| |
| |
| |
De Denker.
No. 360. Den 20 November 1769.
[Antwoord van den Denker op het Smeek- en Verdedigschrift der Bedelaars, van den 2 October 1769.]
Causa patrocinio non bona pejor erit.
Ovidius.
Antwoord van den Denker op het Smeek- en Verdedigschrift der Bedelaars, van den 2 October 1769.
Het Smeek- en Verdedigschrift, den 2 October 1769, in Uwe Vergadering ontworpen, en daar op aan my gezonden, heb ik wel ontvangen. Gelyk het my toeschynt, is het door eenen van Uwe Advocaaten, op dat ik dit ter zyner onderrigtinge vooraf aanmerke, niet zonder merktekenen van Geleerdheid opgesteld; want woorden, uit eene vreemde taal ontleend, te gebruiken, wanneer men goede Nederduitsche zou kunnen bezigen, is thans by veelen een merkteken van Geleerdheid, en schynt met opzet te geschieden, om Requesten voor on- | |
| |
ze goede Nederlanders, die geen Latyn of Fransch magtig zyn, onverstaanbaar te maaken, en by onkundigen voor geleerd te doen doorgaan: schoon anderen dit hebben aangemerkt als een heimelyk verwyt, welk men aan onze Taal, over haare armoede in woorden, doet; doch zonder 't minste regt, alzo zy niet minder dan arm is, en waarlyk voorraads genoeg van allerleie woorden heeft, om zich by alle gelegenheden wel en behoorlyk uit te kunnen drukken.
Ik moet daarom ook zeggen, dat het veelen van myne Leezeren min gesmaakt heeft in een Bedelaars-Smeeken Verdedigschrift zulke bewoordingen te vinden, die alleenlyk een sieraad zyn in Pleidooien, welke onze jonge Advocaaten voor de Balie doen, of alleen gebruikt worden, wanneer Regtsgeleerden van laageren rang Requesten opstellen, 't zy voor eenen afgesleten knegt van eene Trekschuit, die het zingen van Liederen geleerd hebbende van de jagers, welke knaapen in het opdeunen van straat-gezangen doorgaans vry ervaren zyn, by eenen Heer van een Dorp aanzoek doet, om tot het openstaande Schoolmeesters- en Voorzangers-Ampt bevorderd te worden; 't zy voor een' jongen kwant, die gaarn als Postillon zou willen dienen; of voor eene aardige Deern, die tot Tuin-wiedster by Mevrouw begeert verheven te worden.
Ik hoore van ter zyde, dat de oude Advocaaten zo misnoegd zyn over de vryheid, die Gyl genoomen hebt in het gebruiken hunner woorden, die zy alleen in pagt bezitten, dat zy eene byeenkomst belegd hebben, om te beraamen, hoe men deezen hoon best zal wreeken; want schoon sommigen, door de Liefhebbers onzer Taale en Dichters aangezet, onder de hand woelen om op de afschaffing derzelven aan te dringen, ik denke niet, dat zy zal doorgaan. Ik raade UL. dan, dat Gyl. u tot my wederom in geschrifte vervoegende, alle Bastaard-woorden agterlaat, wyl het altoos aan Uwe zaak nadeel zal doen, de gemelde Heeren door eene ongeoorloofde vryheid te sarren.
Dit vooraf ter waarschouwinge gezegd hebbende,
| |
| |
moet ik UL. betuigen geenen kleinen hoogmoed gevoeld te hebben, dat gy in uwen bedrukten staat myne hulp hebt verzogt. Ik ben 'er zelfs zo zeer mede ingenoomen geweest, dat ik aanstonds myn gewoon werk uit de hand gesmeeten hebbende, myn Starreboek opgeslagen heb, om te zien, welke Planeet op den 2. October 1769 heeft geregeerd, en of waarlyk de laatste Komeet den val van uw Genootschap hebbe voorspeld; waar op ik tot myne en uwe blydschap heb bevonden, dat 'er toen eene goede Planeet heeft gescheenen, en de Staartstar niet uwen ondergang heeft voorzegd, maar wel dien van het tegenwoordige Kapzel der Dames, 't welk staat uitgeroeid te worden, om plaats te maaken voor een ander, het welk de Russen van de fraaie gevangene Turksche Mevrouwen te Choczim hebben afgekeeken. Dit groote nieuws dat in ons Vaderland nog onbekend is, mag ik wel lyden, dat gy in Uwe Stad aan de Dames verteld, doch niet ten zy u een dubbeltje worde gegeeven (deeze prys stelle ik 'er op) tot verzoeting van uwe tegenwoordige smerten.
UL. dan door deeze ontdekking gerust gesteld hebbende, moet ik U berigten, dat ik best gedagt hebbe Uw Smeek- en Verdedigschrift in het licht te geeven, wel overtuigd zynde, dat het zelve verre van U eenig kwaad te doen, zeer veel goeds in Uwe zaak zal uitwerken, om de volgende redenen.
