| |
| |
| |
De Denker.
No. 300.
Den 26 September 1768.
[Drie Persoonen; een Eerlyk man, een voorzigtig mensch, en eene zeer byzondere vrouw; geschetst.]
Incoctum generoso pectus honesto.
Ziet hier, myne Leezers, drie Kenschetsen. De eerste toont, hoe een Mensch weezen moet; de volgende leert ons, dat eene al te groote Voorzichtigheid; men kan ook al te voorzichtig zyn; eer te laaken dan te pryzen zy; de derde stelt eene Vrouw ten toon, die zeer byzonder is in alle haare bedryven.
***
Om den naam van een Eerlyk Man waardig te weezen, moet 'er vry wat veel gedaan worden; men zegt dikwyls van den eenen of anderen, 't is un honnête Homme; een Eerlyk Man: Maar, weet men wel, wat men zegt? weet men wel, op wien deze eernaam alleen met regt kan toegepast worden? Ik heb zulk een denkbeeld van een Eerlyk Man, dat ik my niet zou laaten overreden, dat iemand in een korten tyd daar toe geraaken kan. Hoe veele, hoe groote deugden iemand ook moge bezitten; daar blyven altoos meer goede hoedaanigheden over, die men mist; en die men zich insgelyks behoort eigen te maaken; die men bezit zyn daarenboven dikwyls zeer onvolkomen, indien men in acht neemt, hoe veel 'er toebehoort, om waarlyk eene Deugd wel uit te oeffenen. Zo schaars als een waarlyk vroom mensch in alle opzichten in deze waereld gevonden wordt; dewyl 'er altoos iets aan de volmaaktheid der waare vromen, hier op aarde, ontbreekt; even zeldzaam zal men een Eerlyk Man, in alle opzichten eer- | |
| |
lyk, onder de zonne aantreffen. Men ziet, dat ik geen onderscheid stelle tusschen een' waarachtig Christen, en een Eerlyk Man, in den verhevenen zin van 't woord; keurt men deze gelykstelling af, en vraagt men my bewys, ik beroep my op de Historie van Karel Grandison. Hy, die naauwkeurig zorg draagt, dat hy door de verkeerde zeden, de buitenspoorige leevenswyze, en de zondige gewoonten zyner Medemenschen, niet bedorven wordt; die in alle zaaken handelt, uit beginzelen van Reden en Godsdienst; die niets krachtiger vermydt, dan zynen Naasten zelfs het minste nadeel toe te brengen; die niets verfoeilyker acht, dan die laage streeken en konstenaryen, die laffe vleieryen, dat by den grond kruipen, om tot eere en aanzien te geraaken; die nimmer iets doet, dan 't geen hem billyk en regtmaatig voorkomt, nimmer iets pryst, waarin gy geen zweemzel van deugd en reden bespeurt; die de gemaaktheid der schynheiligen tot in zyn binnenste verfoeit; die geen roem stelt in eene gezochte vertooning van Deugd; die altoos zich houdt aan de zyde der geenen, die regt in hunne zaaken hebben; die alle beweegingen van eerzucht, wraak en gierigheid uit zyn harte zorgvuldig zoekt te verbannen; kortom, die geen ander oogmerk heeft, dan om alle zyne handelingen naar het voorschrift van Reden en Godsdienst, zo veel hem mogelyk is, gestadig, en by aanhoudendheid, in te richten, of, om maatiglyk, regtvaardiglyk en godzaaliglyk in deze waereld te leeven; zie daar een' Eerlyk Man, in den regten zin van 't woord. In welke omstandigheden een Eerlyk Man zich bevinden moge; de Voorspoed zal hem niet tot trotsheid, de Tegenspoed hem niet tot wanhoop vervoeren. Hy vervult met naauwgezetheid alle de gezellige pligten; en niet alleen dezen, maar ook
