| |
| |
| |
De Denker.
No. 337. Den 12 Juny 1769.
[Onderscheid tusschen Menschheid en Menschelykheid; en hoe deeze laatste te verkrygen is, en somtyds verkreegen wordt; door voorbeelden opgehelderd.]
Omnia jam fiunt, fieri quae posse negabam.
Ovidius.
Onlangs bevond ik my in een gezelschap van Liefhebberen der Natuurlyke Historie; men vertoonde my aldaar eenige fraeie Steenen, welken hunne waarde alleenlyk verkreegen hadden, door de slyp-kunst; eene kunst, waaraan zelfs de Diamant, de Robyn en de Jaspis hunne schoonheden en luister verschuldigd zyn. Ik bekeek deze steenen, die te vooren ruuw geweest waren, en nergens toe gediend hadden, dan om de akkers, waar in zy gevonden worden, te bederven, met een zonderling genoegen; en, gelyk het myne gewoonte is, ieder zaak, die my voorkoomt, op myn hoofd- oogmerk, de verbetering der Zeden, toe te passen, zo kon ik niet nalaaten, deze, hoewel reeds oude, doch zeer gewigtige aanmerking, in myne gedachten te vernieuwen, dat 'er geen mensch zo ruuw en slegt is, of hy kan door eene goede opvoeding, en bekwaam onderwys in de jeugd; of ook somtyds, indien dezen verwaarloosd zyn, door andere middelen, tot een redelyk schepzel worden gemaakt, even
| |
| |
goed, als de verachtelykste Veldsteen, door de kunst, uit zyne nederigheid getoogen, en tot eene schoonheid gebragt kan worden, die verwonderenswaardig is, in de oogen der Liefhebberen.
Om deze reden maak ik onderscheid tusschen de Menschheid en de Menschlykheid. De Menschheid wordt ons door de Geboorte medegedeeld, en hier toe is een lompe Kinkel en een onverdraaglyke Nar even goed in staat, als de beste Philosooph, of de beschaafdste Hoveling; maar de Menschlykheid zyn wy inzonderheid verschuldigd aan eene goede opvoeding, en aan onderrichting, en hier toe is alleen een deugdzaam, geschikt, en wellevend Mensch bekwaam. De Geboorte verleent ons wel zekere voorrechten, die ons tot voornaamer Menschen in de waereld maaken: maar, uit hoofde van die voorrechten, zyn wy de beste Menschen niet; ja ik schroom niet, staande te houden, dat vele Boeren beter dan hunne Landheeren, en vele Burgers inderdaad menschlyker zyn, dan een deel der Ed. Achtbaarheden, welken zich naeuwlyks verwaardigen, hunne Ingezetenen vriendelyk te bejegenen.
Dewyl nu de Menschlykheid niemand door de Geboorte medegedeeld, en de Opvoeding dikwyls in de jeugd verwaarloosd wordt; zo zou dezelve nog zeldzaamer zyn dan zy daadelyk is, indien 'er, in den loop des leevens, geene gelegenheden voorkwamen, waar door wy, om zo te spreeken, genoodzaakt en gedwongen worden tot de Menschlykheid. De een wordt op deze, een ander op geene wyze, tot een waar' Mensch gemaakt. Sommigen, maar zeer weinigen, verkrygen de Menschlykheid door voorspoed; anderen, en wel de meesten, door tegenspoed, verdriet en wederwaardigheden. Waar mag dit van daan koomen? Hoe zeer het strekt ter onzer vernederinge, dat ons de Menschlykheid, als 't ware, met geweld moet opgedrongen worden, wy worden echter, voor 't grootste gedeelte, door rampspoed gebeterd, en door schade wys gemaakt. De Godlyke goedheid overhoopt ons steeds met weldaaden en zegeningen, om ons te trekken; maar harde middelen schynen op den grooten hoop oneindig krachtiger te werken. Zullen wy
| |
| |
zeggen, dat dit een gevolg van onze opvoeding is, om dat men ons, in onze jeugd, om onze gebreken, eene gevoelige straffe heeft opgelegd, en onzen Wille door geweld gedwongen, toe onderwerpinge? of is de Menschlykheid eene zo vreemde zaak, dat men dezelve door konst verkrygen moet, gelyk de Papegaeien het praaten? Dan, de beste beantwoording deezer Vraage vinden wy in een uitsteekend Boek, wiens Opsteller de Menschen door en door kent; die alle hunne gedachten ziet, eer dezelven daar zyn, en voor wien de inwendigste schuilhoeken van ons harte naakt en geopend zyn; die derhalven best weet, waar voor zyne Schepzelen vat baar zyn; deze heeft ons eene Verklaaring van ons harte gegeeven, waar in wy de oplossing van deeze schynbaare tegenstrydigheid ontdekken kunnen; Het Menschlyk Hart, zegt hy, is een trotsch en kleinmoedig ding.