Gyl. hebt sommige verkeerdheden, die waarlyk in UL. Genoodschap worden gevonden, openhartig beleden. Zulks bemint men nog in ons Land, hoewel de veinzery en bedekking der schande sterk naar de overhand dinge. Ik meene te weeten, dat eenigen ten minsten, UL hier op eene volle vergiffenis zullen schenken Alle Genootschappen hebben trouwens gebreeken, het een min, het ander meer, die niet aanstonds maar door den tyd verbeterd worden. Gyl. moet 'er U nogthans met kragt op toe leggen, en zulks zal best uwen ondergang voorkomen: jammer toch zou het zyn, dat derge- | |
| |
lyke feilen in het oud beroemd Bedelaars - Genootschap zouden overblyven.
Verscheidene beschuldigingen, die men in de daad tegen UL. heeft ingebragt, hebt Gyl. verwonderlyk schoon opgelost, 't geen ik meende bekend te moeten maaken door de uitgaave van Uw Smeek- en Verdedigschrift; en deeze Uwe treffelyke verdediging, die belooning verdient, eischt, dat men iets in UL. door de vingeren zie.
Als noch is 'er geene vrees, dat andere Steden het geroemde voorbeeld van Amsterdam zullen volgen: daar is te veel aan vast, dat ik UL. niet wel zeggen kan: doch ik wil 'er nogthans niet geheel borg voor blyven, om, zo het anders uitviel, in Ulieder plaatze te worden opgeslooten. Men gelooft niet algemeen, dat in andere Steden zeer ondeugende Bedelaars zyn, ten minste zo niet als te Amsterdam, hoewel anderen met dit los vertrouwen den draak steeken, en eene gekke Verbeelding noemen. De vrees, die Gyl. hebt, van door Boeren-Schouten te zullen vervolgd worden, wanneer zy verneemen, dat 'er tegen UL Plakaaten genoomen zyn, kan op deeze wyze best ophouden. UL. moet, in een Dorp bedelende, waar gy geen goed oog op den Schout hebt, eenige stuivers tot een geschenk aan de zo genoemde Bedel-voogden geeven, om vryheid te hebben, van aan deuren rond te gaan. Sommigen van UL. bedienen zich van dit middel met veel vrugt, en hebben het genoegen van te zien, dat die Dienaars der justitie Oost gaan, wanneer zy West bedelen.
Uwe ootmoedige smekingen, zo aandoenlyk aan my voorgesteld, hebben ook de aandoeningen van veele mededogende Lieden myner Stad zo zeer gaande gemaakt, (want mededogen met ongelukkigen is hier zeer wel bekend) dat zy op myne tusschenkomst. Uwe Voorspraaken zullen worden. Ook schynt Gyl zelfs de Dames van andere Steden op Uwe zyde te hebben gekreegen; vermits, zo men UL allen van straat opligt, de verandering van Voorwerpen in de Spiegeltjes, die zy van de onzen geleerd hebben aan haare Vensters uit te han- | |
| |
gen, geheel weggenoomen is, het geen haar leed doet, om dat zy verandering van gezigten beminnen, en de schoonheid haarer Minnaars nooit beter afschynt in haare oogen, dan wanneer zy eenige vuile en lelyke bedelaars daar tegen te gelyk kunnen beschouwen.
De meid in de nabuurige Provintie, waar van Gyl. meldt, moet volstrekt met haaren Vryer trouwen: dit zou aanleiding kunnen geeven, dat men, ten minsten daar, met UL wat oogluiking gebruikte, en eene schuilplaats vergunde, wanneer het in onze Provintie zo kwaad mogt loopen, dat 'er tot eene algemeene opligtinge beslooten wierdt.
Of de Plakaaten in de voorige Eeuw alleen genoomen zyn tegen ruuwe stinkende Bedelaars, en niet tegen UL. die, by de algemeene beschaaving der Natie, mede eenen veeg uit de pan gekreegen hebt, kan ik UL. nog niet geggen, en moet eerst myn groot Register-Boek der Zeden, waar in dat staat aangetekend, raadplegen. Ondertusschen voele ik eenige bekommering by my, dat veele jonge Heeren en Dames nooit zullen willen erkennen, dat de beschaafdheid, zich ook tot de Bedelaars hebbe uitgebreid, alzo ik hen dikwils hoor zeggen, dat zy nog alleen dat voorregt in ons Land bezitten.
De opligting en vastzetting Uwer Broeders en Susters, waar over Gyl. traanen als Persiken huilt, en kwynt gelyk Vogels, die de pip hebben, is in myne Stad niet geschied dan met goede oogmerken, die UL. schynen onbekend te zyn. Men meent, dat 'er onder hen veele groote Konstenaars en verhevene Geesten zyn, die, uit hoofde eener verkeerde opvoedinge thans aan het bedelen blyvende, hunne talenten (laat ik liever vermogens zeggen, men mogt my aangrimmen) niet kunnen openbaaren, noch het Vaderland die diensten doen, welken men met zo veel regt van hun verwagt: daarom wil men nu beproeven, wat zy in eenzaamheid, welke toch uitneemend daar toe geschikt is, zullen kunnen doen. Ook heeft men om die reden de Bedelaressen by hen geplaatst, wyl men by ondervinding weet, dat het vernuft der Vrouwen niet minder dan dat der Mannen zy, en zelfs
| |
| |
dikwils hetzelve overtreffe, voor al wanneer dat der laatsten door veel peinzen stomp is geworden.
