De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 337]
| |
De Denker.
| |
‘Heer Denker!Zie hier het Request, waarvan ik in mynen laatstenGa naar voetnoot(*) melding maakte, benevens het Appointement op hetzelve, met vriendelyk verzoek, dat gy deeze beide stukken eene plaats in een uwer weekelyksche Blaadjes gelieft te geeven, niet om den Patient, (hy is ongeneesbaar,) te verbeteren, maar op dat anderen, die in verscheidene opzigten niet beter zyn, dan deeze, zich aan dit voorbeeld mogen spiegelen, en leeren zorg draagen, dat hun nimmer iets dergelyks overkome. Ik ben, &c.
UE. Dienaar, Pigritiae Adversarius.’ | |
[pagina 338]
| |
Het derde stuk is van dezelfde hand, aan welke myne Leezers verschuldigd zyn het Berigt, wegens de Beginselen van den Oorlog onder de Filosoofen, in ChinaGa naar voetnoot(*); en het Historiesch verhaal, waarin Sommige Vertellingen, en het daar uit Verspreid gerugt, als of in dat Berigt eenige Onwaarheden voorkoomen, Getoetst wordenGa naar voetnoot(†). Hetzelve behelst eenige Byzonderheden, sedert in dat Ryk voorgevallen, waar uit blykt, dat het, naar alle gedagten, tot geen hoofdtreffen, waar voor men bedugt was, zal koomen. Het een en ander zal ik woordelyk plaatzen. Het Request luidt, als volgt.
Aan de ED....
ED.... HEEREN!
De Gemeente Gods, te GRYSBURG, neemt de Vryheid, met schuldigen eerbied en diep respect voor Haar Ed...., haare bezwaaren, over haaren Predikant, den Heer Nooitopzynkamer, in Derzelver vaderlyke schoot te werpen, en Haar Ed.... op het allerootmoedigste te verzoeken, dat het Haar Ed.... moge behaagen, dezelven te hooren, te pondereeren, en zulke middelen gelieven in het werk te stellen, als Haar Ed.... volgens derzelver hooge wysheid, en gewoone equiteit, zullen dienstig oordeelen, om in der Supplianten ongelukkige omstandigheden, waar in de Gemeente, door haaren Predikant Nooitopzynkamer, is gebragt, best aangewend en in 't werk gesteld te worden. Zy meent, het zy haar geoorloofd haare gedagte aanstonds te zeggen, zy meent, Ed.... Heeren! dat die Heer, ipso facto, behoort gedeporteerd, of van zynen dienst verlaaten te worden. De Supplianten vreezen, dat zy zich aan een onverschoonbaar en ten hoogsten strafschuldig verzuim zouden schuldig maaken, indien zy dit niet by Haar Ed.... poogden uittewerken. Hy doet niets, hoe genaamd, betrekkelyk tot zyne Hoogwigtige Bediening, (hoe dikwyls hem zulks is | |
[pagina 339]
| |
onder het oog gebragt,) dan 's Zondags, en op andere gewoone Prediktyden, een van zyne oude Sermoenen, die hy mogelyk tien of meermaalen, in minder jaaren, heeft opgedreund, half slaapende en half droomende optezeggen. Want nooit maakte hy, sedert verscheidene Jaaren, eene nieuwe Preek, zelfs niet op Bededagen. Behalven dat hy nog, schoon zeer gebrekkelyk, eenige dingen, onmiddelyk zyn ampt betreffende, verrigt, die hy volstrekt niet kan nalaaten, om niet uit zyne Bediening geschopt te worden. - Hy bidt genoegzaam altoos woordelyk hetzelfde; zelfs op plegtige en buitengewoone tyden doet hy veelal zyn formulier gebed; 't welk kinderen van tien Jaaren zoo wel van buiten kennen, dat zy somtyds reeds Amen gezegd