Ik zou, indien ik 'er myn werk van wilde maaken, eene menigte van zonderlinge middelen, waar door zommige Lieden Menschlyk geworden zyn, kunnen opnoemen; doch ik denk, dat de volgende genoeg zullen zyn, om mynen Leezeren te toonen, dat zelfs geringe en belagchelyke gebeurtenissen dikwyls geschikt zyn, om de Menschen tot de waare Menschlykheid te brengen. Myn Heer Kloekhart, welëer een sterke Geest; een Man, die als een Orakel redeneerde, wanneer geen Mensch hem tegensprak, maar grootmoedig zweeg, als men hem gronden onder het oog bragt, of bewys afvorderde; hadt iets, in de Philosophische lessen, op de Academie, van Monaden, Geesten, Zelfstandigheden, enz. gehoord. Deze kundigheden, hoe gering ook, stelden hem in staat, om, hoewel niet zonder hovaardye, de houding en 't gelaat van eenen diep denkenden Wysgeer aan te neemen. Sommige Vrygeesten, met hem in kennisse geraakt, voltooiden zyne Philosophie. Hy werdt scherpzinnig, en spottede met den Godsdienst; hy beschouwde met een oog van medelyden alle de genen, welken, in eenvoudigheid des harten, hunnen pligt zoeken te betrachten, volgens de regelen van den Christelyken Godsdienst; hy verwaardigde zich, uit dien hoofde, hen, als zwakken en dwaalenden, grootmoedig te verdraagen, en, zonder zich zelven te
| |
| |
vernederen, zag hy, met een zagten glimplach, die der grootmoedigheid eigen is, op dit arme volk neder. Hy werdt daarenboven zeer bedreven in de kunst van aartig te spotten met al wat heilig is; inzonderheid, wanneer hy den beker dapper geligt hadt; want hy kon niet veelen of dulden, dat 'er een gevuld glas langen tyd voor zyn gezicht stondt. Deze Held, op zekeren avond, het bestaan van eene eerste Oorzaak, van Geesten, en al wat tot het Godsdienstige betrekkelyk is, onder het faveur van eenige flesschen Champagne, tegengesprooken, en, gelyk hy zich verbeeldde, gansch overhoop geworpen hebbende, ging, volgens gewoonte, met een' schoonen knip naar huis, en te bedde. In den nacht werdt hy wakker gemaakt door den Dorst; hy hoorde een ysselyk geraas, dat hem scheen te naderen; men zou hem lasteren, indien men zeide, dat hy begon te beeven als een blad van een' boom; neen, hy was een persoon, die zyns gelyken onder de oogen durfde zien, die voor een kleintje niet vervaard was; en hierin verschilde hy van de meesten zyner medespotteren. Hy luisterde met opmerkzaamheid; hy stondt op, toen het spook aan de deur van zyne kamer zich hooren liet; doch het zelve begaf zich in het naaste vertrek, alwaar het wederom een schrikkelyk geraas maakte; hy hoorde het eindelyk aan de gordynen van zyn ledikant, en wel aan de zyde, die tegens den muur stondt. Eene zaak, zo wonderlyk, verbaasde onzen Held; zyne hairen begonnen nu tegen de nachtmuts te ryzen; zyne kniën sloegen geweldig tegens elkanderen, en hy scheen natuurlyk de Schildwagt in de Historie van den Vondeling. Hy herstelde zich echter, nam zynen degen in de eene, de kaers in de andere hand, en stapte, als een krygsman, uit zyne kamer, naar het nevensvertrek, welk hy geopend vondt; doch terwyl hy op nieuws een vreeslyk leven hoorde, hadt hy het ongeluk, dat het licht, door den wind, uitgeblazen werdt; wat nu te doen? de nacht was pik donker; maar angst en benaauwtheid maakt dikwyls helden; hy treedt in het vertrek; loopt met zyn' degen op het geluid aan, en voelt, dat hy iets treft; doch, op het zelfde oogenblik, wordt hy omver geworpen, door een gespuis, welk hem zo ruuw behandelde, dat hy in onmagt viel. Na verloop van eenigen tyd, by
| |
| |
