De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
De Denker.
| |
[pagina 330]
| |
Kinders zal ik daarin, als het zoo uitkomt, nooit verhinderen. Ik verheug my, dat ik zoo redelyk over den Godsdienst denk. Ik voed myne Kinders in die Kerk op, daar ik toe behoor, maar ik zeg hun dikwyls, nu zy groot beginnen te worden. Als gy wilt Trouwen, Kinders! ziet nae geene Religie, als iemand een Kristen is, maar nae eene goede Party, waarmede gy, door Gods zegen, eerlyk door de waereld kunt koomen. Onze lieve Heer heeft onder alle Tongen, Natien en Geslagten zyn Volk. In alle Kristen Kerken wordt Gods Woord gepredikt. Ik zou 'er, schoon reeds bejaard, geen conscientiewerk van maaken, konde ik 'er eenig voordeel door behaalen, om tot een ander Genootschap overtegaan. Ik ben voor de algemeene Kristenheid. Ik lach met alle die wissewasjes, daar de Predikanten gestadig van rabbelen, en waar voor gy, onnozele Hals! uwe Leezers nu en dan Drie Groot doet betaalen. Wilt gy, of kunt gy niet beter schryven, scheid 'er dan maar uit, droefgeestige Suffer! regte Beuling!’ Deeze Heer schryft, zoo als hy en duizenden met hem over dit punt denken, schoon zy zoo ruiterlyk niet doorpraaten, en hun waar gevoelen voor de waereld verbergen. - De overige Brieven, (om van twee of drie anderen, die geene, opmerking verdienen, niet te gewaagen,) my over 's Heeren Verlegen's Brief, en myn Antwoord, toegezonden, zyn ondertekend. De eerste: S,... den 17 7br 1768, Uw Stanvastige Leezer, I.B. De tweede: HAARLEM den ... Sept. 1768. CMZDF. De derde: HARLINGEN den 1 October 1768, STRICTRAISONNEUR. En de vierde: MIDDELBURG den 4 October 1768, BONCHRETIEN. Deezen koomen hoofdzaakelyk met elkanderen overéén, in deeze twee Punten: dat ik my te sterk heb uitgedrukt jegens zulke Ouders, die zich tegen het Trouwen van hunne Kinderen, buiten het Genootschap, waartoe zy behooren, niet met allen ernst verzetten, en zulks op alle mogelyke wyze, zoeken voortekoomen: en dat ik den Heer Verlegen, in plaats van zyn Besluit goedtekeuren, moest geraaden hebben, van zyn voorneemen aftezien, om tegen den zin van zyne Vrouw, ééne van zyne Dogters optevoeden in zyne Kerk, of | |
[pagina 331]
| |
by het Godsdienstig Genootschap, by 't welk hy behoort, en 't welk hy voor het beste van alle de verschillende Genootschappen van Kristenen houdt, om dat daaruit grooten twist en verwarring is te dugten. De Brief van Mejuffrouw Verlegen geboren Virago zal ik aan 't einde van dit Vertoog woordelyk plaatzen, om dat zy eene zwaarigheid, of bedenking, tegen het door my goedgekeurd Besluit haares braaven Mans, oppert, welke by veelen alles afdoet, om haare handelwyze te billyken, en die van haaren Man volstrekt aftekeuren. - Den Heer Antisemelknooper wys ik tot twee, in 't voorleden jaar, uitgegeevene VertoogenGa naar voetnoot(*). Alwaar hy myn Gevoelen over het Karakter van luiden van dien stempel, als waarvoor hy zich verklaart, zal kunnen leezen, en zien, om welke redenen ik oordeel, dat zyne handelwyze met het Karakter eens eerlyken mans onbestaanbaar is. - De vier andere gemelde Heeren zullen ook wel doen, die beide Vertoogen te leezen, dewyl zy daar in den grond, waarop myn door hen zoo zeer afgekeurd gevoelen rust, zullen vinden; dat namelyk zulke Ouders, die het Trouwen van hunne Kinderen BUITEN HUNNE KERK niet zoeken te beletten, GEENEN GODSDIENST hebben; en dat de Heer VERLEGEN gelyk heeft, van EENE zyner Dogteren, in weerwil zyner Vrouwe, in zyne Kerk optevoeden, welke verwarringen daaruit ook mogen voortspruiten, tusschen hem, en zyne Vrouw en derzelver Familie. Zy behandelen het stuk ernstig. De zaak verdient zulks ook om derzelver gewigt. Ik zal de gegrondheid van myn gevoelen over deeze beide Punten door eenige bedenkingen nader staaven. Vertrouwende dat deeze Heeren het in my ten vollen zullen billyken, dat ik hunne Brieven niet woordelyk plaats, dewyl zy meer dan drie halve Bladen zouden beslaan, en in 't hoofd-zaakelyke overeenkoomen. Ook wil ik myn Papier tot geen Twistschrift maaken. Ik bedoel alleen de verbetering myner Landgenooten, wanneer zy averegts denken en verkeerdelyk handelen. Het welk Gemelde Ouders doen en de Heer Verlegen, indien hy zich lafhartig naar den zin zyner Vrouwe mogte koomen te schikken, zou verrigten. | |