hebben, zonder een eenig woord te hebben overgeslagen, eer hy ten einde is. - Meer dan de helft van de Gemeente weet, als hy den Tekst heeft voorgeleezen, niet slegts zaakelyk, maar zelfs veelal woordelyk, wat 'er uit zal koomen. - Met het onderwys der Jeugd bemoeit hy zich niet. - By Zieken, als hy 'er van tusschen kan, gaat hy nooit. - Als hy by hen is, dan mompelt hy slegts eenige weinige woorden binnen monds, daar de Zieken niets, ter hunner opbeuring, vertroosting, of onderregting, aan hebben, en gaat zoo schielyk heenen als eenigzins doenlyk is. - Wordt hy eens verzogt een Gebed by een Kranken te doen, hy bidt een brok van zyn formulier gebed, met 'er slegts eenige weinige woorden tusschen te voegen, en wel juist diezelfde woorden, die hy in de Kerk gebruikt, als 'er Voorbeden verzogt worden, die altoos, behalven de naamen der verschillende ziekten en kwaalen, woordelyk dezelfde zyn. - In de Huisbezoek, of Uitnodiging der Leden ten H. Avondmaale, zegt hy zyn van buiten geleerd lesje, huis aan huis, op, praat iets over onverschillige zaaken, van 't weer, en hoe de wind is, en besluit doorgaans zyn plegtig bezoek, met te vraagen, of de vrienden ook eenig nieuws hebben. - Komt hy eens by eenigen der Vermogensten, (de Armen zien hem nooit aan hunne huizen,) hy doet zyn lighaam wel, (schoon altoos, dit moeten wy tot zyn lof zeggen, | |
[pagina 340]
| |
in eene behoorlyke mate,) en praat nergens anders over, dan over beuzelingen, en allerhande nieuwtjes, die naauwlyks den aandagt van Kinderen en 't allerlaagste soort van menschen verdienen. - Voor 't overige doet hy niets dan eeten, drinken, slaapen, zyn pyp rooken, wandelen, uitgaan, en gezelschappen aan zyn huis ontvangen. Om dit alles vermeenen de Supplianten, dat de Heer Nooitopzynkamer, ipso facto, behoort gedeporteerd, of van zynen dienst verlaaten te worden; dewyl hy: behalven dat hy een mensch is, die volstrekt nergens anders toe dient, dan om door zyn voorbeeld allen lust en yver in den Godsdienst geheelenal, in de Gemeente, uittedooven, die reeds in veelen byna uitgeblust zyn, door zyne, den Hemel tergende, laauwheid, yverloosheid, en onverschilligheid, in all' wat eenige betrekking tot den Godsdienst heeft: om dat hy hier door zynen Eed heeft verbroken, dien hy Gode en der Gemeente gezwooren heeft, by 't aanvaarden zyner Bediening, om de Gemeente, naar zyn vermogen, door leer en leven te zullen stigten, opbouwen, en derzelver eeuwige belangen in alle opzigten behartigen. De Supplianten meenen hierom, dat hun verzoek in alle deelen op de billykheid gegrond is. Hier op steunende, en weetende, dat Haar Ed.... altoos genegen zyn, regt te doen, vertrouwen ze dat hunnen Predikant Nooitopzynkamer, door haar hoog gezag, ten eersten, het Prediken, of liever het opdreunen van zyne Sermoenen, zal verboden worden; en zy hem ten dien einde, ipso facto, (dewyl hy toch geene nieuwe Predikatien ooit zal willen maaken, noch zich voor het overige, gelyk een waardig Leeraar betaamt, gedraagen,) anderen ten voorbeelde zullen deporteeren. 't Welk doende, enz. Actum, den .. 1768. De OPZIENDERS der Gemeente Gods te GRYSBURG. En uit derzelver naam.
