De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 393]
| |
De Denker.
| |
[pagina 394]
| |
de bedorvenheid der tyden ons beroofd heeft, en 't welk niet bewaard heeft kunnen blyven, onder zo veele wanorders en ongeregeldheden, als de Staatzucht, het Eigenbelang en de kwaade Trouwe, beurt om beurt, in de waereld veroorzaakt hebben. Men merke derhalve de Schets van een' waaren Vriend aan, niet als een schildery, naar de natuur gemaald, maar als de vrucht van eene verhitte verbeeldingen; 't is niet volstrekt onmogelyk, dat iemand naar dezelve gelyke, schoon het ten hoogsten onwaarschynlyk mag gehouden worden. Wat is een Vriend? Een Vriend is een mensch, dien de Natuur met voordacht voor ons gevormd, en aan welken zy dezelfde gevoelens, dezelfde wyze van denken, dezelfde geaartheid en nergingen medegedeeld heeft. Voorneemens zynde, om iets buitengewoons te voorschyn te brengen, heeft zy hem begiftigd, met een' goeden, welgestelden en leerzaamen inborst; met eenen geest, die vruchtbaar is in verstandige overdenkingen; met een hart, tot de Deugd, en al wat redelyk, welluidend en beminlyk is, geschikt, en met eene gemoedsgesteltenisse, die t'eenemaal vry is van alle kwaadaartigheid; kortom, zy heeft een' buitengemeen' sterveling in de waereld gebragt; een sterveling, die eene brandende begeerte heeft, om ons, by alle gelegenheden, de wezentlykste en uitmuntendste diensten te doen; niet op eene baatzuchtige wyze; niet ten koste van zyne en onze Deugd; ô neen! onze en zyne Deugd is hem te waardig, dan dat hy dezelve, om ons te verpligten, een oogenblik in gevaar zou stellen: Oprecht in zyne voorden, spreekt hy, ten allen tyde, de zuivere waarheid; bedekt hy dezelve een weinig, het geschiedt, om dat hy over- | |
[pagina 395]
| |
tuigd is, dat wy alsdan niet geschikt zyn, dezelve in haare natuurlyke gedaante te aanschouwen; doch deze vermomming duurt niet langer, dan hy noodig gehad heeft, om ons ter beschouwinge van dezelve in haare klaarheid en beminlykheid toe te bereiden. Meer deel in uwe wezenlyke en groote belangen neemende, dan gy denken zoudt, put hy zyn verstand en kundigheden uit, om u een' heilzaamen raad te geeven; terwyl hy zyne edelmoedigheid den vollen teugel viert, om u de wegen ter bereikinge uwer goede oogmerken gemakkelyk te maaken; te belangeloos, om het goede, daar uit voortgesprooten, niet geheel en al aan u alleen over te laaten. Indien hy uwe rampen en wederwaardigheden niet voorkomen kan, hoe liefderyk, hoe verstandig weet hy dan middelen in 't werk te stellen, om derzelver hevigheid te verzachten! hoe vaardig is hy alsdan, om u troost en verkwikking, en, zo mogelyk, verlossing toe te brengen! Hy behoort niet onder die soort van vleieren, die u gepreezen en geëerbiedigd hebben, zo lang uwe zaaken wel stonden, de Fortuin u gunstig toelachte, en zy aan uwen welvaart deel hadden; Hy treedt niet te rugge, naar maate het Geluk u verlaat; maar, naar maate hetzelve van u afwykt, nadert hy u, bewust, dat gy alsdan zyn toespraak, bystand en opbeuring 't meest van nooden hebt. Naauwlyks zal hy u in verdrukkinge zien, of het verwekt hem eene gevoelige smerte, zich zelven in gelukkiger omstandigheden te beschouwen, en, terwyl Hy de helft van uw verdriet gereedelyk overneemt, noodzaakt Hy u, met hem in zyne blydschap en vergenoeging te deelen; een dubbele gunst, inderdaad, die hy u verleent, dewyl hy | |
[pagina 396]
| |
