| |
| |
| |
De Denker.
No. 328. Den 10 April 1769.
[De verbeelding, of waan, dat men, deugdzaam zynde, geen gevaar loope, van te vallen, de oorzaak van zorgeloosheid, by veelen.]
Serpit humi tutus nimium.
Horatius.
De Menschen loopen nooit grooter gevaar, om van den weg der Deugd af te geraaken, dan wanneer zy alle vreeze van te vallen verlooren hebben, en, in de verbeelding van reeds al wat nodig is tot eene deugdzaame leevenswyze te bezitten, in eene zekerheid voortleeven, die de Moeder is van alle menschlyke gebreken; wie zou een' Reiziger niet uitlagchen, die zyne oogen niet gebruiken, maar zich liever, als een blinde, aan 't gevaar onderwerpen wilde, van smertelyk tegens de steenen te stooten, op eenen dwaalweg te geraaken, of in eenen afgryslyken afgrond neder te storten? Zou men zulk eenen mensch, in plaatse van hem in zyn ongeluk te troosten, niet veroordeelen met alle gestrengheid, en hem als de oorzaak van zyne rampen te recht beschuldigen?
Maar zyn de meeste Menschen, in hunne groote reize naar de eeuwigheid, wel voorzichtiger? leggen hun op dezen togt minder hindernissen in den weg? zynze aan minder gevaaren onderhevig? Is die weg zo effen,
| |
| |
zo gemakkelyk, dat zy geenen aanstoot te vreezen hebben? zyn 'er geene Afgronden van Ondeugd? geene Diepten, waarin zy kunnen nederzinken? Kan men, zonder zich door voorzichtigheid te laaten leiden, zo onbekommerd het einde van dien weg bereiken?
Wanneer wy onze oogen op het grootste gedeelte der Menschen vestigen, bespeuren wy ten klaarsten hunne zorgeloosheid. Hoe gerust, hoe te vreede zyn zy met zich zelven! geene verdrietige gedachten, wegens hunne zwakheden en gebreken, stooren de vrolyke ruste van hun harte; geene deerniswaardige ondervinding, nopens de mogelykheid van te kunnen vallen, maakt hen bekommert; zy onderzoeken nimmer hun geweeten; dezen arbeid oordeelen zy te vergeefsch, dewylze zich volkomelyk overtuigd houden, van niets nadeeligs by z ch zelven te zullen vinden.
De oude Chremes heeft in dertig jaaren tyds zich zelven niet onderzocht, of hy deugdzaam of ondeugdzaam is. Zedert dien tyd is hy niets anders geweest dan een Uurwerk, 't welk, telkens door de nachtruste opgewonden, dagelyks, op eene geregelde wyze, afloopt. In zyn vyfentwintigste jaar bekwam hy eene bediening, die den ganschen dag zyner arbeid vorderde, en naauwlyks bleef hem zo veel tyds overig, als hy van nooden heeft om ordentelyk te eeten en te slaapen. 's Avonds koomt hy vermoeid t'huis; hy eet wat, in 't gezelschap zyner kinderen, en valt, onder hunne gesprekken, zagt in slaap. Zie daar de verrichtingen van den ouden Chremes; hy is overtuigd van zyne naarstigheid in 't waarneemen van zyn beroep, en, uit hoofde van die overtuiginge, gelooft hy, dat hy niet alleen een deugdzaam mensch is, die alle zyne pligten behoorlyk vervult; maar zelfs, dat hy een steunzel is van 't algemeene Welweezen. Zyne Amtgenooten, die, om de waarheid niet te kort te doen, veel nalaatiger zyn in 't waarneemen hunner bedieningen, dan hy, worden door hem met verachting en verontwaardiging aangezien. Maar deze vlytige Chremes, dit nuttige Werktuig in de Maatschappye, deze Patriot, deze arbeidzaame Man is in zyn eigen harte een volstrekte Vreemdeling. Zyn leeven is
| |
| |
