De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
De Denker.
| |
Myn Heer!Ik ben eene Weduw van byna zestig jaaren, die sedert de dood van mynen waarden Man myn best gedaan heb, om myne vier kinderen, door goede onderrichtingen wel voortegaan, met eere door de waereld te brengen; door Gods zegen zyn onze middelen, by 't leven van mynen Man, die zyne affaires naarstig waarnam, tamelyk aangegroeid, en vermids ik van jongs af geleerd heb, handen mede aan 't werk te slaan, heb ik ook zoo veel kennis van myns Mans affaires gekreegen, dat ik na zynen dood genoegzaam in staat was, om dezelven te continueeren; doch om my zelve door al te veel beslommering niet te zeer te fatigueeren, heb ik aan mynen oudsten Zoon, die thans dertig jaar oud is, toege- | |
[pagina 298]
| |
staan, met my in Compagnie te doen, en door Gods Goedheid gaan onze zaaken naar wensch. - Niettegenstaande dit moet ik betuigen, dat ik thans verre ben van een genoeglyk leven te leiden. - Toen myn lieve Man leefde, had ik aan hem niet alleen een vertrouwde hartevriend, aan wien ik alles mededeelde, wat my op het hart lag, maar ik had ook het genoegen, dat hy my al het voornaamste, dat 'er op 't Comptoir omging, communiceerde; somwyl begeerde hy myne gedagten op 't een of 't ander stuk van Negotie wel te weeten, en stelde my zyn Concept voor, opdat ik het zou beoordeelen. - In de Conversatie zogten wy elkanderen te believen, en onze kinderen hadden Ontzag voor ons. - Maar sedert myns Mans afsterven, dat my een bittere slag was, schynt alles van gedaante veranderd te zyn in myn huis: myn oudste Zoon heeft ten mynen reguarde eene houding aangenomen, die my heimelyk veel Chagrin veroorzaakt, en oeffend zulk een volstrekt Gezag in myn huis, dat my niet meer dan de iedele naam van Moeder is overgebleeven. Komt hy van 't Comptoir, dan wagt ik vergeefs naar eenig verslag van 't geene voorgevallen is; hy zit in diepe gepeinzen, die enkel afgebroken worden door een woord van Commando aan zynen broeder, of zuster, om hem eene Pyp, Koffy, Wyn, of iets anders te geeven. Begin ik over eenige Domestique affaires te spreeken, en word ik niet afgezet met te zeggen, dat hy het hoofd te vol heeft, om daarvan te praaten, dan zegt hy stellig; zoo moet het zyn, en ik mag my wel wagten eenige bedenking daartegen intebrengen, of het is: Wat behoefje 't myn dan te vraagen; wel, doet jet zin, wat raakt het my? Myns Zoons heerschappy over den Pot gaat zoo verre, dat ik my wel wagten moet, eenige spys optezetten, waarvan hy geen liefhebber is, en ik agt my gelukkig, als wy een middag of avondmaaltyd doen, zonder dat 'er tusschen hem en zyne oudste Zuster dispuut over het eeten voorvalt. Dikwyls vind ik my gedupeert in het geene ik aan onze dienstboden belast, terwyl myn Zoon naderhand Contraorders geeft, waarop zy zich, om zich te excusee- | |
[pagina 299]
| |