[pagina 332]
| |
****
Geen eerlyk mensch, (dat's myn Gevoelen, het welk ik in die Vertoogen heb zoeken te bewyzen,) geen eerlyk mensch doet ooit Belydenis van eenige Godsdienstige Begrippen, die hy niet gelooft. Dat's alleen het werk eens snooden Huichelaars. - Hy mag somtyds eenige waarheden, waarin hy geen, of maar zeer weinig belang stelt, in zyn hart smooren, en zich als voorstander van dezelven voor de waereld verbergen, om meer nadeels voortekomen, dan 'er voordeel, door dezelven te verbreiden, te wagten is, maar nooit doet hy zulks in andere gelegenheden, en nimmer geeft hy, zelfs niet bedektelyk te kennen, dat hy een Voorstander is van eenige Godsdienstige begrippen (van hoe weinig gewigts zy ook mozyn) die hy gelooft valsch en strydig met de Waarheid te zyn. Dat is by hem loutere Geveinsdheid. En wordt daarom van alle eerlyke en degelyke menschen verfoeid - Hy kan hierom, hoe zeer hy zyn verstand ook moge spitzen, niet gelooven, dat het onverschillig is, by welke Gezindte (voorondersteld datze in 't hoofdzaakelyke ééns zyn, en 'er niets anders dan eene algemeene Belydenis wordt afgevorderd,) by welke Sekte hy zich vervoegt, maar moet noodzaakelyk denken, dat hy verpligt is, (zich by een zeker Genootschap willende begeeven,) zich by dat Gezelschap te vervoegen, by 't welk hy gelooft de meeste overeeenkomst te zyn met de Leer der Waarheid, ten opzigte der betwiste Punten, die de Kristenen verdeeld houden, van hoe weinige aangelegenheid die onderscheidene bevattingen, zyns oordeels, ook mogen zyn, om dat de Eerlykheid en Oprechtheid, die ons altoos behooren te bezielen, ons verbieden, een strydig denkbeeld met de waare meening onzes harten, buiten volstrekte noodzaakelykheid, onzen naasten inteboezemen, en de Liefde, die wy der Waarheid verschuldigd zyn, ons verpligt, haar niet alleen door bondige Redekavelingen, maar ook door ons Voorbeeld, anderen aantepryzen. Het eerste nu zou geschieden, en het laatste verzuimd worden, indien wy, onder welke bedekzelen en voorwendzelen ook, ons vervoegen, of verbergen, by die Party, by welke, onzes oordeels, de waarheid minder zuiver beleden en geleerd wordt, dan by eenige andere Gezindheid. Elk | |
[pagina 333]
| |
is dan verpligt, zich by een zeker Genootschap begeevende, nu de Kristenheid in onderscheidene Genootschappen verdeeld is, zich by dat Genootschap te vervoegen, by 't welk hy, over 't geheel genoomen, de meeste overkomst met de voorschriften der waarheid oordeelt te zyn. - Hy is om diezelfde redenen, die hem hier toe verpligten, ook verbonden, anderen in zyne begrippen overtehaalen, en alle eerlyke middelen te gebruiken, om zyne naasten op dien weg te brengen en te houden, dien hy oordeelt de beste, aangenaamste, en veiligste te zyn, om van een redelyk mensch bewandeld te worden. Dit vordert de Liefde, die hy den Naasten is verschuldigd, dewyl deeze ons verpligt derzelver waar geluk, tot het allergeringste toe, zoo veel in ons vermogen is, te bevorderen. Te yveren derhalven voor zyn byzonder Genootschap, door anderen daartoe overtehaalen, is gansch niet onverschillig, maar een pligt, die geen mensch, die God bemint, de waarheid lieft, en 't heil van anderen