eene aaneenschakeling geweest van onophoudelyke bezigheden, welken zyn Amt van hem vorderde, indien hy alle mogelyke voordeden daarvan trekken wilde, en hiertoe oordeelde hy zich in alle opzichten verpligt; hadt hy een gedeelte zyner bezigheden, gelyk hy gemakkelyk hadt kunnen doen, aan anderen overgelaaten, hy zou, wel is waar, min gelds verdiend, maar meer tyds gehad hebben, om zich zelven naauwkeurig te beproeven, en zyne wegen aandachtig te bezinnen. Wat is hy nu? een Vreemdeling van zich zelven, een Vreemdeling van de Waereld, zo onwelleevend als een inwooner van 't woeste Arabie, eene enkele Machine, geschikt tot zekere verrichtingen op ieder dag. Wat kundigheden bezit hy, die der menschelyke zamenleeving van nut kunnen zyn? geene, dan die hy door zyne ondervinding in zyn Amt verkreegen heeft. Waarmede houdt hy zyne gedachten bezig? met niets anders, dan zodaanige gevallen, welken hy in de oefeninge van hetzelve beleefd heeft; dezen, en dezen alleen, zyn diep in zyn geheugen ingedrukt. Maar, hoe arm is hy, als men hem van eene andere zyde beschouwt? Geene gevoelens van Menschelykheid, van Medelyden, van al wat lieflyk is, van al wat welluidt, van al wat pryswaardig is, worden in hem gevonden; de traanen eener bedroefde Weduwe hebben hem nooit het harte week gemaakt; de deerniswaardige omstandigheden van hulpelooze Weezen hebben hem nooit tot in het binnenste getroffen; zyn hart heeft het edele zoet der Vriendschap nooit gezocht, veel min ondervonden; hy is nimmer in eenige verzoeking geraakt, om ongelukkigen door Liefdaadigheid gelukkig te maaken, of de elende der Behoeftigen door weldaaden te verzagten; hy is Vader; hy is Man; maar, als Vader, heeft hy zich nooit bekommerd over het geene van zyne Kinderen worden zal; als Echtgenoot, heeft hy de hertelyke Liefde en standvastige Getrouwheid zyner beminnelyke Gade, nimmer door dankbaare erkentenisse, en eene tedere wederliefde beantwoord; en zyne Bloedverwanten en Vrienden hebben nimmer eenige reden gehad, om hem, uit hoofde zyner genegenheid t'henwaards, te beminnen.
| |
| |
Alle deze pligten zyn hem onbekend; hy weet noch derzelver waarde, noch derzelver noodwendigheid; hy heeft een Ampt; hy neemt hetzelve naarstiglyk waar; deze is de eenigste pligt, dien hy kent; hy is overtuigd, dat hy denzelven in alle opzichten vervult, en, om die reden, ontslaat by zich van 't onderzoek, of hy ook andere pligten te betrachten hebbe. Is Chremes een Mensch? is hy een Christen? hy verbeeldt het zich, maar geen redelyk Schepzel zal 'er hem immer voor houden.
Een woord met U, Mevrouw B...., indien het U gelieft; o! ik koom ontydig? gy kunt my niet te rede staan; gy hebt het veel te druk; daar moet schoongemaakt worden... Maar een enkel woordje, in 't voorbygaan.... laat ik U alleenlyk dit zeggen; Gy maakt het gansche jaar schoon, schoon 'er niets vuils is in uw gansche huis; 't is myn pligt, zegt ge, myne huishouding wel waarteneemen; ik pryze het ten hoogste: maar denk niet, dat Gy daarom ontslagen zyt van andere pligten; ik weet, dat uwe Deugden zich niet verder uitstrekken, dan de zorg voor het Huisgezin vereischt; gy gelooft, dat gy niets anders in deze Waereld te doen hebt; ey, bid ik U, beschouw eens, met een oplettend oog, hoe veel Spinrag van Trotscheid, Verwaandheid, Eigenliefde, Stuursheid en Onvriendlykheid zich in uwe Ziele gezet heeft; en, als gy die daarvan gereinigd zult hebben, prys my dan uwe Naarstigheid in 't waarneemen uwer Huishouding zo hoog aan, als gy wilt; alsdan zal ik misschien van uw voorbeeld gebruik maaken, om ook anderen die eerwaardige Deugd aantepryzen. Vaar wel, Mevrouw!