ren, beroepen; ja ik ben niet zelden genoodzaakt, myn eigen bevel te herroepen, met te zeggen, dat ik my nader bedagt heb, om het gestadig verwyt van myne malle directie niet te hooren. UE. zal zeer wel begrypen, dat het dienvolgens geheel buiten myne magt is, over het zedelyk Gedrag van mynen Zoon eenige reflexie te maaken. - Hoewel hy zeer wel weet, dat ik gaarne, als wy by elkanderen zitten, iets overluid in den Bybel, of eenig ander stichtelyk Boek, hoor leezen, moet ik dat Plaisier derven, om dat hy 't zelf niet alleen niet doen wil, maar ook geene patientie heeft, om het van zynen jongsten Broeder te hooren. - Zit hy by ons met eenen Roman, of ander Boek, in de hand, ik moet my zorgvuldig wagten, van te vraagen, wat hy leest; laat hy in drift zich eenen vloek ontvallen, drinkt hy eens een glas te veel, myne berispingen worden tiendubbeld met grimmige woorden vergolden. - Het meest van allen smert my, dat myn Zoon anderen tot getuigen maakt van zyne onbescheidenheid, ik kan duidelyk zien, dat hy 'er Eer in stelt, in 't byzyn van anderen te toonen, dat hy myn Gezag niet erkent. Verzoek ik vriendelyk, my iets toetereiken, hy speelt den dooven, en heeft iets anders te doen: meng ik my in zyn discours, het is: Moeder! je weet 'er niet van; vraag ik ergens na, ik kryg ten antwoord: ik weet niet waar gy uw al mêe bemoeit, Moeder! - Met een woord, myn Zoon oeffent eene volslaagene Heerschappy; en ik zie het Gezag, het geen ik meen, dat my toekomt, op eene volslagener wyze op hem overgebragt, dan ik ooit gezind zou zyn, over hem te oeffenen. Indien UE nu zo goed wilde zyn, om eens bondig te betoogen, dat zulk een handelwys regt strydig is tegen het Vyfde Gebod, zoo zou ik hoopen, dat zulks nog van effect zou zyn, omdat ik niet kan gelooven, dat myn waarde Zoon Gods Heilige Wet niet zou eerbiedigen: breng hem ook eens onder 't oog, welke verwarringen zulk eene handelwys in 't huisgezin moet te weeg brengen, verwarringen, | |
[pagina 300]
| |
waar van ik de beginselen maar al te duidelyk bespeur. Myn oudste Dogter althans, absoluut onwillig, om haares broeders ootmoedige Dienares te zyn, wederstreeft zyne commandeerende stem dikwyls op eene wyze, die my met schrik en verlegenheid vervult; en terwyl zy van de huishouding meer verstands pretendeert te hebben, dan myn Zoon, geeft dit somwyl een droevig huiskrakkeel: ja ook volgt zy zyne voetstappen maar al te sterk na in het hoogste woord, in sommige gevallen, boven my te voeren, zelfs vrees ik, dat de twee jongste eerlang denzelfden weg zullen inslaan, en dus zal ik op mynen Ouden dag my niet alleen buiten alle bewind gesteld zien, maar ook my moeten submitteeren aan de verschillende Caprices myner kinderen, die elk voor zich het Gezag zullen willen voeren, het geen my alleen toekomt. Zo UE. dan myne Kinderen, waar van de twee Oudsten somtyds UEds. Vertoogen leezen, eens op hunnen pligt beliefde te wyzen, en my te onderrichten, hoe ik my best in deeze omstandigheid te gedragen hebbe, zou UE. grooten dienst doen aan
UE. Dw. Dienares
Sophia Boncoeur,
Wed: Diligent.