| |
| |
inzonderheid die, welken in 't byzonder op den Allerhoogsten, en hem zelven betrekkelyk zyn; hy is een goed Huisvader, een tederhartig Echtgenoot, een getrouw Vriend, een waardig Medeburger, en een yverig Voorstander van onze Godsdienstige en Burgerlyke Vryheid; hy tracht zynen Kinderen niet alleen eene beschaafde, maar ook eene Christelyke opvoeding te geeven; zyne Echtgenoote is het eenige voorwerp zyner begeerte; hy dient en helpt zyne Vrienden edelmoediglyk; hy bekuipt noch begeert zodanige Amten, die boven zyne krachten zyn; die, in welken hy gesteld is, en waar toe hy zich, zyne neigingen involgende, heeft bekwaam gemaakt, bekleedt hy met roem; hy zou de minste onregtvaardigheid niet willen bedryven, al kon hy 'er eens Konings rykdommen mede verdienen; hy leeft, derhalve, in eene bedorvene waereld, zonder door derzelver boosheid besmet te worden. Een Eerlyk Man wikkelt zich nimmer in ligtvaardige beloften; zyn Woord is by hem zo goed als een Eed; hy is zo gewoon, de waarheid te spreeken, dat hy, voor zyn eigen belang, zwaarigheid zou maaken, zich van den geringsten leugen te bedienen. Hy is dapper en kloekmoedig; maar die valsche onverzaagdheid, waarin zelfs de lafhartigsten hunne eere stellen, behaagt hem in geenen deele; doe hem eene verongelyking aan, hy zal zich alleenlyk door stilzwygen wreeken, en dikwyls door nieuwe diensten, waardoor hy zyne ergste vyanden aan zich zoekt te verpligten; verkort hem openlyk in zyne eere, hy zal, indien de noodzaaklykheid het vordert, dezelve zediglyk verdedigen, zonder zich in lasteren en schelden tegen zynen Beleediger uit te laaten; doe hem eenigen dienst, zyne erkentenis zal dra volgen,
| |
| |
indien hy 'er reeds te vooren geen bewys van gegeeven heeft. Een Eerlyk Man neemt alle zyne maatregelen zo wel, dat hy niet overompeld worde, dan na dat alle voorzorgen vruchteloos bevonden zyn; zyn groot Vooruitzicht maakt hem, om zo te spreeken, meester van het toekomende; zyne Doorzichtigheid doet hem de gevolgen zyner ontwerpen en onderneemingen duidelyk voor uit zien. Hy ziet het gevaar met eene ongemeene onverzaagdheid te gemoet, maar werpt zich niet roekeloos in het zelve; hy is eenvoudig in zyn voorkomen, verstandig in zyne handelingen. In verborgenheden, die den Godsdienst betreffen, speelt hy den Twyfelaar, den sterken Geest in geenen deele; hy begeert daar in niet wys te zyn boven het geene geschreeven is. Hy let inzonderheid op zich zelven, spreekt van niemand kwaad, veroordeelt niet ligtelyk, en zoekt zyne driften steeds in bedwang te houden. Zie daar het Character van een waarlyk Eerlyk Man! Is 'er nu wel eenig onderscheid tusschen een regtgeaard' Christen, en een Eerlyk Man, volgens deze beschryving? Neen, zeker! De pligten van den eenen zyn die van den anderen. Eene aanmerking nog; zo gerïng als het getal is der geenen, die naar deze afbeelding gelyken, zo gereed is men gemeenlyk, dien eernaam te geeven aan Persoonen, welker Charakter nimmer met dat van een Eerlyk Man kan overeen gebragt worden.
