen in 't algemeen zo zeer geneigd zyn, te verneemen, wat anderen over hun denken en van hun zeggen. | 393 |
364. | De Vryheid der Drukpers verdedigd; en hoe het Ongeloof best uitterooien. | 401 |
365. | Lofrede, over het groot getal der degelyke menschen, die, niet tegenstaande zo groote verbastering, nog in ons Land gevonden worden. | 409 |