Hier op behaagde het Haar Ed.... het volgende gunstig te besluiten. | |
[pagina 341]
| |
Erntfeste, lieve, byzondere!Is geleezen, gehoord, en geëxamineerd het Request van de Gemeente Gods, te GRYSBURG, den .... 1768. door derzelver Opzienderen, uit haaren naam ter Tafel van Haar Ed. ... gepresenteerd, behelzende Bezwaaren, over haaren Predikant, den Heer Nooitopzynkamer, en een Verzoek, om hem als verbreeker van zynen Eed en Belofte te straffen, met gemelden Nooitopzynkamer te deporteeren. Haar Ed. ... de Bezwaaren geëxamineerd, het Verzoek verstaan, en den Beschuldigden gehoord hebbende, hebben goedgevonden, gelyk zy goedvinden by deezen, meer gemelden Nooitopzynkamer, op den eersten Regtdag, die weezen zal den .... 1768, in Haare Raadkamer te doen ontbieden, en het volgende Vonnis te laaten afkondigen. ‘Haar Ed. ... voor Haare Tafel ontboden hebbende, Nooitopzynkamer, tot nog toe Predikant in de Gemeente Gods, te GRYSBURG, en hier verscheenen, om regt te hooren: nademaal aan Haar Ed. ... in 't zekere is gebleeken, dat hy nooit nieuwe Preeken doet, altoos het zelfde bidt, de jeugd niet onderwyst, de zieken en armen nooit toespreekt, in de gezelschappen, en zelfs in de Huisbezoek, nooit iet stigtelyks, noch leerzaams voortbrengt, en niets doet dan eeten, drinken, slaapen, op en nedergaan, enz. Haar Ed. ... deporteeren hierom den Gedaagden, als schuldig aan eene doemwaardige luiheid, onverantwoordelyk verzuim van zynen pligt, en verbreeking van zyne belofte, aan God en de Gemeente gedaan, van zynen dienst, in zyne Gemeente, als behoort; en verklaaren de Gemeente Gods, te Grysburg, van dit oogenblik af, vacant.’ Wy zyn enz.
Uwe Goede Vrienden,
Actum, in onze Raadkamer, den .... 1768. DE ED.... Binnen..... (Was getekend) JUSTUS. als Secretaris. | |
[pagina 342]
| |
Het Berigt uit CHINA behelst de volgende Byzonderheden, my, onder Couvert, met deeze weinige Letteren van mynen Vriend, ter hand gesteld.
‘Myn Heer!
Het volgende is my toegezonden van mynen Korrespondent uit China, op wiens berigten men staat kan maaken. Ik deel het hierom u mede, met verzoek, dat gy hetzelve gemeen gelieft te maaken, naardien veelen uwer Leezeren zeer verlangen, te weeten, welk gevolg de Toebereidzelen tot den Oorlog onder de Filosoofen, in dat Waerelddeel gehad hebben. Waardoor UE. my, en de Begunstigers van uwe Blaadjes, grootelyks zult verpligten. Ik ben enz.
Uwe Standvastige Leezer, Jn. Cs. V...’