Schaam u niet, dat zy in het Rasphuis zitten, noch bloos over het noemen deezes woords Het is geene onedele verblyfplaats, en zo Gyl. U daar over belgt, zal ik zorg draagen, dat die naam worde veranderd in dien van eene School ter verbeteringe van Zeden.
Vreest niet, dat hunne Zeden door den omgang met Rasphuis-Boeven iets zullen lyden. Denkt, dat menschen, die veele jaaren ons geheele Land op en neêr gewandeld, en met allerleie Lieden hebben verkeerd, onze Zeden zo vast hebben aangenoomen, dat ze die op een' sprong niet verlaaten Ik wil voor UL. ook niet verzwygen, hoe ik in het zekere ben onderrigt, dat de boeven zelfs met hen niet willen verkeeren. Of dit voortkoome uit vreeze voor het gevaar, dat zy loopen van nog meer door hen te zullen bedorven worden, kan ik niet zeggen.
Weest niet bedugt, dat zy, in beslootene vertrekken eene bedorve viese lucht inademende, waar aan zy niet gewoon zyn, zullen krank worden. Weetet, dat hunne verblyfplaatzen luchtig genoeg zyn; en door den geduurigen arbeid, welken ik zal zorgen, altoos te hebben, zullen hunne lighaamen wel zo veele beweeging ontvangen, als zy anderszins gewoon waren, op de straaten te genieten.
Merkt het aan als eene byzondere weldaad, die hun wedervaart, en waar over Gyl. wel jaloers mogt zyn, naamelyk dat zy thans beveiligd zyn tegen het lyden eener geweldige koude op de opeabaare straaten in den aanstaanden strengen winter, die ons is voorspeld, en UL. waar Gy U ook zult bevinden, zal doen beeven.
Zyt gerust, dat zy hunne maagen niet zullen overladen met ongezonde spyzen. Zy zullen nu op geregelde tyden voedzel krygen, en niet nu salade met karbonade eeten en een glas rooden wyn daar toe, en op eenen anderen tyd aan een gekloofd bouwtje knabbelen, of met een stuk droog brood opspringen, gelyk UL. thans meermaal gebeurt, of dan wederom niets
| |
| |
hebbende honger lyden, alhoewel dit zeldzaam zy: neen! tegen dit alles, en voor al het eerste zyn zy bewaard.
Breekt uw hoofd niet daar over, dat zy afgezonderd van hunne Vrienden leeven. Zy moeten wat afgezonderd zitten, om in hunne overpeinzingen of arbeid, zo nodig tot het uitvinden van nuttige konsten, niet te worden afgetrokken. En op dat zy door geduurig denken de kragten hunner lighaamen, of de vrolykheid van hunnen geest niet verliezen, zal ik zorg draagen, dat hun weeklyks een Nieuws-Vertelder worde gezonden, op dat zy, die gewoon waren allerlei staatzaaken te weeten, in een uur van uitspanning daar van niet geheel onkundig blyven.
Brengt geene nagten daarover slaapeloos door, dat zy hunne fleur en schoonheid zullen verliezen: ik kan UL. in tegendeel verzekeren, dat zy nu voor het eerste van hun leven 'er wel beginnen uit te zien, en eerlang zullen kunnen gemonsterd worden tegen onze jonge Heeren, die geduurig pryzen uit Venus-Lotery trekken, en zo dor en mager als scherminkels uitzien. Zelfs ben ik bang, dat Gyl. vryheid krygende van hen te mogen zien, hunne verblyfplaats zult bestormen, en eenen opstand verwekken, om 'er ook een plaatsje in te mogen hebben.
Zugt niet over het verlies hunner lieve vryheid: ik kan UL. in het zekere berigten, dat 'er een besluit genoomen is, om hen, zo dra zy vier douzain fraaie konsten of uitvindingen aan den dag zullen gebragt hebben, op vrye voeten te stellen: waar door van hun zulk een grooten naam zal uitgaan, dat zy, zelfs van de Turken, die gebrek aan Bassa's van drie Paardestaarten beginnen te krygen, daartoe zullen aangezogt worden: hetgeen eenen luisier aan UL. Genootschap zal geeven, welken hetzelve nog nimmer heeft gehad.
Met een woord, zyt geduldig, wagt den tyd af, en daar Gyl. u by my hebt vervoegd, wil ik UL. voorspraak overal zyn, waar men UL. meer te laste legt, dan Gyl verdient, en zal gaarne myn best doen, dat
| |
| |
UL. Genootschap niet tot erger zeden vervalle, als hetzelve thans heeft. Wagt intusschen de terugkomst van de Komeet af, die voorspellen zal, dat men UL. in andere Landen dulden zal, als men algemeen besluit, UL. in het onze uit te roeien. Ik blyve met veel hoog-agting voor het Genootschap &c.
T.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage, J. Thieby, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas en L. Huyzing.
|
|