zonder uit verwaandheid eene openlyke dankerkentenisse te vorderen, u het lieflyk geweld aandoet, van zyne weldaaden te ontvangen. De Waare Vriend leert ons, hoe wy ons te gedraagen hebben in voorspoed; hy toont ons onophoudelyk het gebruik, dat wy van onzen welvaart maaken moeten. Naardien hem niets meer ter harte gaat, dan de bevordering van ons geluk, zal hy ons, met klemmende redenen, die hooge ontwerpen uit het hoofd praaten, om in eer en aanzien te geraaken; ontwerpen, die niet zelden, zonder onrechtvaardigheid werkstellig gemaakt, noch zonder wanbedryf volvoerd worden; maar indien onze onderneemingen met de regelen van recht en billykheid overeen te brengen zyn, dan mogen wy alles van zynen wakkeren bystand, van zynen onvermoeiden yver, en zelfs van zyne onbekrompene milddaadigheid verwagten. Hy zal de eerste zyn, om ons geschikte maatregelen aan de hand te geeven; de naarstigste, om de gansche waereld in onze belangen over te haalen; de gereedste, om ons daartoe de vereischte hulpmiddelen te bezorgen. In tegendeel, wanneer wy zo ligtvaardig zyn, om iets te beoogen, het geene ons schaadelyk zou kunnen zyn, of het geene niet overeenstemt met de wetten van Deugd en Godsdienst, dan zal hy niet rusten, voor dat hy die valsche begrippen uitgeroeid, en onzen geest van die nadeelige vooroordeelen gezuiverd heeft. Dewyl hy onbekwaam is tot vleijerye, zo vrees niet, dat hy immer de zwakheid hebben, of zich zo ver vernederen zal, dat hy onwaardige dingen in u goedkeure en pryze; onverzetlyk in zyne afkeerigheid tegens al wat ondeugd genoemd wordt, zal hy nimmer dulden, dat gy u, door uwe driften en hartstochten, daar toe vervoeren laat. Hy is, | |
[pagina 397]
| |
echter, zagtzinnig in 't berispen, altoos de noodige voorzorgen neemende, om u, zonder bitterheid, tegens uwe gebreken te waarschouwen; die gering van belang zyn ziet hy over 't hoofd, en schryftze toe aan de onvolmaaktheid der menschelyke natuure; hy volgt hier in het voorbeeld van den Vader by HoratiusGa naar voetnoot(*); Die haat zyn' Zoon niet, schoon hy vlakken heeft of rimp'len,
Maar zal den misstal met een' zachten naam bewim'plen.
Men zegt; het kind ziet scheel: maar Vader zegt; het lonkt;
En door het lonken is 'er veel in liefde ontvonkt.
Die klein is, zegt men dat van ondeugd niet kan groeien:
De grootheid van den geest kan 's lighaams schaa vergoeien,
Zegt Vader; ik verkoop myn kinders niet by de el.
Is hy wat zwart; dat is de kleur van 't mannen vel.
Indien hy lispt of brouwt; 't zyn sierlyke gebreken
In 't oor eens Vaders, die te liever hem hoort spreeken.
Zo keert hy 't al ten goede.
Zo handelt de Waare Vriend ook, met die geringere gebreklykheden, waaraan zyne vrienden onderhevig zyn; wel weetende, dat niemand hier op aarde daar van bevryd is; zo handelt hy, gansch verschillig van die soort van lieden, van welken hedendaags de waereld zo vol is; dezen, gelyk dezelfde Hekeldigter zegt: Indien voor hun zich fouten openbaaren
In vrienden, noemen die niet fouten slegts alleen;
Maar weeten zelfs de deugd op 't haatlykst uit te reên,
Haar een afzienlyk kleed om 't minzaam lyf te hangen,
En deeze simpele in een' valschen strik te vangen.
De tong, die nimmer veinst, en geene netten spant,
Spreekt zonder oordeel, naar hun averechts verstand.
| |
[pagina 398]
| |
Die zich bezadigd toont, moet lui en vadzig heeten.
Een ander is steeds op zyn hoede, en schynt te weeten,
Dat openhartigheid en waarheid, overal
Gesprooken, in dees tyd, veel luiden brengt ten val;
In plaats van wys en vroed, wordt by voor ieders oogen
Verbeeld als een gedeinsde, een minnaar van de logen.