zich zelven gekomen, begon hy om hulp te schreeuwen, dat het huis 'er van beefde: één zyner bedienden toegeschoten zynde, verzekerde hy den zelven, en zwoer, dat hy met den Duivel hadt te doen gehad, welken hem op den grond geworpen en met zyne klaauwen zo hadt toegetakeld, dat hy niet anders dagt, of hy zou regelregt naar de Hel gevoerd zyn. Nu geloofde hy aan Geesten, en het berouwde hem, ooit met den Godsdienst gespot te hebben. Ondertusschen ontdekte hy eenige droppelen bloeds op den vloer, en eene opening in 't beschot, tusschen zyne slaapkamer en dit vertrek, aan de zyde van zyn ledikant. De dag aangebrooken zynde, spoorde hy de bloeddruppelen naar, die hem den weg weezen naar het Zwynskot, alwaar een gewond Varken den laatsten adem haalde. Zie daar den Droes, welke hem die poets gespeeld hadt. Een diergelyk geval zou menigen Vrygeest nieuwe stof tot spotternyen verschaft hebben; maar op hem hadt het eene gansch verschillende uitwerking. Hy nam een ernstig voorneemen, om nimmer iets te gelooven, dan het geene hy onderzocht hadt, en van dien tyd af begon hy de zaken te overdenken; en daar hy de ondeugende stelling, dat de Christelyke Godsdienst maar een harssenschim was, voor eene welbevestigde waarheid gehouden hadt; begon hy nu aan dezelve hartelyk te twyfelen; hy luisterde naar bewysredenen, en las de Heilige Schriften; hy gaf zich niet blindelings aan de eerste indrukzelen over, maar onderzocht en beproefde alles met de uiterste ingespannenheid; de Menschlykheid nam plaats in zyn harte; hy deedt belydenis van het Euangelie; hy dronk zich nooit meer dronken, en leefde vervolgens als een redelyk Mensch, en wel verlicht Christen betaamt. Men kan zeggen dat een Varken den Heer Kloekhart tot eenen Mensche gemaakt heeft.
Myne Vriendin Pulcheria hadt alle vermoogens van haare ziele aan den opschik van haar lighaam te koste gelegd. Zy gevoelde geene aandoeningen, dan die van verwondering en ingenomenheid met haare schoonheid. Men heeft haar, voor den Spiegel staande, hooren zeggen, Wat ben ik toch een schoon
| |
| |
mensch! hoe jammer is 't, dat myne omstandigheden my niet toelaaten, juweelen in 't hair te dragen. Dewyl zy de geheele waardigheid van een' mensch in de fraeiheid des lighaams stelde, behoeft men zich niet te verwonderen, dat zy alle andere Dames, die zo schoon niet waren als zy, oneindig beneden zich rekende, en, dagelyks meer en meer op zich zelve verlievende, het hoogmoedigste Schepzel van de gansche Stad wierdt. Ik heb dikwyls aan haare Menschwording getwyfeld; maar eene onlangs voorgevallene gebeurtenis heeft een wonder ten haaren opzichte te wege gebragt. Volgens eene aangenomene gewoonte, by veelen van de schoone Sexe, was zy ook, meer of min, by gepaste gelegendheden, aan flaauwtens onderhevig, schoon het haar nimmer aan odeurs ontbrak, om zich dra te herstellen. Wat zuinig van aart zynde, bereidde zy deze odeurs en andere hartsterkende dropjes met eigene handen, welke zuinigheid de oorzaak was van 't verlies haarer bekoorlykheden Want, eene flesch met voorloop en kruiden op een fournuis te trekken gezet hebbende, sprong dezelve, door de hitte; waardoor zy niet alleen op verscheidene plaatsen in 't aangezicht gekwetst, maar door den kookenden voorloop ook jammerlyk gebrand werdt. De hevige schrik, gevoegd by de droevige gedachten, die het verlies haarer schoonheid in haar verwekte, haalden haar eene geweldige koorts op den hals; doch het geene zy toen uit en inwendig gevoelde, mag men met recht de smerten noemen, waaronder haare Menschlykheid gebooren werdt Na lang zukkelens is zy zedig, vriendelyk en demoedig geworden. Het droevige onheil, haar overgekoomen, merkt zy thans aan als een byzonder geluk, waardoor zy tot zichzelven gebragt is, en sedert heeft zy zich onophoudelyk bezig gehouden, met de volmaaking van haaren redelyken geest.