Hoe gelukkig zyt Gy, in uwe verbeelding, myn goede Argantes! My dunkt, het Vergenoegen is op uw aangezigt te leezen, en, indien uwe jaaren my niet bekend waren, zou ik U waarlyk voor een' jong Heer houden; Gy hebt dagelyks gelegenheden in overvloed, om u zelven geluk te wenschen; alles is, naar uwe gedachten, voortreflyk; alle uwe daaden en handelingen zyn te vooren wel overwoogen; hoe keurlyk zyt Gy in de verkiezing uwer Kleederen; Gy stelt iedereen de
| |
| |
mode; uwe aartigheden, inzonderheid in 't gezelschap der bekoorlyke Sexe, zyn vry en ongedwongen; uwe uitdrukkingen zuiver en onberispelyk; uw verstand scherpzinnig; uwe verkeering wordt van elk gezocht; uw naam is beroemd, uwe kundigheid hooggeacht. Daar Gy zo veel voortreflykheden naar uwe gedachten bezit, is het geen wonder, dat Gy nimmer aan de verbetering van U zelven gedenkt; want, waarom zoudt gy U met onnoodige moeite kwellen, daar Gy reeds volmaakt zyt? Maar, hoor eens, myn Vriend, wat de Stad van U zegt; ik weet het wel, de Geruchten, vooral ten nadeele van een ander, zyn dikwyls ongegrond; maar, wat kan 't schaaden, te weeten, wat men van u zegt; Naar de stemme van 't gemeene Volk niet alleen, maar zelfs naar die van alle verstandige Menschen, houdt men U overal voor een onverdraaglyk Schepzel; men vindt uwe equipage ten uitersten belagchelyk; uwe aartigheden Almanakskluchtjes; uwe taal hard en stootend; uwe uitdrukkingen onverstaanbaar; uw Verstand ver te zoeken; uwe gezellige hoedanigheden hebben niets inneemends, uwe verkeering niets aangenaams; uw Naam is onbekend, uwe kundigheden zyn van geene beteekenisse; uw Persoon ongeacht; ja, uwe Eigenliefde, uwe Verwaandheid, uwe Verliefdheid op u zelven, zyn de oorzaak, dat elk redelyk Mensch uw byzyn ontvlucht, en de plaatsen en gezelschappen verlaat, daar Gy U bevindt. Hoe onaangenaam moet deze beschryving U in de ooren klinken? hoe weinig stemt dezelve overeen, met de gedachten, die Gy van u zelven hebt? ik moet U evenwel in vertrouwen zeggen, dat zy waar en wel getroffen is. Houd derhalven op, langer op uwe menigvuldige goede hoedaanigheeden te roemen; Uw inbeelding speelt U een lelyke poets, wanneer ze U zo veel voordeelige denkbeelden van uwe voortreflykheid oplevert; Gy zoudt u lang gebeterd hebben, indien gy geloofd hadt, dat Gy verbetering behoefde.
Hoe heb ik het met U, dichtkundige Philemon; gy zyt waarlyk een man van smaak; deze eere kan u nie- | |
| |
mand weigeren; in uwe gedichten vindt men trekken, die denking, beleezenheid en oordeel te kennen geeven; hoe is 't mogelyk, dat gy tot nog toe onder de slegte Rymers gerekend zyt, ja, dat gy gevaar loopt, van altoos onder dezelve gerekend te zullen worden? Dit kunt gy niet begrypen; gy schryst het aan de Nydigheid van anderen toe, dat uwe stukken geen aftrek hebben; maar, zal ik U de waarheid eens zeggen; in plaatse, dat gy zoeken zoudt, de beste Dichters oordeelkundig naar te volgen, zo gelooft gy, door uwe geschriften, de waereld reeds zo veel schoons, zo veel ongewoons gezegd te hebben, als by mogelykheid van iemand uwer medezangeren gedaan zou kunnen worden; doch hiermê bedriegt gy U; indien Gy die laatdunkendheid niet bezat, twyfele ik niet, of gy zoudt het zo ver brengen, door het wel gebruiken uwer talenten, dat men zich, t'eenigen tyde, zo wel over uwe stukken, als over die van anderen, verwonderde; erken derhalven, dat gy verbetering nodig hebt!
