| |
| |
| |
De Denker.
No. 296.
Den 29 Augustus 1768.
[Over de zugt tot verandering, en het onveranderlyk blyven staan op zyn stuk.]
Reficit animos ac reparat varietas.
De ondervinding leert dat de menschen zeer veel in verkiezing van elkanderen verschillen. Dit bespeurt men onder anderen ook daar in, dat de een zeer sterk voor en de ander even sterk tegen de verandering is.
De Heer Wuft was van zyne jeugd af zoo veranderlyk als de wind. De weerhaan op den tooren draait zoo ligt niet om, als hy zich van 't een aan 't ander begaf. Zoo dat het oude Spreekwoord, van den os op den ezel, in hem volkomen werdt bewaarheid. Zyn wufte aart vertoonde zich reeds in zyne kindsheid. Eer hy spellen
| |
| |
kon, dwong hy om aan 't leezen gezet te worden. Hy hadt zin in Fransch te leeren, maar eer hy 't half kon was hy 't al moe. Men moest hem in een Engelsch School doen, maar daar hadt hy zoo ras, naar zyn zin, genoeg geleerd, dat hy tot heden toe maar zeer weinig of niets van zyn Engelsch vergeeten is. Vervolgens wilde hy met dolle geweld voor Doktor Studeeren. Men liet hem in de Latynsche school gaan. Een halfjaar in de eerste School gezeten hebbende, was 'er goede hoop dat hy het volgende halfjaar met een Prys zou opgaan: doch dat was nog zoo lang, hy verkoos liever maar zonder Prys op te gaan naar de tweede School. Hier bleef hy omtrent drie maanden, wanneer hy op een middag uit de School komende, zyn riem met boeken op den grond smeet, en zei dat hy den drommel van 't Studeeren hadt; dat hy een goed Ambagt wilde leeren. Men trachtte hem dit, als zyn Fatsoen te na, uit het hoofd te praaten, maar 't mogt niet helpen. Hy moest Beeldhouwen leeren, daar hadt hy nu eindelyk zyn zinnen op gevestigd, en daar zou hy dan by blyven. Hier bleef hy ook eenigen tyd aan: maar de Baas moest hem geduurig verandering van werk geeven. Onze Beeldhouwer echter, op zekeren morgen vroeg opgestaan zynde, zeide tegen zyn Vader, dat hy zin in de vaart hadt. Al wat men hier tegen zei was vruchteloos. De uitrusting werdt dan bezorgd, en hy ging aan boord van een nieuw Schip, om voor Koopman naar Suriname te vaaren. Maar geen etmaal hadt hy aan boord geweest of hy gaf den brui van de vaart, liep van 't Schip, en kwam met de kous op 't hoofd t'huis: terwyl zyn Vader veel moeite hadt om hem vry te krygen. De kort daar op volgende ziekte en dood van zyne Ouders, welke niet lang na elkander stierven, hadden hem geduurende al dien tyd t'huis doen blyven Maar toen zyne Ouders gestorven waren, deeden zyne Voogden hem, op zyn verzoek, in een Kruidenierswinkel, om de dingen te leeren en vervolgens zelf by de hand te vatten. Hy kort daarna trouwende werdt zyn eigen Voogd. Zyn Ouders hadden hem een redelyke som na- | |
| |
gelaaten en hy hadt nog wel viermaal zoo veel behuwelykt. Dus wel instaat zynde om zich ter neêr te zetten, werdt hy een Koopman in Kaas. 't Huis waar in zyn Vader gewoond hadt, schoon nog hegt en sterk, was echter niet naar zyn zin: dat verkogt hy, en kogt een ander dat nieuwerwetscher was. De huizen, die hy verhuurde, liet hy met platte lysten en Schuiframen maaken en in meer andere opzichten veranderen. Zyn Tuin was al van zyn over Grootvader afkomstig; de aanleggers hadden denzelven met hooge en schoone vruchtboomen beplant, zeer gesteld zynde op belommering en schaduw: maar hy heeft die oude sieraaden uitgerooid. Hy heeft smaak in laage Stammen, en ontvlucht de Zon in een overdekte Kolfbaan; die hy met veel kosten heeft laaten maaken. Zoo doet hy niet als veranderen, maaken en breeken, 't geheele jaar door. Onlangs heeft hy al zyn Kaas verkogt, is met die Negotie uitgescheiden en een Koopman in Mekrap geworden. Ik denk dat dit ook niet lang zal duuren, want hy heeft een' grooten Tuin en een Stuk Lands gekogt, waar van men zegt dat hy een Buitenplaatsje zal laaten maaken, om 'er stil te gaan leeven. De Hemel weet hoe dikwyls hy nog wel van omstandigheden veranderen zal, eer hy dood is.