wenscht, ooit uit het oog verliest. - Eerlyke, waarheid- en deugdlievende Ouders moeten zich bygevolg verpligt rekenen, hunne Kinderen, (zoo lang zy onder hun onmiddelyk' bestuur zyn,) in hunne Kerkgemeenschap optevoeden, en van de gegrondheid dier byzondere begrippen, die zy voor de besten houden, (na hen in de algemeene gronden van den Godsdienst onderwezen te hebben,) te overtuigen. - Waar uit onmiddelyk volgt, dat zy ook verbonden zyn, wanneer hunne Kinders van de gegrondheid dier byzondere bevattingen overtuigd zyn, voortekoomen, te verhinderen en te beletten, dat zy niet in omstandigheden koomen, waardoor zy mogelyk gevaar zouden kunnen loopen, om van de waarheid afgetrokken te worden, en niet langer zoo redelyk over den Godsdienst blyven denken, en op alle mogelyke wyze zorg te draagen, dat zy in hun geloof versterkt en opgebouwd worden. - De Ouders zyn dan verpligt, hunne Kinderen het Trouwen aan iemand van een ander Kerkgemeenschap afteraaden, voortekoomen, en, zoo verre hun regt over hunne Kinderen zich uitstrekt, op alle mogelyke wyze te beletten, om dat, (indien 'er geene hevige geschillen en partyschappen uitvoortspruiten, en moeielykheden geboren | |
[pagina 334]
| |
worden, die de waare rust en vergenoeging der Echtgenooten geweldig stooren, dat niet zelden het gevolg van dergelyke Huwelyken is, wanneer Man en Vrouw, gelyk hun pligt is, voor hunne byzondere Gezindheid yveren, en niet tot eene geheele onverschilligheid in het Godsdienstige overslaan,) omdat de naauwe verbintenis, en liefde, tusschen Echtgenooten, en de vrees om elkanderen eenig ongenoegen te geeven, het byna onvermydelyk maaken, dat zy, zoo als het behoorde, voor die byzondere punten, die zy voor de besten houden, niet durven uitkoomen, dezelven laaten slippen, en vreedeshalve over het hoofd zien; en dus de belangen der waarheid opteofferen aan hunne tydelyke genietingen, strydig met de liefde, die wy der waarheid verschuldigd zyn, en onbestaanbaar met die eerlykheid en opregtheid, die ons verpligten, altoos, in alle omstandigheden, de overtuiging onzes harten te volgen, en voor de waarheden van den Godsdienst, van hoe weinig belang zy ook mogen zyn, onbeschroomd uittekoomen - Zulke Ouders derhalven, die hunne Kinderen het Trouwen buiten derzelver Kerk niet afraaden, en beletten, doen der waarheid te kort, zyn niet zelden de oorzaak van veelvuldige geschillen en verdeeldheden in der waereld en brengen hunne Kinderen byna in een onvermydelyk gevaar, of om een ongelukkig leven te leiden, of nadeel te lyden aan de kant des Geloofs en een goed Geweeten. En bygevolg heb ik my niet te sterk uitgedrukt, dat zulke Ouders, die het Trouwen van hunne Kinderen BUITEN HUNNE KERK niet zoeken voor tekoomen, en op alle mogelyke wyze te beletten, GEENEN GODSDIENST hebben. Waar mede ik zeggen wil, dat zulker Ouderen Godsdienst dien naam niet verdient, dewyl hun gedrag met deszelfs eerste beginselen en duidelyke Voorschriften, de Liefde tot God en de Naasten, volstrekt onbestaanbaar is. Dit wat aangaat het eerste Punt. Het tweede is van zelve klaar en onweerlegbaar uit het reeds ter neergestelde. Want is ieder Ouder verpligt, zyne Kinderen in die begrippen optevoeden, die hy voor de besten houdt, de Heer Verlegen zou overzulks zynen duidelyken pligt verzuimen indien hy zyne ééne Dogter, daar hy een onbetwistbaar regt op heeft, en voor wier waare belangen | |
[pagina 335]
| |