Beminlyke Julia; ik heb inderdaad medelyden met uwe bekoorlykheden; Gy zyt schoon en welgemaakt, en, het geene ik oneindig meer achte, gy hebt eene geschiktheid, om eene verstandige Vrouw te worden, indien Gy slegts naar de regelen van de gezonde Reden wilt luisteren; maar, zo lang Mevrouw, uwe Mama, niet ophoudt u te vergoden; zo lange gy geloof slaat aan de streelende verzekeringen van een hoop herssenlooze Petit-Maitres, die U, in weerwil van de reden, steeds zoeken diets te maken, dat gy eene allervolmaakste Juffer zyt, loopt gy groot gevaar, om ongelukkig te worden: want, is eene algemeene verachting niet het grootste ongeluk, welk u, na eene even algemeene verwondering, zou kunnen treffen? en echter staat dit noodlot u te wagten; thans zyt gy schoon van gelaat, schoon van gestalte, edel van houding, beminlyk in uw geheele voorkomen; maar, met de jaaren zullen alle deze verrukkende bekoorlykheden, als een bloem op 't veld, verwelken; uwe oogen zullen haare kracht verliezen, die kracht, waar door Gy nu eene menigte van nimmer denkende, altoos huppelende, altoos dartelende schepzelen,
| |
| |
aan uwe voeten vernedert ziet; uwe lachjes, uwe zwaarmoedigheid zullen geen vermogen meer hebben, om een gansch gezelschap vrolyk of droefgeestig te, maaken; Gy zult niet meer, als tegenwoordig, een aantal van opgetogene verwonderaars vinden, maar ongemerkt, door de volkrykste plaatsen, kunnen doorgaan; op de Bals zal men hen niet meer benyden, die het zich thans voor het grootste geluk rekenen, uwe beveelen te mogen volbrengen; de Loge, waar in Gy uw plaats in den Schouwburg neemt, zal de oogen der jonge Heeren niet meer naar zich trekken, en, onder uw venster zult gy geen verliefde Narren, noch zuchtende Corydons meer zien; uw Spiegel, die thans uw vyand is, om dat zy U tot hoogmoed op uwe lighaamlyke schoonheid aanprikkelt, zal zich bekeeren, en uw vriend worden; hy zal u de nederigheid en ootmoedigheid prediken, en u bewegen, om de verwaandheid op uwe bekoorlykheden, te gelyk met derzelver verlies, af te leggen Ach Julia! welk een droevige verandering, die u voor de deure staat; als dan zal uwe schoonheid de oogen uwer Richteren niet meer verblinden; maar zy zullen het ledige uwer hersenen zo klaar en duidelyk ontdekken, als zy u thans uit hoofde uwer bekoorlykheid, het grootste verstand toeschryven; al wat gy zegt, zal een scherp oordeel moeten ondergaan; men zal zo veel redenen vinden om uwe tegenwoordigheid te ontvlieden, als men thans heeft, om dezelve te zoeken; uwe aanmerkingen over het kapzel, den opschik, de mode, den rechten prys der kleederen, den goeden smaak, en wat dies meer is, zullen dan aan elk zo belachlyk, zo buitensporig, zo dwaas voorkomen, als zy thans waarlyk en inderdaad zyn, hoewel men ze nu met de grootste loftuitingen verheft. Waar mede zult gy u dan troosten? waar mede de verdrietige eenzaamheid verkorten, als de lange avond des ouderdoms U overvallen zal, krankheden en ongemakken U het leeven lastig zullen maaken, en de Dood u reeds beginnen zal te naderen? O Julia! zet uwe hoogmoed aan eene zyde; bekommer u niet zo zeer met uw lighaam op te çieren, als wel uwe redelyke ziele met zodanige Deugden, welken U
| |
| |
hier, niet by een party laffe en verwyfde Saletjongens, maar by alle redelyke menschen, bemind en geacht kunnen- maaken; zo zullen de dagen uwes ouderdoms U even aangenaam heen vlieden, als die van uwe jeugd; eerbied zal verwondering opvolgen; zelfs in uw zeventigste jaar zullen de Jongelingen u eeren, de Bejaarden U hoog schatten; Gy zult niet treurig zyn, als Gy de gezelschappen vaar wel zegt, of wanneer de ziekten U overkomen; maar, bly en wel gemoed, zult gy te rug zien op dien tyd, waar in voorzichtigheid U den besten leevensweg deedt kiezen, die U hier gelukkig heeft gemaakt, en hier namaals zalig maaken zal.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas.
|
|