En wie ziet niet hoe veel menschen 'er op de verandering gesteld zyn? Hier van daan dat de Kleederen, inzonderheid die der Dames, geduurig groote alteratie ondergaan. Tweemaal in 't jaar ten minste dient men zich van nieuwe Equipagie te voorzien om in de mode te blyven. Onze Voorvaders hadden veel op met een Duitsche Letter, wy lagchen om die lompe Characters, en verkiezen onze Boeken met een Romeinsche Letter te drukken. Onze Taal verschilt ook zeer veel van de Taal onzer Voorouderen, en 't zal misschien niet lang aanloopen of wy zullen zeer fraai basterd spreeken, en dus zal onze moedertaal nog veel politer worden. Zeker de zucht tot verandering heeft altoos by zeer veelen
| |
| |
plaats gehad: waarom het spreekwoord zegt, de mensch leeft by de verandering.
Doch echter zyn 'er ook menschen die zeer tegen de verandering zyn, en ongaarne de oude paalen verzetten, die de Voorvaders geplaatst hebben.
De Heer Kopstuk is tegen alle verandering hoegenaamd. Zyne kleêren zyn nog van het zelfde fatsoen als over veertig jaar. Laatst hadt de Kleêrmaaker een weinig verandering aan een nieuw kleed gemaakt, maar hy moest het terstond weêr veranderen, en zou om die reden zekerlyk den zak gekreegen hebben, indien de Heer Kopstuk niet tegen de verandering geweest, en in aanmerking genomen hadt dat de Vader van den Baas hem nog in den broek hadt gestoken. Zyn Meid, die lange jaaren by hem gewoond heeft is met een Paruikmaaker getrouwd, en heeft om de kalandizie voor haar man verzogt, maar ze heeft haaren Heer niet konnen overhaalen. Zoo lang zyn Paruikmaaker leeft, schoon het een man is die geld en geene kinderen heeft, moet die voor hem blyven werken. Eéne Paruik echter liet hy by den jongen Baas maaken, maar die moest juist zoo weezen als de oude, die hy hem mede gaf: daar mogt geen haair aan mankeeren. Zyn Huis en Tuin zyn beiden ouderwetsch, maar daar mag niet aan verandert worden: als 'er iets moet gerepareerd worden, moet het presies zoo gemaakt worden als het eerst geweest is. Zyn tyd van op te staan, van te gaan eeten, van in zyn Kantoor te zyn, van in den Tuin en naar Bed te gaan, is onveranderlyk bepaald. Daar mag komen wie 'er wil om hem te bezoeken, hy zal, schoon hy ryk en gantsch niet gierig is, niet uit zyne affairen scheiden voor dat de tyd daar is: de vrienden moeten weêr heen gaan, of zyn Vrouw zoo lang een praatje verleenen. Heeft hy Familie over, hy moet op zyn tyd, dat 's avonds om tien uuren is, evenwel naa bed: zyne Vrouw en Vrienden mogen zoo lang op blyven als zy willen, maar de klok van tienen is zyn uur, daar is hy van zyne jeugd aan gewend. Zelfs toen
| |
| |
hy vryde zou hy om de weereld tot over tienen by zyn Meisje niet gebleeven hebben. Zeer veel geeft hy aan de armen, maar de Diakens hebben opgemerkt, dat hy altoos evenveel, en dezelfde Specie, in het zakje steekt. Een bepaald getal behoeftigen worden zeer rykelyk van hem bedeeld, maar elk krygt evenveel, 't zy geld, of kleederen, of Spek en Vleesch, of andere eetwaren, schoon de een behoeftiger en waardiger voorwerp van bermhartigheid is dan de andere. En schoon 'er zeer veel wordt gegeeven, wordt 'er het eene jaar niet meêr uitgedeeld dan het andere. In alle deeze en meêr andere dingen is de Heer Kopstuk zoo onveranderlyk, dat men eerder een berg verzetten, dan hem van zyn stuk brengen zou.
Juffrouw Styf is ook zeer tegen de verandering, en om die reden met haar kleêren wel hondert modes ten achteren. Zy heeft verscheiden Japonnen, alle van het zelfde ouderwetsche fatsoen, en van eene donkere koleur. Een ouderwetsche Kuif met slippen, en een Kap met een' knoop, sieren haar hoofd. Zy treedt op kamoesleerde muilen. Zy zit in haar hooge Keurslyf als in een yzer harnas. Een neerstik is om haar hals digt toegetrokken, terwyl een neusdoek met een rolzoomtje maar even over haare schouderen strekt. En al praat haar Naaister als Amelia, ze kan haar tot geen verandering beweegen: zy lacht om de mode.
