| |
| |
| |
De Denker.
No. 312.
Den 19 December 1768.
[Droom over het Vermaak, onder de gedaante van eene fraaie en beminnelyke Dame.]
Re fruere, ut natus mortalis: dilige sed rem,
Tanquam inmortalis: sors est in utroque verenda.
Onlangs droomde ik den volgenden droom, die merkwaardig genoeg is, om mynen Leezeren medegedeeld te worden. Onder eene menigte van menschen, in welker aangezichten droefheid, spyt en gramschap te leezen waren, ontdekte ik eene fraeie en beminlyke Dame, die, in weerwil van haare bekoorlykheden, door den onbesuisden hoop, geslaagen, gesmeeten en voortgestuuwd werdt, op eene onbarmhartige wyze; welk eene onbeschoftheid, dachte ik! Naar haaren naam, en de reden dier mishandelingen vraagende, berichtte men my, dat het Vermaak was, eene looze Toverheks, die veel be- | |
| |
loofde, weinig gaf, en meest alle haare aanbidders ongelukkig maakte; waarom men haar nu naar eene onpartydige Vierschaar sleepte, om aldaar tegens haare beschuldigers gehoord, en vervolgens, naar verdienste, gestraft te worden De nieuwsgierigheid dreef my, om deze zogenaamde Toverheks wat meer van naby te beschouwen; ik drong door het gewoel; ik zag haar, en, op 't eerste gezicht zelfs, kwam het my niet onwaarschynlyk voor, dat de ruuwe menigte zich in de persoone bedroogen, en haar in de plaatse van eene andere genomen hadt; de uitkomst toonde, dat ik niet kwaalyk gegist had. Ik volgde haar in de Gerechtszaale, alwaar Wysheid de Vierschaar spande, voor welke Vermaak beschuldigd werdt wegens veelvuldige wanbedryven, waardoor zy veele Menschen ongelukkig gemaakt en in eene poel van elende gedompeld hadt en, uit dien hoofde, wierdt 'er een eisch van bannissement en eerloosheid tegen haar gedaan. Om de beschuldigingen te bevestigen, riep men vervolgens eenige Getuigen binnen. De eerste, die voor de balye verscheen, was een mager Jongeling, met een bleek en zieklyk gelaat; zyne zwakke en uitgemergelde beenen konden naeuwlyks zyn ligchaam draagen, en, by gebrek van ademhaaling, was hy geduuriglyk genoodzaakt, zyne redenen af te breeken; hy gaf echter, met eene flaeuwe en beevende stemme, het volgende getuigenis; dat de Gevangene, die hy verzekerde wel te kennen, het ondeugendste vrouwmensch van de gansche waereld was; want, om haar te genieten, hadt hy meest alle zyne goederen en eene sterke gesteldheid van ligchaam verspild; geduurig hadt zy hem hoope gegeeven, en altoos bedroogen; hy hadt eerst kennisse met haar gekreegen, terwyl hy op de Academie was; aldaar hadt zy, onder de gedaante van een konstig Schilder, krachtiglyk op zyne verbeelding gewerkt, en hem aangezocht, om zyne letteroefeningen te verlaaten, en haar te volgen; dit hadt hy gedaan, zo dra zyne Ouders het leven afgelegd hadden; om haarent wille hadt hy koets en paarden gehouden; om haarent wille, was hy altoos tegenwoordig geweest op alle plaatsen, daar hy haar meende
| |
| |
te vinden; geen zweep was 'er verreeden, of hy hadt, om haarent wille, zyne beste paarden mede laaten draaven; geene Comedie, geen Ball, geene Dansparty was 'er geweest, of hy hadt, om haarent wille, zich aldaar bevonden; hy hadt haar aan de befaamdste Speeltafels gezocht; om haar te genieten, hadt hy het huwelyk als een verlies van vryheid aangemerkt, en eene Meesteresse gemaintïneerd, die hem eene gestaadige kwelling van minyver en zorgen verwekt hadt; een lonkje van dezelve was hem een nieuwe zak, een traantje een goudbeurs, en een zucht een kostelyk juweel waardig geweest; doch, hy hadt ondervonden, dat zy hem streelde en vleide om haar belang; zyn geld was verteerd, zyn ligchaam verzwakt, zyne ziel vol wroeging en naberouw, en echter hadt hy dit alles gedaan, om Vermaak deelachtig te worden; de Rechters konden oordeelen, hoe die snoode Pry hem bedroogen hadt.
