| |
| |
| |
De Denker.
No. 327. Den 3 April 1769.
[Aanstraak aan Nederland, ter gelegenheid van de Verlossing van Haare Koningl. Hoogheid, Mevrouw de Princesse, van eenen dooden Prins.]
Instar erit vitis conjux soecunda tenellae,
Quae domini cingit fronde virente larem.
Laeta coronahunt genialem pignora mensam,
Ut truncum nitidis vestit oliva comis.
Sic tihi laeta fluent et candida tempora vitae,
Mente Deum quisquis non dubitante times.
Has tibi delicias Dominus de rupe Sionis
Mittet, et è cornu divite fundet opes.
Dumque trahes luces, Solymam florescere,
Omnibus et cernes luxiriare bonis.
Auctibus immodicis spectabis surgere prolem,
Et genus Isacidum perpere pace frui.
Jonston ad Ps. CXXVIII.
Gezegend Nederland! hebt gy u, sedert twintig jaaren, in eene reeks van weldaaden verheugd, die de zegeningen uwer Voorvaderen zo niet te boven gaan, ten minsten evenaaren, en eene ruime stof tot de hartelykste dankerkentenissen aan de hand gebooden hebben: weiger dan niet, o Nederland! aandagtig deze beschou- | |
| |
wingen te overdenken, en by een tegenwoordig ongeval treurig stil te staan.
Kort voor den dood van Willem den IV. Erfstadhouder der zeven Gewesten, werdt, toen een manlyk oir aan zyn doorluchtig Geslagt ontbrak, een andere Willem u gebooren, dien gy thans, in zyns Vaders plaatze, aan het roer der regering ziet, en met zo veel roem hetzelve bestiert.
Vroeg van zynen Vader, en niet lang daarna van zyne Moeder, de Gouvernante, beroofd, en dus ouderloos geworden, was 'er onmidlyk, door 's Hemels gunstige bestelling, een Vorst by de hand, die uwen jongen Prins, eenigsten Zoon van een doorluchtig geslagt, de treffelykste opvoeding gaf, waarvan gy de gezegende gevolgen hebt beginnen te smaaken. - Gy hebt, o Landsgenooten! Hem, die in uwen schoot, in het harte des Vaderlands gebooren werdt, als eene veel belovende plant onder u zien opgroeijen, en door de kunst, gezegend door dien God, in wiens hand ons leven is, van zwakheden des lighaams, die geen lang leven scheenen te belooven, zo gelukkig en volkoomen geneezen geworden, dat iemand, die den jongen Vorst voorheen zag, en Hem thans beschouwt, in verwondering over zyn gezond gelaat en lighaamskragten, moet opgetoogen staan.
Onder de Algemeene Staaten, de Bestuurders van uw Vaderland, hebt gy geen' twist zien ryzen, of men, by het toeneemen zyner jaaren, de inenting der Kinderziekte aan Hem te werk zou stellen, dan niet, om eenen vroegen dood te voorkomen! De Voorzienigheid zelve bezogt 'er Hem onverwagt mede, en kwam alle bedenkingen desaangaande voor. Gy bleeft, o Nederland! verscheidene dagen in bange bekommeringen, of Hy dezelve zou doorworstelen, en de Hemel zyn dierbaar leven spaaren. - Hoorde gy, toen een gevaarlyke nagt u hadt doen beeven, kort daarop zyne gelukkige herstelling, nam sedert dien tyd, zyne gezondheid toe, en gunde ons de Bestierder aller dingen, dat wy Hem, in het agttiende jaar zyns levens, het Erfstadhouderschap zagen aanvaarden, toen de zeven Gewesten in volle
| |
| |
rust waren, en alle Overheden en Ingezetenen over dit heuchlyk tydstip juichten. Dag en nagt waren getuigen van uwe regtmaatige vreugde. Myn Vaderland! uwe blydschap was groot en wettig, uwe rust lieflyk.