Maar, om voort te gaan; ik heb nog niet al gezegd, wat het Character van een Waaren Vriend uitmaakt. Dewyl hy een standvastig minnaar van de Deugd is, zal zyn voornaamste werk zyn, u insgelyk op dezelve te doen verlieven; hy zal u dezelve in al haare beminlykheid en voortreffelykheid voor oogen stellen; hy zal u van de noodzaaklykheid, om uw leeven in haaren dienst door te brengen, met bondige bewyzen, overtuigen; hy zal u de vereischte regelen voorschryven, en, het geene oneindig meer is, u met zyn voorbeeld op derzelver paden, de paden der waare wysheid, de wegen des heils, voorgaan. Hoe zal hy met u in zynen schik zyn, indien gy een goed gebruik maakt van zyne edelmoedige lessen en raadgeevingen! hy zal geen oogenblik zonder uw gezelschap kunnen zyn; eene zoete heblykheid verkreegen hebbende van zyne ledige uuren in uwe verkeering door te brengen, zal hy, in zekere opzichten, ongevoelig worden, voor alle andere gezelschappen; hy zal niet ingenomen met zich zelven, niets doen, zonder u eerst raad te pleegen, en, dewyl een groot vertrouwen op u stelt, zal uw raad dikwyls zyne besluiten vestigen. Vry van alle verwaandheid, zal hy nooit kwaalyk neemen, dat gy hem ook tegens zyne gebreken waarschouwt; dat gy hem, by bekwaame gelegenheden, in bedenking geeft, of hy zich ook in zyne zetregelen en leevenswyze bedriege; | |
[pagina 399]
| |
hier mede zult gy hem steeds verpligten; hier mede zult gy hem den aangenaamsten dienst doen; dat zal hy rekenen, als de beste vertooning van uwe wederliefde. Vertrouw dezen getrouwen Vriend gerust alle uwe geheimen, hy zal ze onschendbaar bewaaren. Zie den afstand die 'er tusschen u en hem is, niet aan als een hinderpaal uwer vereeniginge; een man als hy, die het hart zo wel geplaatst heeft, die niets meer begeert dan de bezitting van uw hart, stelt zyn hoogsten roem in het uitoeffenen van eene edelmoedige vriendschap, volkomenlyk verzekerd, dat hy geen beter gebruik van zyne goederen kan maaken, dan door dezelven ten uwen voordeele aanteleggen, en altoos genegen om te gelooven, dat gy, in zyne plaatse gesteld, en even mild begiftigd, dezelfde edelmoedigheid betoonen zoudt; hy onthoudt de weldaaden niet, die hy u zo menigmaalen beweezen heeft; hy wil zelfs, dat gy 'er ook niet meer aan denkt, om u op nieuw te kunnen noodzaaken het geene hy u aanbiedt aan te neemen; hy beschuldigd u van beschroomdheid in 't vergen, zich zelven van traagheid in 't bewyzen van vriendschapspligten. Welk een bekoorlyk gezicht! twee Vrienden, die zich zo teder beminnen; die door banden verëenigd zyn, welken nimmer kunnen verbrooken worden, om dat zy door den Hemel zelven gelegd zyn; altoos elkanderen te zien; altoos naar elkanders gezelschap te wenschen, zonder zich aan de belachlyke gewoonten en plegtigheden dezer eeuwe te stooren; nimmer moede te worden, van elkanderen de wezendlykste diensten te bewyzen; elkanderen, in wederwaardigheden, te troosten en op te beuren; elkanderen gelukkig te zien zonder | |
[pagina 400]
| |
nydïgheid of verdriet; zich te verlustigen in de verzekering van elkanders onwankelbaare getrouwheid; onderling raad en bestiering te geeven; zich onderling toe te leggen om naar de wetten van Reden en Godsdienst te leeven; elkanderen zyne fouten ten beste te houden; kortom, met de uiterste zorgvuldigheid voor elkanders tydlyk en eeuwig welzyn te zorgen, tot dat de dood eene droevige scheiding maakt; zie daar de pligten der Waare Vriendschap; maar is het getal wel groot der geenen, die dezelven betrachten? helaas! 't is ten uitersten gering; en ik weet niet, of ik aan 't einde van deze Kenschets niet zetten moet het geene een geestig schryver plaatste boven het hoofd van eene volmaakte Vrouwe, zo als dezelve door hem geschetst was; Afbeelding van eene Vrouwe, die nergens gevonden wordt; ik zou zyne gedachten nog wat kunnen uitbreiden, en zeggen Afbeelding van een' Man, die nergens gevonden wordt, en nimmer gevonden zal worden; maar, Waar is de man toch, die geen souten heeft, te vinden?
Gelyk nu de Een-oog wordt geroemd in 't land der Blinden,
Als minst van allen blind; zo roemt men hier volmaakt
Dien Vriend, die minst misdoet, die minst de deugd miszaakt.
R
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas. |
|