De volgende Getuige was eene Dame du beau Monde, die vry wat zwakheid gehad hadt voor haar' Vaders Stalknecht, en, niettegenstaande haare gemeenzaamheid met denzelven by veelen geene onbekende zaak was, echter de onbeschaamdheid hadt, van daarin te blyven voortleeven. Zy kwam met eene bevallige houding voor het Gerecht, en zag zodra de Gevangene niet, of vloog naar dezelve toe, om haar te omhelzen; doch een Gerechtsbediende hieldt haar tegen, en vraagde haar, of zy de Gevangene kende? Of ik haar kenne! Of ik haar kenne! hernamze, en berstte te gelyk uit in eenen lach, waarover zy echter met eene gemaakte zedigheid verschoning verzocht. Zy getuigde vervolgens, dat zy Vermaak zeer wel kende, dat zy haare oude Vriendinne was, met welke zy van kindsbeen af aan was opgevoed, en dat zy niet kon nalaaten, zich te verwonderen over de onbeleefdheid der Rechteren, welken eene zo schoone Dame niet eens eenen stoel presenteerden. Kom, myn waarde, zeide zy tot Vermaak, houd maar moed; de Rechter is verpligt u terstond op vrye voeten te stellen; ik noodig u dezen avond op de party; wy zullen ons weergaloos diverteeren by Mevrouw Spilpenning; Wouter, gy weet wel wien ik meen; Wouter de Stalknecht zal 'er ook
| |
| |
weezen; ik wedde dat gy hem niet kennen zult, zo weinig als een ander van 't gezelschap; in een Officiers montuur; wat zegtge; als gy 'er zyt, zullenwe pret hebben, dat verzeker ik u; Mevrouw Spilpenning en ik zullen de kosten betaalen; wy doen 't alles om uwent wille. Zy zou dit fraeie discours nog langer uitgerekt hebben, hadt niet eene Kamenier, die door de menigte van omstanderen doorgedrongen was, haar in 't oor geluisterd, dat Wouter dien morgen met haar geld en juweelen was doorgegaan, zonder dat iemand wist, werwaards hy gevloogen was. Op 't oogenblik, veranderde haare Vriendelykheid jegens de Gevangene in een verwoeden spyt. Jou eerloos Schepzel, zei zy; hebt ge my zo bedrogen! om wiens wille heb ik Wouter tot een' Heer gemaakt, dan om uwent halve; wat bedoelde ik met dien Schobbejak, dan Vermaak? in weerwil van myne Ouderen, die het verdriet, dat ik hun aandeed, niet lang overleefden; in weerwil van myn goeden naam, en van zo veele treflyke aanbiedingen, die my gedaan zyn, heb ik my, zonder plegtigheid, in zyne armen geworpen; en nu word ik zo te leur gesteld in myne verwagtingen! Maar, dat zweer ik u, gy zult gestraft worden; ik verzoek recht, myne Heeren, ik verzoek recht.
