De Denker. Deel 6 (1768)
(1769)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
Heer Denker!Myn Gemeensaame Geest, aan wiens gesnap over de lotgevallen van een Spiegeltje, gy plaats gegeeven hebt, [No. 264.] heeft my op nieuw een onderhoud verschaft, 't geen ik waardig oordeelde op te schryven en U E. te zenden. Zonder langer omweg treed ik ter zaake. In myn Schryfvertrekje zittende, om 't een en ander op te tekenen van Goederen, geërfd uit den Boedel van wylen myn Neef ***, gebruikte ik ten dien einde een Inktkooker, mede, onder de aangeërfde goederen my toe gekomen. Te midden myner bezigheid kwam myn gemeenzaame en ontdekkende Geest my stooren, om my berigt te geeven van de lotgevallen eeniger stukken, die ik tot myn aandeel gekreegen | |
[pagina 154]
| |
had. Ik ontving het met vermaak. 't Zou veel te lang vallen, alles wat hy te dezer gelegenheid vermeldde, op te haalen; ook bragt hy Familie-geheimen aan den dag, die best in de vergetelnisse bewaard blyven. Doch ik vond de lotgevallen van myn' Inktkooker te zonderling, om ze niet op te tekenen, en, volgens gedaane belofte, U mede te deelen. Deeze Inktkooker, als trosch op zyne gedaane diensten, begon, op de volgende wyze, een verhaal te geeven van 't geen hem was wedervaaren.
****
Ik mag een beuzeling uitmaaken, en een der geringste dingen schynen, die gy van uw Neef *** geërft hebt: ik zal egter meer in de waereld gedaan hebben dan veele andere stukken, u in eigendom geworden. Myn beroep brengt mede aan de gedagten der menschen ten dienst te staan, en dat vogt op te leveren, 't geen de denkbeelden vereeuwigt, en toe een zigtbaare tolk strekt van 's menschen gepeinzen. Ik zal u, wilt ge eenige oogenblikken my gehoor verleenen, het voornaamste 't geen my bejeegende, en de aanmerkelyste diensten, die ik deedt, optellen: de jaaren van myn dienst zyn niet hoog, maar myne ontmoetingen veelvuldig. Myne geboortestad is Neurenberg. De fraaiheid van myn maaksel bragt te wege, dat ik binnen 't jaar, na dat ik herwaards werd overgevoerd, verkogt raakte aan eene Weduwe van Fatsoen, die my op een schryftafel te pronk zette. By haar heb ik nimmer iets anders gedaan dan een plaats gevuld, waar gevoegelyk een Inktkoker moest wezen; een geringer soort verrigtte het weinige dat daar te doen viel. Doch haare Dogter, nu oud genoeg, om buiten de stad ter Schoole te gaan leggen, hadt haare Mama reeds meermaalen te vergeefsch aangeweest, om my te mogen hebben. Eindelyk herhaalde zy haar verzoek op den laatsten dag voor het inpakken haarer goederen, geschraagd door de innemende belofte van my getrouw te zullen gebruiken tot het schry- | |
[pagina 155]
| |
ven van brieven. Zy verkreeg haare begeerte. Ik vergezelde daar op de jonge Juffer na D****. De bevallige hand van vystien jaaren maakte 't eerst gebruik van my. En ik was steeds getuige, zo van haare vorderingen in de Fransche taal, als van haare gehegtheid aan haare teder geliefde Mama. Hoe menig een aandoenlyken Brief heeft zy uit my geschreven, met de edelmoedigste opregtheid, altoos vermeldende, hoe braaf zy behandeld, hoe wél zy onderwezen wierd; dit maakte altoos het slot uit van de Brieven vol van kinderliefde aan haare Moeder gezonden. Na twee jaaren, die zy op de School doorbragt, in haaren dienst gesleeten te hebben, liet ze my ter gedagtenisse aan eene haarer Medeschooljuffertjes, die wel ouder dan zy, doch 'er laater gekomen was, en door schoon praaten elk wat zogt af te prachen; door dit middel hadt ze my ook gekreegen. Dezelfde School, dezelfde opvoeding, doch een geheel andere aart! Myne nieuwe Meestres schreef wel veel, maar weinig goeds. Voor haar vertrek na de School was ze reeds in een' Minnehandel ingewikkeld met een jong Heer in eene nabuurige Stad, en deezen zetten zy door middel van brieven voort. Op welk eene wys zy ze weg kreeg en antwoord ontfing, weet ik niet; maar dat zy listig genoeg was, om daar een' weg op te vinden, kon ik uit haare brieven wel bespeuren, in welke zy, tegen den tyd van de Vacantie, plaats en uur van ontmoeting bestemde met haaren Minnaar. - Het ontdekken haars Minnchandels, gelyk ik uit haare brieven vernam, strekte tot oorzaak, dat zy door haare Voogden werdt t'huis geroepen en van de School genomen. Ik ging met haar derwaards, en bleef, schoon van plaats veranderd, in denzelfden dienst. Zy hadt weder een open weten te vinden tot briefgemeenschap met haaren ouden minnaar, aan wien zy lange en veelvuldige brieven schreef, en eindelyk een, die bekend maakte, hoe zy, door haare Voogden, gedrongen wierdt tot het Huwelyk met haaren Neef B***, van wien zy een koddige befchryving opftelde; haar Minnaar moest zich over het Huwelyk niet bekreunen; hy | |