***
Myn goede Vriend Prudens is een der voorzichtigste Menschen van de geheele Waereld: hy heeft, tot heden, in een volmaakte rust zyn leeven doorgebragt, door eene gestadige aankleeving aan zekere Zetregelen. De eerste is, nimmer iets
| |
| |
te waagen; en zorg te draagen, dat hy geen gevaar loope, van iets te verliezen. Alhoewel hy een Liefhebber van 't Geld is, gelooft hy echter, dat Spaarzaamheid een zekerder weg is om ryk te worden, dan Vernuft en Kundigheid ïn den Koophandel. Leg hem een ontwerp voor, waar by geld te winnen is; toon hem de zekerheid van een' goeden uitslag aan; 't is vruchteloos, het toekomende is by hem onzeker; hy wil zyn Geld niet buiten zyn gezicht betrouwen, dewyl niemand weet, wat 'er gebeuren kan. Hy heeft een klein landgoed, dat hy voor de oude huurpenningen verhuurt; want het is beter een weinig te hebben, dan niets; maar hy vordert de betaaling op den bepaalden tyd, zonder eenige toegeeflykheid; want die het eene vierendeeljaars niet kan voldoen, zal onmogelyk een halfjaar kunnen betaalen. Spreek hem van eenige verbeteringen in den Landbouw; hy zal u antwoorden, dat alle veranderingen geene verbeteringen zyn; onze Voorouders wisten, naar zyne gedachten, zo wel als wy, hoe de grond bearbeid moest worden; daarenboven, moeten de onkosten van zaaijen en planten vooraf gedaan worden, daar het voordeel naderhand eerst koomen moet; 't is, derhalve, een gek, die het zekere voor het onzekere vaaren laat. Een tweede zyner Zetregelen is, zich nimmer met een' anders doen te bemoeien. In staatsbelangen trekt hy geen party; in oneenigheden tusschen zyne Vrienden en Nabuuren houdt hy eene volstrekte onzydigheid; in zaaken, welken andere familien betreffen, is hy t'eenemaal onkundig; ziet hy, dat iemand, door weelde en eene buitenspoorige leevenswyze, gedwongen is zyne huisen en landeryen te verkoopen, hy zal hem niet laaken, om zyne verkwisting; ziet hy,
| |
| |
dat de goederen van anderen, door hunne naarstigheid en kundigheid, toeneemen, hy zal ze niet pryzen, wegens hunne goede huishouding; vraagt hem iemand om geld te leen, hy heeft het zo weggezonden; en dan vertelt hy aan zyn huisgezin, dat hem het ongeluk van dien man spyt; dat hy altoos veel genegenheid voor hem gehad heeft; doch dat hy hem geen geld kan leenen, uit vreeze, dat de vriendschap gebrooken zou worden, wanneer hy het te rug vorderde. Hoort hy, by geval, dat een jonge Juffer van aanzien met een' Koetsier of Stalknegt, doorgegaan is, dan heft hy zyne handen met verbaasdheid naar boven, want hy hadt haar altoos voor een zedig en ingetogen meisje aangezien; hoort hy, dat verregaande oneenigheden, die reeds zedert jaar en dag in de Buurt tot spotternye stof gegeeven hebben, eindelyk op eene scheiding uitgedraeid zyn, dan betuigt hy, dat hy onmogelyk begrypen kan, hoe zulks toegekomen zy, want hy hadt die jonge lieden altoos voor een gelukkig paar gehouden. Vraag hem om raad, hy zal u nimmer eenige byzondere bedenkingen aan de hand geeven, naardien de uitkomsten onzeker zyn, en hy de schuld van een kwaalyk gelukte onderneeming niet aan zich toegeschreeven wil hebben; hy zal u echter vriendelyk by de hand neemen, u zeggen, dat uwe zaak de zyne is, u raaden, om niet te schielyk met de zaak voorttevaaren, maar de redenen voor en regen dezelve naeuwkeuriglyk te overweegen; hy zal aanmerken, dat een Mensch zo wel te schielyk als te langzaam zyn kan; dat 'er meer menschen ongelukkig zyn geworden door te veel, dan door te weinig te doen; dat een wys man twee ooren heeft en eene tong; dat hy u wel iets zou kunnen opperen, maar dat een ieder de beste regter zyner eigen
| |
| |
zaaken is. Hy zal niemand deugdzaam, niemand ondeugdzaam noemen; want hy heeft opgemerkt, dat niemand zich gaarn berispt ziet, en dat den Menschen doorgaans weinig vermaak wordt aangedaan, wanneer zy den lof van anderen hooren verkondigen. Hy heeft eenige spreekwyzen, die hy altoos te pas brengt; hy is noch bemind, noch gehaat; hy heeft zich geene vrienden gemaakt, om dat zy in geene vyanden zouden veranderen; geene goederen aangewonnen, om niet arm te worden; hy is voorzichtig in den hoogsten graad.
