De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
Myn Heer!Het is van overlang aangemerkt, dat, onder de verscheidene kundigheden, welken iemand, die in de Waereld moet verkeeren, noodig heeft, behoort het kennen der onderscheiden Karakters van de menschen, met welken hy moet omgaan. Ingevolge | |
[pagina 194]
| |
hier van zende ik U E. de beschryving van het Karakter van een myner goede Vrinden 'Er legt U E. noch de waereld niet aangelegen, of hy nog leeft of niet, of hoe zyn waare naam zy, om welken te verbergen, ik hem in de volgende beschryving den Heer Vlug zal heeten. Alleenlyk merk ik aan, dat het volgend Karakter, en de byzonderheden daar omtrent voorkomende, egt, en eene afbeelding naar 't leven is.
De Heer Vlug is in zyne jeugd onderweezen in alle noodige en nuttige Weetenschappen. Hy maakte in alle dezelven eene ongemeene en schielyke voortgang, tot verbaazing van zyne medeleerlingen en onderwyzer. Ondertusschen ziet men hem tot nog toe in geene van allen uitmunten. Aan alle de kundigheden van den Heer Vlug, en zo ook aan alle zyne verrichtingen, ontbreekt iets
Het schynt my toe, dat die zelfde Levendigheid en Vlugheid van geest, welke hem tot verwonderens toe vatbaar maakte voor onderrechtingen, hem ook op te veel onderwerpen te gelyk heeft doen denken, en niet genoeg op één derzelven, welk laatste nochtans noodig is, om uittemunten. Zie hier eenige byzonderheden van zyn Karakter.
De Heer Vlug is in alle gezelschappen een aangenaam lid. Hy weet over alle onderwerpen mede te praaten, zonder zich zelven belagchelykte maaken of anderen te verveelen. Hy heeft een lugtige en aangename wyze van spreeken, doormengende zyne gesprekken, daar het te pas koomt, met geestige invallen, vaarzen, spreuken, en Historien, van anderen meest al ontleend. Maar vraag hem, waar hy die geleezen heeft, hy zal 't u byna nooit konnen zeggen.
Ik kan my niet herinneren den Heer Vlug ooit in verlegenheid te hebben gezien om te antwoorden, of | |
[pagina 195]
| |
om raad te geeven; integendeel, hy verrukt menigmaal zyne Vrinden door zyne snedige, en regt geestige antwoorden, hoewel die somtyds meer verrukkend dan bondig zyn. Menigmaal heb ik, (met hem in gezelschap zynde) hem de verdediging van de eene of andere zaak op zich zien nemen, met eene verwonderlyk goeden uitslag: maar 't gebeurt ook niet zelden, dat hy de zaak halver weg laat steeken, en belyden moet niet rypelyk genoeg daar over gedacht te hebben.
Dit zelfde heeft ook plaats in zyne onderneemingen en in de uitvoering van zaaken, voor zich zelven en anderen. Nogthans heeft hy veele verwarde zaaken in orde gebragt, veele raadelooze menschen door zynen spoedigen raad en hulp gered, en alles reeds afgedaan, wanneer bedaarder en traager geesten, dan de Heer Vlug, nog zouden bezig geweest zyn met over de middelen tot redding te denken.
De Heer Vlug is onder anderen een liefhebber van de Muzyk; Hy heeft in 't speelen op de handfiool eene ongemeene gaauwheid en lieffelykheid; maar, menigmaal heeft hy de Directeuren van een Concert in bitteren toorn ontsteeken door gedurig, uit onoplettendheid, buiten de maat te speelen, en, onder 't speelen, 'er iets by te voegen van zyn eigen maaksel, waar van de goede uitslag hem meer is mislukt, dan gelukt. Even zo is het gelegen in 't maaken van zyne vaerzen. De weinigen, die van hem bekend zyn, zyn vloeiend, geestig, en buiten het laage, maar, eer hy 'er één gemaakt heeft, heeft hy 'er ten minste wel twintig aan stukken gescheurd, en nog veel meer onafgemaakte, heele, en halve vaerzen, zwerven 'er over de tafels en den grond van zyn kamer.
Onlangs ging ik in stilte op zyn kamer zoeken (terwyl hy uit was) naar een Vluzykstuk, 't welk ik hem drie maanden geleeden geleend had, om te copieeren. Het is een bekende aanmerking, dat men | |
[pagina 196]
| |
uit de verzameling van iemants boeken veel al kan opmaaken welke zyn heerschende smaak zy. Myn vrinds bockery beantwoordt volkomen aan zynen vluggen en levendigen geest. Zy bestaat grootendeels uit Historische, en Poetische boeken, Romans van de beste soort, als van Richardson, Fielding en anderen, de Blyspeelen van Moliere, Holberg, enz. de Satiren van Rabener, de Spectators van Steele en van van Effen, de Philantrope, Philosooph en Denker. 't Is waar men vind 'er ook eenige oude Theoligische en zedenkundige werken, doch deeze beslaan een klein plaatsje boven aan in de boekenkas, ten bewyze dat zy niet veel geconsuleerd worden.