[pagina 156]
| |
zou dan in alle veiligheid haaren Cicesbo kunnen weezen. Haar trouwdag wordt bepaald. Ik dien haar en naaren Bruidegom om de staatlyke brieven van bekendmaaking te tekenen. Hoe weinig meende haar hart van de plegtige betuigingen, die zy voor alle vrienden en bekenden deedtl Ik bleef, naa het trouwen, haar vertrouwde, en wist alle haare heimlyke bestellingen, waar van haar goede Heer niets ontdekte; het Huwelyk was de dekmantel haarer oneerlykheid. Eene ziekte, uit schrik ontstaan, rukte haar onverwagt weg. Zy hadt, door eene geveinsde liefde het hart van haaren Egtgenoot aan zich verbonden gehouden, die zich wegens haaren dood bitter beklaagde in den Rouwbrief, welken hy opstelde uit dien zelfden Koker, die zo veele bestellingen van de snoodste ontrouw hadt uitgeleverd. - Naauwlyks was de hevigite rouw bedaard, of de Heer B *** liet het oog op eene Juffer in eene andere Stad vallen, en ik verschafte hem de stoffe, om zyne verliefde denkbeelden op 't papier te zetten. Schoon hy geenzins de bekwaamste was om over dit slag van zaaken te schryven, slaagde hy egter in zyn oogmerk. Welk eene verandering! Weinig tyd na het voltrekken van zyn tweede Huwelyk, wierdt het gehouden gedrag zyner overledene Vrouw bekend. Hier op wilde zyne tegenwoordige niets in huis dulden, 't geen aan eene zo ongetrouwe byzonder had toebehoord. Dit alles moest weg en verkogt, en daar onder was ik ook begreepen. Hier op verviel ik in handen eener Juffer van eene geheel andere soort. Zy was gehuuwd; doch derwyze aan de Boekoeffeningen overgegeven, dat zy bykans altoos op haar kamer, zelden in 't gezelschap van haaren Man, en nimmer in de keuken was: gelukkig hadt zy geene kinders. Gansche dagen, halve nagten, bragt zy met leezen en schryven door. De Dichtkunde was haar geliefdste bezigheid. Zy heeft een Treurspel byna afgemaakt. Ik hadt het geluk om tot een Hippocreen te strekken. Zy hieldt ook geleerde Briefwisselingen, en zou het verkwisting gerekend hebben één druppel uit my te gebruiken, om huisly- | |
[pagina 157]
| |
ke zaaken aan te tekenen. Nooit was myn vogt dierbaarder dan in dien tyd. Zich met huislyke zaaken te bemoeien was voor laager geesten. By gelegenheid dat haar Man haar op 't vriendelykst en ernstig verzogt hadt, daar omtrent wat meerder toevoorzigt te gebruiken, maakte zy een Vers, getyteld: De Huismoeder, strekkende om die Vrouwen door te stryken, wier ziel, gelyk zy 't geliefde uit te drukken, gekerkerd was in de keuken en kinderkamer. - Naa vier jaaren in dezen edelen dienst gesleten te hebben, wedervoer my een ander lot, terwyl ik in dezelfde hand bleef. Myne letterminnende Bezitster vondt zich, door een ongeluk, haaren Man in den wisselvalligen Koophandel overgekomen, genoodzaakt van levenswyze te veranderen. 't Geen de goede reden van eenen verstandigen en welmeenenden Egtgenoot niet hadden kunnen uitwerken, werdt nu eensslags voltrokken door den dwang der veranderde levens-omstandigheden. Zy moest, wilde zy niet tot armoede vervallen, besluiten, om mede de hand aan 't werk te slaan, haar lessenaar voor een toonbank, haare boeken voor winkelwaaren, te verwisselen. De Koopman veranderde in een Winkelier, de Savante in een Winkelvrouw, en ik werd vernederd om haar tot aantekening in het klad en schuldboek ten dienst te staan. Myne Juffrouw schikte zich, veel beter dan men zou hebben durven verwagten of hoopen, naar deeze verwisseling, en gaf, in dien vernederden staat, haaren Man veel meer genoegen, dan toen ze zich boven haare Sexe wilde verheffen, ten koste van haar huisgezin. De naamen van geheel andere, van vry aanzienlyker lieden, dan men zou denken, stonden 't langst in 't schuldboek open; en eene lang opengestaane post te mogen afschryven gaf myne Meestres nu ruim zo groot genoegen als voorheen het maaken van de fraaiste Dichtregels. Omtrent vyf jaaren bragt ik in deezen dienst door. Toen ze my voor eene andere verruilde aan een Smous. Welras ging ik uit zyne handen in die van een an- | |