****
Al kon ik 'er eens Konings schat mede winnen, zou ik eene Vrouw, als Melinde, niet willen trouwen, eene Vrouw, die altoos of weezenlyk, of door inbeeldinge ziek is; die ieder oogenblik klaagt, dan over hoofddan over buikpyn; voor welke men inschiklykheden zonder einde, oplettendheid, zonder eenig verzuim, hebben moet; die meer gelds aan Medecynen, als eene Coquette aan haaren opschik, te zoek brengt. Wat vermaak zou het my geeven, zulk eens Echtgenoote te hebben? Daar komt geen Kwakzalver op de Kermis, of zy consuleert met hem; alle Doktors van de Stad zyn Ezels, Domooren, die haare kwaal niet kennen. Zy begeert, dat men de zaak begrype, als zy, het scheelt haar in de long; daarvan is zy volkomen overtuigd, al verzekeren de bekwaamste Geneesheeren haar van het tegendeel. Altoos haare eigene zinnelykheden opvolgende, trektze dan naar Spa, dan naar Aken, om 'er de Wateren te gebruiken; dan ordonneertze allerhande geneesmiddelen voor zich zelve, en verzekert, al doen zy haar het grootste nadeel, dat zy 'er baat by vindt. Als ondertusschen haare ingebeelde krankheden haar eenige tusschenpoozing vergunnen, doet Melinde, aan welke de Waereld niet mishaagt, al wat mogelyk is, om zich behaagelykte vertoonen. Zy kapt zich naar de mode; zy kleedt zich netjes, en zoekt gezelschap; maar alsdan ontdekt zich het on- | |
| |
aangenaame van haar humeur ten klaarsten; zy speeltvolkomenlyk de belachlyke hoofsche Juffer, en gebruikt geene woorden, dan die gezocht en buitengewoon zyn. Het geene by een' ander een Knegt genoemd wordt, is by haar een Agent, een gedienstige Geest; nooit gaat zy naar den Haag, altoos ten Hove; nooit naar Amsterdam, maar altoos naar de beroemde Koop en Waereldstad; de Prins Erfstadhouder heet altoos in haare taale het Eminent Opperhoofd van den Nederlandschen Staat. In haare bedryven heerscht evenveel gemaaktheid, als in haare uitdrukkingen; zy vliegt op als buschkruid; zy maakt zich moeielyk, wanneer men eenige mynen maakt om haar een douceur te zeggen; zy beschouwt met verontwaardiging den geenen, die by haar zyn hof zoekt te maaken; en de ernstigste pligtbetuigingen ontvangt zy met een koel en stemmig gelaat. Zy heeft zich tegen het huwelyk verklaart; de manlyke Sexe heeft geene of weinige verdiensten, naar haare gedachten; de staat van eene jonge Juffer (zy gaat reeds in haar acht-en-dertigste jaar) die de galants missen kan, en zonder amourettes leeven, is de voortreflykste van allen; men spreeke haar niet van tedere huwelyksliefde, van vergenoeging in den echt; van 't vermaak, dat wel geaarde Kinderen den Ouderen aanbrengen; 't zyn beuzelingen, enkele inbeelding; zich naar een Man te moeten schikken verbittert al dat zoet; ik geloof, dat zy wel doet van overal haare minachting voor de Mannen te betuigen; niemand, ben ik verzekerd, zal de moeite neemen, van haar te begeeren; zy is te veranderlyk, te zeer gezet op zich zelven, altoos luisterende naar haare eigene redenen, die van anderen altoos in den wind slaande, zich onophoudelyk over zich zelven verwonderende, en op alles wat weetende te bedillen. Wat Man, bid ik u, zal zyne rust zo weinig waardeeren, dat hy zou kunnen besluiten Melinde te trouwen?
|
|