Ik vond op, de kamer zynde, onder anderen een tafel, opgehoopt met papieren; op eenige derzelven zag ik fraaje geschreven tytels. De Nieuwsgierigheid dreef my die te bekyken van naby. Op een dier papieren las ik deze Tytel: De kragt van Leonoraas Oogen. Dit papier uithaalende uit de boeken, daar het ten halve instak, verwagtte ik, een geheel vaers te zullen vinden, doch ik vond niet meer dan twee regels, in welken de Dichter met al het vuur en de drift van een jong ongehuuwd Poeet zyn vaers begon, met te beweeren, dat Leonora verbazende bruine oogen had; dergelyke stukken en Tytels van vaerzen vond ik meer, onder anderen deeze, Klachten over 't Fortuin; Geessel voor N.N. een verwaande gek; vaarwel voor eeuwig aan Kloris: doch geen van alle voltooid: waar over ik onvergenoegd wierd, en my bepaalde om te zoeken naar myn Muzykstuk, 't welk ik dan ook vond beneffens de Copy, maar aan de laatste ontbraken nog de zes laatste maaten, zo dat ik het moest laten leggen. Het ergste van dit alles is maar, dat ik reden heb om te vreezen dat N.N. nimmer zyn Geesseling, Kloris haar eeuwig vaar wel, noch ik myn duett zal krygen.
De Heer Vlug schryft nooit een brief, of 'er | |
[pagina 197]
| |
is ten minste eene, en somtyds twee postscriptums in.
De Heer Vlug is by zyne vlugheid te gelyk teder en aandoenlyk van geest, zo dat hy ligt verrukt en ingenomen word door iets, 't geen hem behaagt. Onlangs, by voorbeeld, was hy in een gezelschap geweest alwaar fraai gedanst werd; hy ging naar huis met een ziel, verrukt en ingenomen van 't Fraaje, het bevallige, het aangenaame, en 't nuttige van het dansen. Dien zelfden avond nog, schoon laat, ging hy, tegens den volgenden morgen, een dansmeester aannemen en thans is zyn kamervloer alom met kryttrekken en danspassen vol.
Maar aller ongelukkigst werkt zyn vlugge en levendige geest omtrent de schoone sexe.
Hy is van een goeden smaak in zyne verkiezing omtrent eene vrouw; doch hy begeert in één voorwerp al te veel te gelyk. Hy heeft nu veele jaren reeds by de Dames verkeerd, en my als een vertrouwde geconsuleerd, over deeze en geene voorwerpen; en zelden over minder dan drie te gelyk, maar heeft tot nog toe geen vrouw, of een bepaald oogmerk.
Inderdaad, myn vrind is zeer geschikt om veel meer overhoop te halen, dan hy kan afdoen. Had hy nog maar, by dit gebrek, kennis van de rechten en wetten van ons land, hy was inderdaad een onverbeeterlyk Advokaat of Procureur.
Nu valt 'er kortelyk nog iets te zeggen van het zedelyk gedeelte van 't Karakter myns Vrinds.
Zo even heb ik aangemerkt dat hy van een tedere en aandoenlyke geest is. Dit, gevoegd by een gezond bloedryk gestel, maakt hem zeer vatbaar voor schielyke vervoeringen van allerlei driften, en in 't byzon- | |
[pagina 198]
| |
der, voor die van toorn en oploopendheid; zo dat ik met betrekking tot dit laatste myne Leezers durf verzekeren, dat myn vrind niet behoort onder die geene, die, volgens de Les der H.S., aan hem, den genen, die hem op de regterwang sloeg, ook de linker zoude toekeeren; doch in gééne, dan onverwagte en grove beledigingen, zal zyn Toorn hein tot gelyke kwaade behandelingen, als hem aangedaan zyn, vervoeren. Tyd hebbende om te redenkavelen, zal hy veel verdraagen, ligtelyk vergeeven, en hier toe zelfs, schoon beledigd zynde, den eersten stap doen. Hy is dus met wraakzugtig. Ook is hy by uitsteekendheid medelydend omtrent elendigen; behulpzaam, vrindelyk, en gemeenzaam omtrent alle menschen, en getrouw omtrent zyn vrinden.
Een Gestel, zo als dat van den Heer Vlug, heeft de meeste moeite met zich zelven, om de pligten van zedigheid, maatigheid, en naarstigheid wel in agt te neemen. Hy heeft een sterke afkeer van alle geveinsdheid, en van Godsdienstiger te willen schynen dan anderen, en dan men inderdaad is. Doch hy loopt gevaar van in het tegen overgestelde uiterste te vallen, en eene te luchtige en te vrolyke houding aan te neemen.