Het gedrag van den Heer Diligent, (als ook zyne Zuster,) jegens zyne Moeder, is ten uitersten haatelyk en verfoeilyk. Hy moet 'er noodzakelyk zoo over denken, wanneer hy slegts deezen Brief leest, en maar eenige oogenblikken denkt aan de hartelyke Liefde en getrouwe Diensten, die zyne Moeder aan hem beweezen heeft. Zy was, benevens haaren man, 't is waar, verpligt, (gelyk alle Ouders hunnen Kinderen verschuldigd zyn,) haaren Zoon, in zyne vroege Kindsheid, te koesteren, de tederste zorg voor hem te draagen, hem de beginselen van den Godsdienst, van jongs af, intedrukken, en eene opvoeding | |
[pagina 301]
| |
te geeven, waardoor hy, onder den zegen des Allerhoogsten, eerlang een nuttig lid van de Maatschappy kon zyn, en een eerlyk bestaan hebben. aan deeze verpligting heeft zyne Moeder, zoo veel my van elders berigt wordt, beantwoord. Zy heeft hem de tederste en hartelykste liefde altoos beweezen, en geen waaken, zorgen, moeiten, noch kosten gespaard, om, zoo veel in haar was, alle tydelyk en eeuwig heil hem te bezorgen. Die hartelyke Liefde, en trouwe Diensten vorderen gewisselyk Wederliefde en Erkentenis, omdat wy noodzaakelyk liefde en agting dezulken moeten toedraagen, die hunnen pligt betragten, en wy, zonder ons zelven geweld aantedoen, niet kunnen nalaaten, zulks redelyk en billyk te voordeelen. Dit is een van die eerste zedelyke beginsels, waar aan wy, het zy wy willen, of niet, noodzaakelyk onze toestemming geeven moeten. Wy mogen deeze onze verpligting met den mond ontkennen, of lochenen, maar inwendig en van harten zulks te doen, is boven ons bereik. De Godheid heeft wyzelyk zorg gedraagen dat dit niet van ons afhangt, noch in onze magt staat, op dat de menschen, als van zelve, zouden aangespoord worden, om de Deugdzaamsten en Braafsten onder de Stervelingen, uit hoofde van hun gedrag, boven anderen, boven zulken, die alleen voor zich zelven leeven, te waardeeren, te agten, en hunne erkentenis te bewyzen; en deezen wederom, door de vrolyke hope, dat hunne Liefde en goede Diensten aan anderen beweezen, op derzelver gemoederen zulk eene uitwerking mogen hebben, op het kragtigste, aangemoedigd zouden worden, om zich allezins toe te leggen, om het heil, geluk, en den waaren welstand van hunnen naasten, in 't algemeen, en van allen, die hunner byzondere zorg zyn aanbevoolen, inzonderheid, uit all' hun vermogen, te bevorderen, en dus, op dat de stervelingen elkanders geluk, op het ieverigste, zouden behartigen, door zich met vereenigde kragten daarop toeteleggen. Hoe gedraagt zich de Heer Diligent, ten aanzien van zyne braave, hem teder beminnende, en ten zynen opzigte haaren pligt be- | |
[pagina 302]
| |
tragt hebbende Moeder? in plaats van dit te erkennen, en haar deswege zyne erkentenis en hoogagting te bewyzen, gelyk zyn pligt is, volgens gemelde eerste beginselen, en de lessen der Openbaring, die op deeze beginselen gegrond zyn, in plaats van dit, bedroeft hy die waardige Matroone, in haare klimmende jaaren, door haar veragtelyk te bejenen, oneerbiedig toe te spreeken, haar afhangelyk van hem te maaken, en haar dat genoegen te weigeren, om zoo vrolyk en vergenoegd met haare Kinderen te kunnen leeven, als haar anderzins', indien hy zynen pligt, ten haaren aanzien, betragtte, door de gunstige Voorzienigheid, zou mogen gebeuren. De Heer Diligent, hoe naarstig hy ook in zyne zaaken zyn moge, is hierom een haatelyk en veragtelyk, ja zelfs een zeer ondeugend mensch. Hy kan zyn gedrag ten opzigte van zyne braave Moeder, noch voor God, noch voor de Waereld verantwoorden. Indien 'er mogelykheid is, dat de oude Moeder een eerlyk bestaan, zonder by hem te woonen, kan hebben, zou ik haar raaden, indien hy volhardt, met haar steeds toetesnaauwen, en veragtelyk te behandelen, op haar zelve te gaan woonen, om nog haare overig zynde dagen, zonder door haaren ontaarden Zoon dagelyks ontrust, en bedroefd te worden, of alleen, of met haare andere Kinderen, (die ik hoop dat de voetstappen huns Broeders niet volgen zullen, maar haare brave en tederhartige Moeder naar behooren eeren,) om dezelven in rust, en met zoo veel genoegen, doortebrengen, als deeze staat van onvolmaaktheid toelaat. Doch zoo Juffrouw SOPHIA BONCOEUR Wed: Diligent de onvoorzigtigheid gehad heeft, van haare zaaken aan haaren Zoon, in zoo verre, aftestaan, dat zy met haare andere Kinderen, zonder hem, geen behoorlyk bestaan heeft, ongelukkig is die waardige Matroone; en zoo zy hem door haare onderregtingen niet kan verbeteren, (daar hy volgens haar schryven nog vatbaar voor schynt te zyn.) dan moet zy de gevolgen van haare eigene dwaasheid boeten. En haar voorbeeld zal ons dan op 't nieuw kunnen leeren, hoe dwaas het is, dat Ouders, buiten | |
[pagina 303]
| |
noodzaakelykheid, zich afhangelyk maaken van hunne Kinderen.