Hy begon dan het gewigtig Amt der Lands Regeringe in een vreedzaam Vaderland, toen de ysselykste beroeringen geheel Europa deeden daveren, en de Oorlogsvlam veele Koningryken hadt aangestooken. Gy egter, gy alleen werdt bewaard, gy genoot rust, vreede, vryheid en overvloed. Uwe Krygsbenden lagen gerust in hunne bezettingen, en werden niet gewekt door oorlogskreeten. De Weetenschappen werden ongestoord voortgezet en bloeiden. Uwe Schepen haalden schatten thuis, die ontelbaar waren, en uwe inkomsten vermeerderden van dage tot dage. Met uw geld oorloogden andere Waereld-Vorsten, en gy plukte de vrugten van hunne dwaaze oneenigheden. Zy zagen dit ten laatsten, werden naaryverig, dreigden u dezelve te ontneemen, en in het algemeene lot van verwoesting en gebrek te doen deelen, maar gy, door het Godlyk oog gadegeslagen, bleeft bewaard en beveiligd.
Och Nederland! gy juichte wel over deeze zegeningen, maar stortte te gelyk traanen over den ondergang van anderen. Gy zette uwe Steden open voor Vlugtelingen, die de woede des oorlogs tragtten te ontvlieden. - Gy hebt ze in uwen schoot ontvangen en lieflyk geherbergd: veelen zyn sedert by u gebleeven, en onze medeburgers geworden.
Uwe Overheden, wel blyde zynde over uwe toeneemende rykdommen, maar smerte gevoelende over zulken, die, helaas! door den oorlog, die by anderen woedde, gewonnen werden, leerden u bidden: Heere geef vreede in onze dagen! - en Hy, die het al regeert, hoorde de smeekingen, die uwe liefde voor het bloedend Europa uitstortte; Hy gaf u den vreede; en dat Koningryk, dat door zo veele verschillende oorlogsbenden was aangevallen, doch door de dapperheid der grootste Helden, Frederik, Hendrik en Ferdinand het hoofd boven hadt gehouden, bewaarde voor u eenen schat, eene Koninglyke Princes, welke de Voorzienigheid
| |
| |
voor u alleen spaarde, en midden in de oorlogsberoeringen eene stille opvoeding voor haar bestelde, waar door dezelve de wellust uwer oogen worden zou.
Gy hebt, o vrye Gewesten van Neêrland! uwen beminnelyken Prins, daarna genegen om U, dien hy nimmer hadt gezien, te leeren kennen, zelve gezien. Magtige Steden, trots op uwe heerlykheid, gy hebt moogen ontvangen binnen uwe muuren dien Vorst, wiens Voorvaderen U van slaverny en geweetensdwang, van geweldige overheersching en elende bevryd hebben. Duizenden, die anderzins dat gewenschte Opperhoofd nooit zouden gezien hebben, zagen en herbergden Hetzelve in hunne Vestingen, daar hy door minnelyk gelaat, ryp vernuft en zagte zeden, zyne liefde voor het Volk aan den dag leidde. Krygsknegten zagen hunnen jongen moedigen Veldheer, daar hy in de open Velden de proef nam van hunne vorderingen in den Wapenhandel, en door zyne kunde hunne harten innam. Neêrlands jaarboeken zullen eeuwig van het onderling genoegen, door den Vorst en het Volk toen genooten, geheugen.
Keerde Hy, kort daarna, te rug naar het Vorstelyk 's Haage, om op nieuw, na deeze uitspanning, aan de nooit stilstaande Landszaaken te arbeiden, tevens dagt Hy meer dan ooit om aan den liefdedrang onzer Overheden en 's volks algemeene begeerte, tot behoudenis van zyn glorieryk Geslagt, te voldoen.
Zyn oor, meer dan het onze, vervuld met den lof van de Princesse van Pruissen, welke van Koningen begeerd en aan Koningen geweigerd, door geheel Duitschland bekend, en boven alle Vorstinnen van dat wyde Ryk gesteld was, luisterde naar het treflyk getuigenis, dat ook in onze oorden van Haar gekoomen was, en wekte zyne genegenheid, welke groote talenten waardeert, kragtig op.
Gy hebt Hem, o Neêrland! uit uwe Staaten zien weggaan, verzeld en gevolgd van duizend uwer vuurigste wenschen, dat de God van Neerland met Hem mogte optrekken, en de wyze Insteller des Huwelyks zyn voorneemen zegenen.