Aan een niet min belagchelyk geval is Jonker Wildzang zyne Menschlykheid verschuldigd. Door de averechtsche toegeevendheid van zyne malle Mama in den grond bedorven, hadt hy het aan de Academie reeds zo erg gemaakt, dat de Senaat genoodzaakt was, hem te bannen, nadat hy reeds verscheidene reizen in het Cachot ge- | |
| |
zeten, en dikwyls eene geldboete betaald hadt; doch zyne brutaalheid was hem, des niettegenstaande, bygebleeven. Dagelyks krakeelde hy met dezen of geenen; waardoor hy of in duëllen, of in processen ingewikkeld werdt. Kortom, iedereen hadt verdriet van hem. Op een' zekeren tyd te paard rydende, joeg hy, dewyl de gewoone weg hem te verre omleidde, door het koorn, dat de boeren op het land hadden staan. Een derzelven, hem daarover vervolgende, werdt ligtelyk door een pistoolschoot gekwetst; de overigen, diergelyken kortswyl niet kunnende verdraagen, vielen gezamenlyk op hem aan, en rosten hem zo ongenadig af, dat men hem naar huis draagen moest. De Geneesheeren deeden hun uiterste best ter zyner herstellinge; maar hy behieldt sedert dien tyd een ongezond lighaam, een' slegt geheelden arm en een krom been. In deze omstandigheden kwam hy tot zich zelven, en werdt een Mensch; betuigende openhartig, dat hy den Boeren groote dankbaarheid verschuldigd was, die, op eene zo schandelyke als gevoelige wyze, de Menschlykheid in hem verwekt hadden.
Doch oneindig zagter en verdraaglyker waren de geboortesmerten van Hans Knol, gelyk hy zich zelven naderhand wel eens noemde. Voor zyne Menschwording was hy eer een lomp stuk houts, dan een Mensch. Niet geschikt voor menschlyke en gezellige driften, leefde hy voor zich alleen, en hieldt zich nergens mede bezig dan met Tabak, Bier, Brandewyn en slegte Vrouwen. In zynen omgang betoonde hy de minste wellevendheid niet. Vloeken, raazen en tieren, anders hoorde men niet uit zynen mond. Onmededoogend van harte, zag hy de droefheid en elende van anderen, zonder eenige aandoening aan; en, als 'er gehangen of gerabraakt werdt, gaf hy den Dienaaren der Justitie eenen drinkpenning, om eene kykplaats op het schavot te mogen hebben. 't Is nu een jaar geleden, dat Hans Knol een waardig Mensch geworden is. De bevallige Sophronia heeft het geluk gehad, zyne geestelyke Moeder te worden. Hy zag haar eerst in een gezelschap, doch zonder opmerking; maar zo dra hy het geluid van haare lieflyke stemme hoorde, begon hy de eerste beweegingen der Menschlykheid te gevoelen; lessen van zeden en deugd, wel- | |
| |
ken uit haaren bevalligen mond met eenen zo verrukkenden toon voortvloeiden, deeden haare werking op zyn harte; hy raakte aan 't mymeren, en gevoelde iets in zich, dat hy nimmer ontdekt hadt; zo onbekend was hy aan zichzelven. Iedereen verwonderde zich over deeze verbaazende verandering. Men verzocht Sophronia eenpaariglyk het begonnen werk loffelyk te voleindigen, en uit een blok een Mensch te maaken; de deugdzaame Dame bewilligde in het verzoek, en vergunde Knol eenen naderen toegang tot haare tegenwoordigheid. Het duurde niet lang, of hy vervloekte zyne voorige levenswyze. Allengskens werdt hy zediger, bescheidener en wellevende. De Bierbrouwers en Brandewynverkoopers raakten hunnen ouden klant kwyt. Hy kreeg smaak in een geregeld leven; hy beoefsende zyn verstand; hy werdt medelydend; en zo woest en hard als hy te voren geweest was, zo teder en gedwee is hy nu. Het zeldzaamste van dit geval is, dat geene andere Liefde, dan die der vriendschap, deel aan 't werk gehad heeft; want Sophronia is eene getrouwde vrouw, en van zulk eene voortreffelyke gemoedsgesteldheid, dat zelfs de allerligtvaardigste Kwanten zich wel wagten zullen, een eenig onkuisch woord in haare tegenwoordigheid van de lippen te laaten vloeien. Nimmer heeft de Deugd zo veele bekoorlykheden, ter verbeteringe van een onverdraaglyk schepzel, te gelyk aangewend, als in de Menschwording van Hans Knol.
Zie daar een viertal van Lieden, die, op eene zonderlinge wyze, Menschen, dat is, redelyke en zedelyk werkende Wezens geworden zyn, of, om my met andere woorden uit te drukken, die, door zeldzaame toevallen, en wederwaardigheden, tot een gezicht van hunne verfoeilyke laagheid, en onredelyke levenswyze gebragt zyn, zich bekeerd hebben, en waardige Leden van de Menschlyke Maatschappye geworden zyn. Wy leeren 'er uit, dat Rampen, Onheilen en Verdrietlykheden aangemerkt moeten worden, als hoognodige Geneesmiddelen, die de goede Voorzienigheid ons, in zyne gunste, ter onzer beteringe, toezendt, en die, schoon ten uitersten bitter van smaak, echter niet nalaaten, eene heilzaame uitwerking in onze gemoederen voorttebrengen.
|
|