Sedert mynen laatstenGa naar voetnoot(*) hebben de zaaken voor de Eclectic eene zeer gunstige keer genoomen. Men vreesde voor een hoofdtreffen, tusschen hen en de Preciesen, en dat het met de Eclectici, gelyk in vroeger dagen, bedroefd zou afloopen, omdat 'er aan verscheidene Oorden van 't Ryk sterk geworven werdt, en drie Generaals van de Preciesen, echte Persiaanen, met hunne strooppartyen werkelyk op Marsch waaren, om het klein legertje van de Eclectici slag te leveren. Deezen, hoe moedig ook, en hoe zeer zy steunden op de regtvaerdigheid hunner zaake, zouden, echter, naar allen schyn, door de overmagt der Preciesen zyn overmand geworden, hadt een Filosoof, behoorende tot de Sekte der Preciesen, niet weeten uittewerken, dat alle de Preciesen, (welken een onzaglyk getal in China uitmaaken,) die de Tabbaards en Mutzen half op zyn Persiaansch en half op zyn oorsprongelyk Chineesch draagen, en vry hebbelyk, als zy in 't openbaar verschynen, voor den | |
[pagina 343]
| |
dag koomen, dat deezen volstrekt geweigerd hebben, onder een Generaal, die zyn Montuur op de oude Persiaansche wyze draagt, te dienen; en hadt diezelfde jonge Officier, in 't begin van den Optogt, door een van der Preciesen eerste Stafofficieren Krygsgevangen te maaken, niet veroorzaakt, dat verscheidenen van hun Rot gedeserteerd zyn, en dienst hebben genoomen, onder de hebbelyker Preciesen. Deezen zyn 't in zoo verre met de Eclectici eens, dat het onverdraaglyk is in eenen Filosoof, en strydig beide met de Wetten van China, en de voorschriften van den grooten Confusius, dat men ooit by den Keizer, en 's Ryks Grooten, zoeke uittewerken, dat deezen de hand leenen, om de vreedzaame Eclectici te beletten, dat zy hunne Proeven waereldkundig maaken, hen vry Filosofeeren aanpryzen, en by gelegenheid zeggen, dat het schande is, dat een Chinees zoo schrikkelyk haveloos durft voor den dag koomen, als sommige Preciesen doen. Doch de Echte Persiaanen vraagen, in deezen, naar geene Wetten. Want toen zy, door deeze nederlaag, zagen, dat ze met den degen in de vuist te kort zouden schieten, hebben zy, naar oude gewoonte, de laagheid gehad, den Keizer, en 's Ryks Grooten, te verzoeken, om hen bytespringen. Doch hun verzoek is met de uiterste verontwaardiging afgeslagen. Zelfs, zoo als men vertelt, werdt het zoo euvel genoomen, dat het Request, ten dien einde ingeleverd, in hunne tegenwoordigheid, is verscheurd geworden. De Preciesen zyn door dit alles buiten staat, iets van belang uittevoeren. Men vertrouwt hen echter niet. De Eclectici hebben hierom een kleen welgewapend Legertje, van uitgeleezene manschap, in gereedheid, om, des noods, defensief te ageeren. Daar zyn kundige Officiers onder hen. Onder anderen een jong Kapitein, die geen hairtje van den baard aan zyne kin kan veelen, of hy plukt het aanstonds met wortel en al uit. Deeze heeft onlangs eenen van der Preciesen Opperhoofden schrikkelyk toegetakeld, om dat die Generaal, in 't begin van de Toebereidzelen tot den Oorlog, in zyne aanspraak tot het Volk, om hetzelve tegen de Eclectici te verbitteren, | |
[pagina 344]
| |
en den Keizer een averegts denkbeeld van hun inteboezemen, heeft laaten invloeijen, dat 'er volgens de vroegste overeenkomst der Filosoofen met elkanderen, in 't begin des Tartaarschen Oorlogs, in China, geene andere Filosoofen, in de Openbaare Schoolen, mogten leeren, dan die juist precies op zyn oud Persisch hunne Proeven doen. Zyne Excellentie zal, naar alle gedagten, de Winterkwartieren moeten betrekken. Alles begint zich tot den Vreede te schikken. Althans de eerste Optogt tegen de Eclectici is zonder voordeel voor de Preciesen, tot heden toe, geweest. Overal zyn ze in hunne onderneemingen gedwarsboomd. Daar zyn geene Troupe's meer in 't veld. Hunne laatste Partyganger is van all' zyn volk verlaaten, om dat de Karel zoo allerverschrikkelykst vloekte, zoo allergrofst loog, en 'er zoo geplukt en gescheurd uitzag, dat geen mensch by hem duuren konde. Hy heeft geenen koperen duit buit gemaakt, en was voor eenigen tyd reeds zoo arm, dat hy met het schryven van blaauwe Boekjes aan de kost heeft zoeken te koomen. Thans zegt men, dat hy, dewyl hy geen vertier genoeg hadt, om te kunnen leeven, van honger op 't sterven legt.
Cmz. X.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas. |
|