hy verpligt is te zorgen, niet in zyne begrippen opvoede. Zyne Vrouw heeft hetzelfde regt op de andere, en dezelfde verpligting rust op haar, ten opzigt van deeze. Kan het vreedzaam geschieden, laaten zy beiden hunne beide Dogters deelgenooten van hunne byzondere begrippen zoeken te maaken. Dit wil ik niet afraaden. Maar ik wil, dat Man en Vrouw beiden hetzelfde regt hebben, en beiden even zeer verpligt zyn, om hunne Kinderen in hunne Begrippen op te voeden; en dat de Vrouw haar beiden niet tot derzelver Kerkgemeenschap, tegen den zin haares Mans, niet alleen niet mag brengen; maar ook dat de Man, volgens Reden en Godsdienst, zulks niet mag toelaaten. Hadden zy maar een Kind, zy zouden by beurten hetzelve met zich behooren te neemen. Mejuffrouw Verlegen zelve is van dat gevoelen. Zy keurt mynen Raad voor goed, ingevalle 'er by 't aangaan hunnes Huwelyks daaromtrent niets waare voorgevallen. Doch gemerkt haar Man beloofd heeft, dat de Dogters, die uit hunnen Echt mogten geboren worden, in haare Kerk zouden worden opgevoed, meent zy onbetwistbaar regt te hebben, te eischen, dat haar Man hunne Dogters met haar laat gaan, en ze aan het onderwys van haare Predikanten, naar haar welgevallen, behoort overtelaaten, zonder zich daar tegen te verzetten. Dus schryftze. | |
Heer Denker!Myn Man is geen persoon van syn woord. Hy heeft my hy ons Trouwen beloofd, dat de Dogters met my, en de Soons met hem souden gaan. Nu wy niet dan Dogters hebben overgehouden, wil hy syn part hebben. Dat kwam hem toe, als wy daar omtrent geen afspraak hadden gemaakt. Maar een man een man, een woord een woord. Ik sal 't nu nooit toestaan, al sou de onderste steen boven, dat eene van myne Dogters met hem gaa. Dit heeft hy versweegen, en daardoor u een kwaade inductie gegeeven. Gy soudt hem anders sulken raad niet gegeeven hebben. Gy wilt immers dat men syn woord sal houden. Breng hem dit onder het oog, op dat hy aflaate, my langer te ontrusten, en sorg draage, | |
[pagina 336]
| |
dat hy, onder den schyn van Godvrugtigheid en Liefde voor syne Kinderen, syn woord en belofte niet koome te verbreeken. Als gy dit niet doet, houd ik u voor geen braaf man, die voor regt en billikheid pleit. Of syt gy van dat soort van luiden, soo als ik se wel eens ontmoet heb, en myn Man nu ook begint te praaten, die van oordeel syn, dat men niet gehouden is sich aan soortgelyke verbintenissen te houden? Ik ben, enz.
S. VERLEGEN Geboren VIRAGO.
Den 15 September 1768. Van die gedagten ben ik, Mejuffrouw Verlegen! Ik meen dat alle verbintenissen van deeze natuur niet gelden. Men mag geene verbintenissen aangaan, strydig met zynen pligt. Men mag niets belooven, 't welk strydt met de voorschriften van den Godsdienst. Deeze nu eischt, dat wy voor de waare belangen van onze Kinderen zullen zorgen, en daartoe behoort voor alle dingen, dat wy ze juiste en regte bevattingen, van 't geen wy te gelooven en te betragten hebben, inboezemen. Wy mogen gevolglyk ons niet verbinden, zulks te zullen nalaaten. En hebben wy ons daar toe, gelyk uw Man, volgens uw berigt, gedaan heeft, door eenige belofte verbonden, wy hebben ons ook verbonden, by het doen onzer Belydenis, om de eer van God en deszelfs waare belangen te bevorderen: waar onder alles begreepen is, het welk de Godsdienst van ons vordert, en dus ook, om onze Kinderen waardige bevattingen van denzelven inteboezemen. Uw Man heeft dan iets aan u beloofd, strydig met de belofte, die hy aan God gedaan heeft. Beiden kan hyze niet volbrengen. Wat moet hy nu doen? Dit. De belofte aan u gedaan verbreeken, om zyne belofte aan God gedaan te houden, door dat geene te volbrengen, waar toe Reden en Godsdienst hem verpligten. Hy heeft kwaad gedaan met zulk eene belofte aan u te doen. Hy zou zyne schuld vergrooten, indien hy zich aan zulk eene belofte, strydig met zynen pligt, dien hy aan God verschuldigd is, hieldt. Zoo denk ik. En ik raad hierom nogmaals uwen Man, dat hy, in weerwil van uwe tegenkantingen, en in weerwil van deeze uwe bedenking, zyn besluit ter uitvoer brenge.
Cmz. |