Eindelyk kwam 'er een bejaard Man te voorschyn, op wiens gelaat de tekenen van eene bloeiende gezondheid nog duidelyk te zien waren. Hy verklaarde insgelyks, dat hy de Gevangene zeer wel kende. Ziet hier, myne Heeren, zeide hy, een' der ongelukkigste menschen van de gansche waereld; ik heb, geduurende myn leven, niets gedaan, dan Vermaak te zoeken; maar helaas! te vergeefsch; in myne jonge dagen had ik dikwyls van haar gehoord en geleezen; haar character bekoorde my; ik brandde van ongeduld om kennis met haar te maaken; ik dacht om niets dan om haar; ik verliefde op haar; de Liefde maakte my tot eenen Dichter; ik zong ter haarer eere; ik dacht dat ik haar in de poësye vinden zou; ik werd dol op versen; maar, daar ik vermaak verwagtte, ontmoette ik smerte; men hieldt my voor een lediglooper; men
| |
| |
laakte myne gedichten, en maakte pasquillen tegen my. Ik leide my vervolgens toe op hooger Weetenschappen; de Natuur- en Bovennatuurkunde trokken mynen aandacht inzonderheid; maar, in plaatse van daar door Vermaak te genieten, kreeg ik eene onverzaadlyke begeerte tot grootere kundigheden, en om meer te weeten dan by mogelykheid geweeten kan worden; hier kwam by het vernederend bezef, dat het geene ik wist van eene zeer geringe betekenisse was. Men raadde my den Koophandel aan, als den besten weg om Vermaak deelagtig te worden: wel is waar, dat my toen het zeggen van Salomon te binnen kwam; Wysheid is beter dan Rykdommen; maar ik dacht, dat mag in Salomons tyd zo geweest zyn, thans is het anders met de zaak gesteld; die ryk is die is wys; en hoe worden de lieden ryk? wel, door haare dwaasheid, en door de dwaasheid van anderen; ziet men tegenwoordig niet, dat een party Moffen, een hoop volks, welk op een stroowisch hier is komen aandryven, groote schatten vergaderen, lusthuizen bouwen, en alles doen wat door hunne meerderen gedaan wordt, behalven verstandiglyk te spreeken? Ik werd dan een Koopman; ik handelde in 't gros, en gelukkig; myne goederen vermeerderden, maar ik genoot geen Vermaak; ik dacht van den morgen tot den avond, niet dan om Rekeningen, Quitancien, Wissels, Obligatien, Procenten, Interessen en Geld. Duizend zorgen knelden my daarenboven. Harde winden, bankeroeten, ontrouwe Kantoorknechten; alles deedt my vreezen; het leven verveelde my, en ik besloot uit de Negotie te scheiden, dewyl ik gelds genoeg gewonnen had, om het overige myner jaaren in rust en stilte door te brengen; ik dacht, daarin Vermaak te zullen vinden; maar ach! toen ik niets te doen hadt, werdt ik gemelig en knorrig; ik nam op nieuw myne studien by de hand, maar kon my niet meer met dezelven verlustigen; ik ging aan 't bouwen; ik zette een huis, en lei eene buitenplaats, hoven en tuinen aan; ik hield my bezig met de Werklieden; en dacht eindelyk het lang ge- | |
| |
zochte Vermaak gevonden te hebben: maar verre van daar; het dagdieven der Arbeiders veroorzaakte my verdriet; de rekeningen van de Timmerlieden en Metzelaaren liepen tweemaal zo hoog als ik gedacht had; ik moest betaalen of procederen; ik besloot tot het eerste: myn huis en buitenplaats waren voltooid; ik noodigde Vrienden; ik onthaalde myne Nabuuren; ik vestigde goederen op myne Kinderen, en nu dacht ik Vermaak te zullen genieten; maar de Pry speelde my wederom eene poets; ik bevond, dat myne Vrienden my slegts vleiden, en naar den mond praatteden, om dat ik hen prachtig onthaalde; dat myne Nabuuren mynen rykdom met nydige oogen aanzagen, en dat myne Kinderen naar mynen dood wenschten; dus ben ik in alle myne poogingen door Vermaak te leur gesteld.