[pagina 158]
| |
deren zyner Natie over, en 't was wel de vyfde of zesde eigenaar, die 't eerst van my gebruik maakte. By hem moest ik laag en onedel, veragtlyk, en ondeugend werk verrigten, en, tot volvoering van schelmsche bedriegeryen, myn vogt leenen; 't was bykans alles volstrekt valschheid wat uit my voortkwam; doch dit duurde een korten tyd. Myn bedriegende eigenaar werdt op eene valsche handtekening betrapt, en hadt naauwlyks gelegenheid om het geregt te ontsnappen. Zyne goederen werden verkogt, en myn zwerven onder de Natie nam op nieuw een aanvang. Ten langen leste kogt my een Kunstenaar, die 'er zich meest op toelei om aan oude dingen eene nieuwe gedaante te geeven. Van alle onreinheid gezuiverd, en fraai opgemaakt; werd ik te koop gedraagen, en op het Land aan een Boerenschout verkogt. Deeze wist hoe hy met de pen moest omgaan, om 't meest van zyne Dorpelingen te plukken. Niets voor niet te doen was zyn heilige grondwet. Om de klaarste zaaken te verduisteren, en dus de Boeren in proces in te wikkelen, werd ik menigmaal gebezigd. Geen gesprek zo gering over eene zaak, 't zy aan huis, of op den weg, gehouden, of myn Meester nam zyne toevlugt tot my, om, door eenige druppelen den Raadpleeger wegens ampele Besognes aan te tekenen, met de behoorelyke som daar agter: doch dat my 't vremdst van allen voorkwam was, dat ik, in zyn' dienst altoos, eenige enkele gevallen uitgenomen, aan de ééne zyde van het boek schreef, waar met groote letteren Debet stondt. Hoe dit uitgekomen is, weet ik niet; dewyl ik naa zyn dood, die omtrent twee jaaren, naa dat hy my bezeten hadt, voorviel, in zyn huis niet gebruikt wierd. Op de verkooping zyner goederen kogt my een oude Juffrouw, die stil leefde in de naastbygelegene Sad. Zy scheen geen bedryf om handen te hebben, dan alleen den handel in geld, en daar in deedt zy druk. Zy gaf het op Intrest aan groot en klein. Al wat 'er | |
[pagina 159]
| |
uit my geschreven werdt was aan die zo veel à 3 per cento; aan een ander zo veel à 3 1/2 per cento; aan die zo veel, à 4 per cento, enz. benevens de betaaling der vervallene Intressen en de aflossing van de hoofdsom. Eens in 't jaar was ik getuige van de aanmerkelyke voordeelen op die wyze verkreegen: schoon ze nimmer de Juffrouw voldeeden; ja van jaar tot jaar wies haar ongenoegen aan. - Tot blyder tyding ben ik nimmer gebezigt, dan om het overlyden van die Oude Zorg bekend te maaken. Haar Neef en eenige Erfgenaam liet de lang met water aangelangde inkt weg doen, my op nieuw met eene betere soort vullen, en ondertekende met een vlugge hand en lachend weezen, verscheide maalen U E. Bedroefde Dienaar, J** P****. - Verder maakte hy geen zonderling gebruik van my, dan tot het ontbieden van 't een en ander, en het quiteeren van Rekeningen: dan hy hadt binnen vier jaaren myne dienst niet meer noodig, vermits 'er niet meer te ontbieden viel noch te quiteeren. Het schoone geld was verkwist, en myn Eigenaar moest na Oostindiën. Zyne schulden, om welke eenigzins te voldoen zyne goederen verkogt werden, bevrydden my mogelyk van hem derwaards te volgen. Uw Neef kogt my toen. Tot welk een einde hy my gebruikt heeft, hebt ge kunnen zien in de boeken zyner twee laatste jaaren, en u daar over vergenoegen. Na U E. dit getrouwlyk medegedeeld te hebben, teken ik my,
Myn Heer!
Uw D.W. Dienaar.
O.J. | |
[pagina 160]
| |
P.S. Myn Spiegeltje is den tweeden dag, na dat het in de voorbeschrevene gedaante geplaatst was, door oogmerk of moedwilligheid, stukken gegooid. Myn gemeenzaame Geest heeft my toezegging gedaan, waar mede ik zeer in myn schik ben, om my 't waare ongemak van eenig Schryver, dien ik opslaa, te ontdekken. Dit kan mogelyk voor UE. van dienst wezen. Vale.
Deze Vertoogen worden uitgegeven, te Amsterdam, by de Erven van F. Houttuyn, en zyn, ieder Maandag, by dezelven te bekomen: en, wyders, te Nymegen by H. Wolfsen, Arnhem W. Troost, Dordrecht A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P. van Thol, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Monnikendam T. Tjallingius, Middelburg P. Gillissen, Vlissingen P. de Payenaar, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Harlingen F.v.d. Plaats, Sneek R. Zeylstra, en Groningen J. Crebas. |
|