Ja hoe veelen, zoo mans als vrouwen, zyn 'er niet wel, die als de pest tegen de verandering zyn? De Schoenen Karé, de Rolkousen, de Rokken met lappeknoopgaaten, de Palmhoute Paruiken, en Ronde Hoeden vinden nog haare Voorstanders. De tegennatuurlyke dragt der Vrouwen, niet van boven breed en om den middel dun gekleed te gaan, daar de Natuur haar om wyze reden smal van schouders en breed van heupen gevormd heeft, blyft nog by veelen standhouden, hoe waarachtig het is dat zy zich daar door in het draagen en baaren van kinderen merkelyk benadeelen. De oude Spaansche mode onzer Geestelyken, van door mantel en bef zich
| |
| |
te onderscheiden, schoon de mantels en beffen van de meesten vry wat besnoeid zyn, blyft hoofdzaaklyk in wezen, niet tegenstaande het zeker genoeg is, dat de Apostels en eerste Kerkeleeraars niet aan hunne kleederen te onderkennen waren, maar gelyk de andere menschen van hunnen tyd gekleed gingen: en het ook genoegzaam zoude zyn dat de Geestelykheid zich door haare geleerdheid, nederigheid, Godzaligheid en Deugd van andere menschen kennelyk onderscheidde. Zoo hoort men ook, in onze Nederlandsche Kerke, de oude Psalmen van Datheen nog met vleit zingen; wat sommige van onze Predikanten daar tegen ook geschreeven, en hoe zeer zy de noodzaaklykheid van hervorming in dit geval beweerd hebben, men blyft nog met den Koek-koek by den ouden zang. Geen wonder, want veele schynen nergens in meêr tegen de verandering te zyn dan in 't Stuk van den Godsdienst. Hier moeten de oude paalen vooral niet verzet worden, die de Voorvaders gesteld hebben. De oude gebruiken moeten hier blyven. Dezelfde Formulieren moet men houden. De Geloofsbelydenissen moet men ongeschonden bewaaren. Van 't gemeene gevoelen af te wyken is vermetelheid en waanwysheid; en gaat die afwyking wat ver; dan is het volslagen Kettery. De ouden wisten wel watze deeden, en de kinders moeten niet wyzer willen zyn dan hunne Vaders: en dit is zoo waarachtig, dat het by veele menschen onder alle Gezindten zonder onderscheid doorgaat.
Doch men vind ook menschen die daar in van anderen verschillen, dat zy in sommige dingen zeer driftig voor, en in andere even sterk tegen de verandering zyn.
De Heer Vies by voorbeeld, draagt Schoenen Karé, Rolkousen, een Rok met Lappeknoopgaten en een Hangdas, en echter een Zakparuik en Manchetten: dat een grappige vertooning maakt.
Mevrouw Schyn, een aanzienlyke en ryke Weduwe, die twee Dochters heeft, is voor haar eigen per- | |
| |
soone tegen de verandering in houding, gewoonten, kleederen, huissieraaden en dergelyke. Zy wil der Waereld niet gelykvormig worden, is haar woord; zy is hier op aarde maar een gaste en vreemdelinge; zy heeft hier geen blyvende Stad; zy bekreunt zich weinig aan de Waereld; de Hemel is haar Vaderland. Doch in haare Dochters keurt zy de veranderlykheid in gemelde opzichten niet alleen niet af, maar moedigt zelfs de zucht tot eene slaafsche naarvolging van de Mode en dus tot eene geduurige verandering in haare kinderen zeer sterk, doch op eene bedekte wyze, aan. Zoo zyn de jonge Juffers Dames van de Mode, daar de Moeder een ouderwetsche Matroone is. 't Gantsche huis is ook in den nieuwsten smaak gemeubeleerd, 't gene op rekening van de verkiezing der Juffers by de Waereld doorgaat, maar de Kamer van Mevrouw is gantsch ouderwetsch opgeschikt, zonder dat daar in eenige verandering gemaakt mag worden. Dus steeken de Dochters zeer by de Moeder af in kleeding, houding en manieren, 't gene by elk in 't oog loopt en de Moeder voor een zeer Pieuze en zedige Vrouwe doet doorgaan.
Anderen zyn in alles, behalven in 't Stuk van Godsdienst, voor de verandering. Daar worden geen nieuwe modes uitgevonden, of zy zyn de eerste omze te volgen, maar by hunne Godsdienstige begrippen en gewoonten, hoe noodzaaklyk die ook veranderd dienden, omze met de eenvoudige Leer van 't Evangelie te doen overeenkomen, blyvenze onverzetlyk, zonder van verandering te willen hooren.
't Zal niet ondienstig zyn te onderzoeken, waar dit tog van daan mag komen, dat men dus voor of tegen, of in sommige opzichten voor en in andere tegen de verandering is.
't Blykt al te duidelyk dat men in dit geval doorgaans niet met oordeel, maar naar enkele verkiezing te werk gaat, dan dat ik dit zou behoeven te bewyzen: en 't schynt my toe, dat men zich hier in, door zynen
| |
| |
lossen of traagen aart, door eigenzinnigheid, gezag, belang en volgzucht, in het algemeen laat leiden. Dit zal ik by de eerstvolgende gelegenheid nader doen zien.
(Het Vervolg heden over agt dagen.)
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Hoorn T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra en Groningen J. Crebas.
|
|