Cmz.
**** De volgende Brief is my voorleden Donderdag ter hand gesteld, met verzoek, om hem ten eersten te plaatzen. Dus luidt hy | |
Heer Denker!Gy hebt het stuk niet genoeg uitgehaald wegens die Predikanten, die alle zondagen wederom het oude opdreunenGa naar voetnoot(*). Gy behoorde aangetoond te hebben, dat eene Gemeente verpligt is, zulke knaapen te deporteeren, en dat het haar niet kan vergeeven worden, indien zy zulks niet doen. De Overheid, des ben ik verzekerd, zal de Gemeenten, die met zulke ballasten opgescheept zyn, de hand gaarne leenen, indien deeze luiaards niet gewillig willen gaan. Ik ben verzogt, om een Request aan den Souverein, op den naam van eene zekere Gemeente, inteleveren, over haaren Predikant, ten einde hy gedeporteerd mag worden. De Karel is zoo verschrikkelyk lui, dat hy niet alleen geduurig zyne oude Sermoenen wederom opdreunt, (ik geloof niet dat hy vyftig heeft,) maar zelfs by gelegenheid van Voorbereidingen, en 't Avondmaal, eene ordinaire Predikatie doet, waar in geen woord, betrekkelyk tot die hoogwigtige Plegtigheid, komt, dan alleen in de voorafspraak, wy zyn hier by een om elkanderen voortebereiden &c. Hy bid altyd hetzelfde, zelfs by Plegtige gelegenheden. De Biddagen somtyds niet uitgezonderd. My is verteld, dat onlangs een jongen, van dertien jaaren, in een gezelschap van eenige Spotboeven, een sestehalf verdiend heeft, met het Voor- en Na gebed, van dien luien Karel, woordelyk op te zeggen; en wist de weinige veranderingen, die hy somtyds, by plegtige gelegenheden, 'er in laat vloeien, en die altoos dezelfde zyn, op zyne | |
[pagina 304]
| |
plaats 'er, per Parenthesin, in te voegen. Het is byna ongelooflyk, dat iemand zoo overgegeeven lui kan zyn. Het is hem dikwyls van zyne Gemeente onder het oog gebragt, dat hy meer werks van zynen dienst behoorde te maken, dat hy het anders voor God en zyne Gemeente nooit zal kunnen verantwoorden. Het helpt niet. Hy dreunt 'er na toe; en neemt zyn vermaak by zyne goede vrienden, die hy op zyne beurt weder onthaalt, zonder ooit te studeeren. Het moet anders met hem gaan, of hy zal wiskunstig afgezet worden. Ik zal u mogelyk het Request mededeelen, daar zeker fiat op koomen zal, en waarin verscheidene byzonderheden zullen koomen, die ik verzwyg, op hope, dat hy nog tot inkeer zal geraaken. Wanneer het niet nodig, ja zelfs ondeugend zou zyn, den man openlyk te postitueeren, dewyl de jongens en het gemeen hem op straat zouden uitjouwen; daar ik geene gelegenheid toe wil geeven, indien de man zich betert, en zynen pligt vervolgens betragt. Ik ben, enz.
UE Dienaar,
PIGRITJAE ADVERSARIUS.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas. |