Gy hoorde, hoe men, bly te moe, Hem met open
| |
| |
armen aan dat Hof der Helden ontving, en zyn Echt, onder de algemeene toejuichingen van den Koning en het Volk, voltrokken werdt. Behoed door de hemelsche Voorzienigheid, keerde Hy te rug met eene Princes, waar van duizend monden de treffelykste getuigenissen gaven. Zy kwam in een vreemd Land, won uwe harten door haare uitmuntende deugden, en gy mindde Haar, als of ze onder u gebooren was.
Magtig Amsterdam, gy zyt de eenige Stad, die Haar voorleeden jaar zo lang binnen uwe muuren hebt gezien, langer dan aan eenige andere mogt gebeuren. - Gy hebt den besten der Prinsen, en het puik der Vorstinnen op uw deftig Raadhuis geherbergd. - Zy bezagen uwe beroemde heerlykheid, grootheid, luister en kostlykheden. - Wagenaar! gy hebt het Koninglyk onthaal, de Vorstelyke Perzoonaadien aangedaan, en de vreugde uwer juichende Stadsgenooten, door uwe sierlyke penne vereeuwigd. - Vreugde, die met hun vertrek naar het stille Loo niet vertrok: ze bleef nog in uwe harten, en werdt kort daarna vermeerderd met de hope, dat het jonge Paar niet lang daar na den lieven naam van Vader en Moeder zou voeren.
Onze Overheden namen het grootste belang in die blyde vooruitzigten, en waren wel dra bedagt om geheel Nederland te doen opzien tot den Formeerder aller schepzelen. Leeraars, eerwaardige Mannen, gy ontvingt dat blyde bevel van in alle uwe Godsdienstoeffeningen de vuurigste gebeden tot den Bewaarder Israëls op te zenden, op dat Zy, die de wellust der Natie geworden was, in haaren gezegenden staat gelukkig mogt voortgaan, en tegen alle ongevallen beschut, ten haaren tyde eene blyde Moeder worden.
Gy hebt met my, o Nederland! den almagtigen Bestierder aller dingen, demoedig te voet gevallen, op dat die Vorstin door eene spoedige geboorte van eene Oranje-Spruit, zelve verblyd, Haar Geslagt en onze Landsgenooten verheugen mogt.
Getuige, onophoudelyk ben ik getuige geweest van die ernstige gebeden, die gy ten dien einde ten hoogen Hemel opgezonden hebt. Onze bidlust wakker- | |
| |
de op, onze smeekingen werden vuuriger, naar maate de tyd naderde, dat wy ze hoopten verhoord te zien. - Maar ach Neerland! ach Landsgenooten! en nog meer, ach braave Vorst! en allermeest, ach geliefde Vorstin, perel onzer kroone! God, de hooge en aanbiddelyke God, heeft geweigerd ons te verhooren! Het lieve Levenslicht heeft uwe beminde Spruit niet mogen zien! de Voorzienigheid heeft geblaazen in alle de voorbereidzelen tot de algemeene vreugde. Alle onze wenschen, die wy zo veele Maanden lang gedaan hebben, zyn, helaas! op éénen dag, op één oogenblik afgesneeden! De blyde hope van eenen jongen Prins te zien, is ditmaal opgegeven! geheel Nederland staat verzet, ontroerd en verbaasd. Ons vrolyk vooruitzigt deedt ons naauwlyks denken, dat dit ongeval mogelyk ware. Op eenen Zaturdag verheugde my voorheen het berigt van den gebooren Willem den V. dien wy een' Wonder-Zoon noemden; maar nu heeft een Zaturdag my de smertelykste tyding aangebragt, dat we eenen Prins van Orange verlooren hebben. Wy deelen in uw leed, en zyn in diepen rou gedompeld. - Hy leeft dan niet, dien we het leven met zo veele vuurigheid toebaden, en och! nooit zal de Eersteling uwer liefde op aarde leven. Nooit zullen zyne kinderlyke jaaren ons verblyden, nooit zullen onze Nakomelingen zich in zyne regeringe verheugen! vlieten zyne tedere traantjes niet; onze traanen vlieten van weedom en ach!