De Getuigen gehoord zynde, vraagde de Rechter de Gevangene, wat zy ter haarer verantwoordinge by te brengen hadt? Zy antwoordde, met eene betaamelyke Zedigheid; ik zou zeer veel ter myner verdeediginge kunnen zeggen; doch dit eenige zal thans genoeg zyn, dat de Getuigen, welken tegen my verscheenen zyn, my niet kennen. De uitgemergelde Jongeling zou my misschien gevonden hebben, indien hy zyne Letteroefeningen voortgezet had; nu heeft hy eene andere Dame, in plaatse van my, gevolgd; zy gaat gekleed als ik, maar haare eigenlyke naam is Dwaasheid; aan haar en niet aan my heeft hy alle zyne ongelukken toe te schryven. De Dame, welke zegt, dat ze my van haare jeugd af aan gekend heeft, spreekt ook de waarheid niet; zy heeft my nimmer gezien, maar wel eene andere Vrouwe, die, weidscher dan ik gekleed, dikwyls mynen naam aanneemt, schoon zy eigenlyk Vleeschlyke Wellust heet; deze heeft haar in de armen van een lompen Stalknecht geworpen, niet ik; op deze moet zy haar ongeluk verhaalen. En, wat den ouden Man betreft, deze heeft inderdaad de zwaarste beschuldiging tegens my ingebragt; hy heeft zich veel moeite om mynent halve gegeeven; doch zyne inzichten waaren niet eerlyk; ik zou gaarne zyne wettige Huisvrouw geweest zyn; maar hy wilde my slegts als
| |
| |
eene opgeslootene Meesteresse houden, om steeds ten zynen dienste te staan, en wanneer het hem behaagde, my aan de waereld te vertoonen; ik wilde zo niet behandeld worden, en stelde hem in zyne menigvuldige poogingen te leur; hy verdiende niets meer; een Man, die my altoos aan zyne eigenzinlykheden zocht te verbinden, en my nimmer eenige rust te laaten, kon my niet behaagen; hy wyte derhalve zyne teleurstelling aan zich zelven, niet aan my. Zy eindigde; haare verdediging werdt goedgekeurd, en het vonnis ten haaren voordeele uitgesprooken.
***
Vermaak is inderdaad eene begeerlyke zaak; dezelve na te jaagen is een van de eerste en natuurlykste beginzelen, in het menschdom ingeplant, welken van eenig mensch noch behooren, noch kunnen aan een' kant gelegd worden; maar het waare Vermaak verschilt zo veel van de Wellust, als eene openbaare hoer van eene deugdzame vrouwe, of als een aartig man van een' snaak; men heeft, echter, aan de Wellust dikwyls den naam van Vermaak gegeeven, en door deze verwarringe van naamen de zaaken zelven verward. In 't waare Vermaak is altoos iets ernstigs; zonder dat is alle betamelykheid weg, en als de reden onze grootste vermaaklykheden niet verzelt, is de mensch het elendigste aller Schepzelen. Maar waarin bestaat het waare Vermaak? Om hier op te antwoorden, heeft men zich eene drieërleie soort van levenswyze te verbeelden, die met elkanderen gepaard moet gaan; voor eerst, eene beschouwende levenswyze, waarin men gelegenheid en lust heeft, om op groote, nuttige en aangenaame zaaken te denken; ten tweeden, eene werkzaame levenswyze, waarin men dingen genoeg te doen heeft, die ten nutte van de Maatschappye en van ons zelven strekken konnen, zonder het ligchaam boven maate te vermoeien, of den geest te verslaaven aan zaaken, die beneden deszelfs waardigheid zyn; eindelyk, in eene geruste en vrolyke levens- | |
| |
wyze, waarin wy zo veel aardsche goederen bezitten, als ons buiten gestadige zorgen en bekommeringen kunnen houden, waarin men, boven den nyd en de verachting, met maatigheid, de onschuldige vermaaken van dit leven geniet, zonder zich over derzelver gemis moeielyk of gemelyk te maken; waarin men eindelyk, eene bloeiende gezondheid geniet, benevens eene gerustheid van 't gemoed en een goed geweeten, haakende steeds naar eene grootere gelukzaligheid, die niet te verkrygen is, dan door een gedrag, dat naar de regelen van Godsdienst en Reden is ingericht. Doch, dewyl 'er geene levenswyze is, welke zyne onaangenaamheden niet heeft, en wy daarenboven het niet in onze magt hebben, om ons in zulke omstandigheden te stellen, als waarlyk de vermaaklyksten zyn, zullen wy, indien wy zo vermaaklyk willen leeven, als mogelyk is, steeds ons best moeten doen, om het gebrekkelyke, door deugd, wysheid, en onderwerpinge aan den wille des Allerhoogsten te vervullen.
R.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas.
|
|