Daar en boven stelt zyn Karakter, en de omstandigheden, waar in hy zich geplaatst vindt, hem bloot voor veele aanzoeken, van allerlei foort van menschen, zo wel kwaade als goede; Ja de Heer Vlug is natuurlyk geschikt om onder beide de soorteen uit te munten. Dit veroorzaakt hem veel moeite, en veel onaangename oogenblikken. Nogthans eene goede opvoeding, omgang met braave lieden, denkbeelden van een toekomenden Staat, hebben de natuurlyke afkeer van alles wat laag en veragtelyk is in hem versterkt en hem tot hier toe bewaard van alle moedwillige, aanhoudend zedelyk kwaade bedryven. En of schoon deze genoemde middelen niet hebben konnen beletten, dat de Heer Vlug zich nu | |
[pagina 199]
| |
en dan heeft schuldig gemaakt aan dartelheden, onnutte tydverkwistingen, en zelfs aan onmaatigheid in een en ander opzichte, zy hebben (geholpen zynde door een goed Oordeel) hem altoos berouw doen hebben van zyne misslagen, en ernstig doen besluiten die te verbeeteren. Dit doet hy ook met 'er daad, schoon het werk langzaam en met moeite voortgaat.
Het vlytig gebruik dier goede middelen, die hem tot hier toe bewaard hebben, en hem hebben opgeregt, wanneer hy struikelde; gevoegd by het toeneemen der jaaren, waar door het vuur der driften, en de levendigheid van den geest natuurlyk zullen verminderen; zullen hem, buiten twyffel, tot eene bestendiger aankleeving van alles wat zedelyk goed is brengen, dan hem nu nog mogelyk is.
Ondertusschen geeft deeze beschryving byzondere stof tot verwondering over de onderscheiden Karakters van de menschen, die zo zeer van den anderen onderscheiden zyn, en alle van nut wezen konnen, voor elk in 't byzonder, en voor 't algemeen.
Dergelyk een Karakter, als dat van den Heer Vlug, schoon ver van volmaakt, en met gebreeken bezet, is egter van nut en aangenaamheid in de samenleving; en in zo verre hy zelf grotelyks heeft mede gewerkt, en nog doet, om het gebrekkelyke in zyn Karakter te verbeteren, is hy aller genegenheid, en achting waardig. Wy behooren dan zeer gunstig en voorzichtig te zyn in 't beoordeelen zyner gebreken, als in welken zyn natuurlyk gestel zo groot een aandeel heeft. Laaten ondertusschen die vlugge en levendige geesten, die zich niet zelden veel laten voorstaan en trots zyn op deeze byzonderheden van hunne Karakters, zich spiegelen aan den Heer Vlug, en opmerken, ter hunner verbetering, dat ook in dezelve gebreken plaats hebben, zo wel als | |
[pagina 200]
| |
in alle Karakters hunner medemenschen, en dat in hun, zowel als in die alle, iets te vinden is, 't welk verbeterd behoort te worden. Doch dit uittebreiden en aantedringen zou myn vertoog op 't slot in een predikatie doen veranderen 't welk ik niet bedoele, waarom ik afbreeke en blyve.
Uw Dienstber. Dienaar.
N.G.
*** Het volgende Dichtstukje, op het tweede Eeuwgetyde der Onthoofdinge van de Graven van Egmond en Hoorn, op den 5 van Zomermaand des Jaars 1568, ons toegezonden, hebben wy de volgende plaats niet willen weigeren. Deez' Dag, befaamd in Nederland,
Zag Egmond, zonder hoofd, in 't zand,
En Hoorne, op 't yslyk moordschavot,
De sabel jaagen door den strot:
De Vryheid, nooit in moed verslapt,
Zag deerlyk al haar recht vertrapt,
Dies nam zy van het martelbloed,
En streek het aan heur schoonen hoed,
Waarmeê ze in 't blinkend harnas stond,
Tot aan 't Westfaalsche vreêverbond.
ô Landgenooten! viert met my,
't Verscheenen dubbelde eeuwgety,
Van dit rampzalig treurtoneel,
Nu vrede en vryheid zyn uw deel;
Nu de eedle vryheid, ryk bekroond,
Haar' luister en vermogen toont;
Nuze, als voorheên, met grootschen zwier,
Weêr roemt op Nassaus heilbanier;
Nu zy op de Eensgezindheid bouwt,
Die elk, alöm, met vreugd aanschouwd;
Waar van het laate nageslacht,
Nog zegenryker glorie wacht'!
H.W.
|
|