Was dan, ö Hemel! was Nederland zulk een dierbaar Geschenk onwaardig? Hebben wy niet gebeden naar uwen wille? Zyn onze smeekingen niet vereenigd, opregt en geloovig geweest? Zouden wy, hadt Gy het leven dien Prinse gegeeven, U, den Geever van alles, uit het oog verlooren, en te veel op het Schepzel gezien hebben? Hebben wy te weinig erkend dat Gy hem ons geeven moest? Hebben wy dien zegen verbeurd door onze tegenwoordige ongeregtigheden, van welke men op den laatsten Bededag geen afstand heeft gedaan? of zyn 'er, behalven deeze, andere verborgene redenen, die ons deezen zegen ontnomen hebben? -- O Diep- | |
| |
te van het godlyk Albestier! ik vermeet, ik verstout my niet uwe andere ondoorgrondelyke wegen, uwe wyze geheimen reukeloos te peilen: dit weet ik, het al te ondankbaar Vaderland heeft deezen zegen van U niet verdiend, en Gy antwoort niet van uwe daaden. Ween, ween, o myne oogen, en treur met my, o Landsgenooten! treur met den Prins, met de Vorstin, met onze Overheden: dat onze traanen zich mengen onder elkander, doch dat ook onze herten tot den hoogen God eerbiedig zeggen: Gy hebt het gedaan! al uw doen is Majesteit!
Gevoel, gevoel, O Vaderland! dezen slag, en ween over denzelven: doch het zy verre van u, dit alleen te doen. Traanen alleen wisschen onze zonden niet uit; 'er is wat anders te doen, waar toe gy op nieuw geroepen wordt. Uwe tegenwoordige schulden, die dit verdiend hebben, moeten worden weggedaan; het is tot nog toe niet ernstig en opregt geschied. God dringt 'er op aan, dat het nu geschiede; en dan wil Hy ons genadig zyn. Hy belooft dit, Hy moedigt 'er u toe aan, Hy heeft daarom het dierbaar leven van onze jonge Vorstin gespaard tot uw geluk, en herstelt haare kragten: en zal hy u, als dan weigeren, wel haast een' anderen Prins door haar te zullen geeven?
Deeze hope, deeze verwagting doet myne traanen opdroogen, en myne bezwykende Geesten herleeven. - Of is het u al vergeeten, wat in onze Kronykboeken geschreeven staat? weet ge niet Gods tedere voorzorg omtrent het doorluchtig Huis van Orange? werdt niet, toen uwe Voorvaders op den zesden van Slagtmaand des Jaars 1650 Prins Willem den II. verlooren, die alleen eene hoog zwangere Gemalin naliet, Willem de III. op den veertienden van die maand, en dus agt dagen na 's Vaders dood aan het Vaderland gegeeven! - en toen Johan Willem Friso zo deerlyk aan den Moerdyk verdronk, in het Jaar 1711, werdt Willem de IV. onze voorige Erfstadhouder, van den Hemel ons geschonken, in 's Vaders plaatze, na deszelfs overlyden. En is dan die hand, die tweemaal u eenen Prins gaf in de droevigste tyden, nu zo verkort, dat hy uit het Vorstelyk Paar niet haast eene andere Telg geeven kan?
| |
| |
Treurend Nederland! bedroefde Vorst! neergeboogene Vorstin! weenende Overheden! grypt moed, en wordt met deeze hope bezield.
Valt, getrouwe aanbidders van Gods naam! valt daarom uwen God ootmoedig te voet. Bidt, Leeraars! om een lang leven van onzen Erfstadhouder, om herstelling der Koninglyke Princes, om een ander Zaad van den Hemel. Roey, o Volk van Neerland! roey uwe zonden uit, en laaten uwe wegen Gode behaagen. Dan, dan kunt gy hope hebben, dat dit Jaar van rou agtervolgd zal worden van een Jaar van vreugde, waarin men uwe straaten zal hooren weergalmen van dat bly gejuich: een andere Prins is 'er gebooren! en dit niet alleen; maar dan zult ge ook een einde zien aan de Veepest, die uwe schatten thans onder de aarde begraaft; dan zal uwe Koophandel herleeven; dan zult gy, onder het bestier van Willem den V. vreede zien in uwe dagen, wanneer rondom de oorlogskreeten opgaan; dan zult gy gerust sterven, en voor altoos hierna zalig leeven! - Eeuwige Goedheid verhoor de gebeden uwes Volks!
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas.
|
|