De Denker. Deel 1 (1763)
(1764)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 361]
| |
Myn Heer Denker!NAdemaal ik ondervind, dat Gymeer en meer ernstig in uwe Vertoogen wordt; en zelfs wel eens uw werk gemaakt hebt, om deze of geene zaaken, die in een voorig Vertoog de eene of andere waarheid schee- | |
[pagina 362]
| |
nen te ondermynen, in een volgend tegen te gaan; heb ik my opgewekt gevonden, om ook eens aan UWEd. te schryven over de Regtzinnigheid, ten einde de verkeerde begrippen van sommigen in onze Kerk, die niet allen even Regtzinnig zyn, uit den weg te ruimen; want schoon uwe Vertoogen meest gelezen worden van andere Gezindheden, komen ze ook nog al in de handen van sommigen der onzen; en wel inzonderheid van zulken, welker denkbeelden omtrent de waare Regtzinnigheid meest verbetering noodig hebben. Die waardige gestalte van onze ziel, welke de naam van Regtzinnigheid draagt, en waar door men zig van alle dwaalgeesten onderscheidt, begint thans, helaas! in merkelyke kleinagting te geraaken; vooral sedert men heeft ondernomen, om een werkheilig wel doen als een onafscheidelyk gedeelte der waare Regtzinnigheid voor te draagen; zoo dat men thans meer dan in voorige dagen het geloof uit de werken wil leeren kennen. Dus wordt het ten hoogsten noodzakelyk, op middelen bedagt te zyn, om het lighaam der Regtzinnigen, door het eenpaarig in acht neemen van zekere regelen, vaster in een te sluiten, en de onregtzinnigen te beschamen. Derhalven zal ik myne bedenkingen, die tot bewaring der Regtzinnigheid konnen strekken, hier ter neêrstellen; na alvorens eenige aanmerkingen gemaakt te hebben. Men begrypt ligt, dat de Regtzinnigheid niet daer in bestaat, dat men van zekere waarheden zoo spreekt en denkt, als de waarheid en zekerheid der zaaken vereischt; want dan zoude de tegenwoordige tyd niet onregtzinniger zyn, dan de voorgaande; en alle redenen van klagten zouden | |
[pagina 363]
| |
welhaast ophouden. Doch 'er zyn een menigte duistere zaaken, die door onze Godzalige Voorvaders tot eene gewenschte klaarheid en zekerheid gebragt zyn; en het is aan hunne waakzaamheid dank te wyten, dat men tegenwoordig niet alleen door een woord, maar zelfs door een syllabe, ons van allen, die maar eenigen zweem van kettery hebben, weet te onderscheiden; en hier in is de ziel der waare Regtzinnigheid gelegen. Met regt meen ik deze Regtzinnigheid in een algemeene en byzondere te konnen verdeelen, zynde de algemeene die, welke omtrent den heerschenden Godsdienst in elk Land plaats heeft. Dus worden in Turkyen de Mahometaanen, in Frankryk de Aanhangers van de Bulle Unigenitus, in Engeland de Leden van de Bisschoppelyke Kerk, en by ons allen, zonder onderscheid, die de Leer van de Dordsche Vaderen erkennen, voor Orthodox gehouden; en deze algemeene heeft zelfs haare Voorstanders gehad; zoo dat men, tot bewaaring derzelver, in Spanje de Inquisitie, in de Nederlanden den Bloedraad en in Frankryk Dragonders gebruikt heeft. Aanmerkelyk is het, dat de eene plaats van de andere zoo ontzagchelyk in Regtzinnigheid verschilt; zoo dat, om ze in haare regte gedaante te kennen, men volstrekt de Aardrykskunde dient te weten. Dit heeft één myner vrienden, (die al heel ver in de Geographie gevorderd is,) in de gedagten gebragt om een accuraate Kaart te vervaardigen, die hy de naam van Mappa Orthodoxa, of Kaart der Regtzinnigheid genoemd heeft; waar in men met een opslag van het oog kan zien, waar de Regtzinnigheid haaren zetel heeft. Ten dien einde heeft hy | |
[pagina 364]
| |
alle de Steden en Dorpen met een torentje, geschikt naar de grootte van zyn Kaart, afgebeeld; en, gelyk men de Regtzinnigheid omtrent de Regeeringsform met vlaggen en vaanen uitdrukt, de Orthodoxe Kerken met een vlag aan den Toren geteekend. Iets byzonders in deze Kaart is, dat terwyl hy verscheiden Dorpen niet alleen met een vlag, maar zelfs met een groote wimpel daar boven geteekend heeft, hy eene voornaame Academie Stad met een stompen Toren zonder vlag of wimpel heeft gelaten. Deze Kaart verbeeldt hy zig, dat eenen grooten aftrek zal hebben, nademaal, buiten twyffel, in alle Kerkenkamers een Exemplaar'er van, op bordpapier geplakt, zal worden opgehangen. Dit zal oneindige disputen voorkomen; want zoo haast de eene party den man van de andere wegens onregtzinnigheid zal beschuldigen, ten einde hem van een drie- of zestal te weeren, gelyk, helaas! in onze dagen maar al te veel geschied, zal het deze Kaart terstond kunnen beslissen. Uit deze Kaart zal men zien, dat de byzondere Regtzinnigheid op zeer weinige plaatzen huisvest. En zeker! zoo is het met de zaak gelegen; want ten tyde van Roël en Lampe was dezelve alleen by die geenen, welken het met den zaligen Fruitier hielden; naderhand by de voorstanders van het boekje van Eswyler; van daar ging ze over tot de Verdedigers van het Beroeringswerk, en bleef daar, tot dat ze ten tyde van Ds. van der Os gelukkig in handen der Schryvers van het Examen van het Ontwerp van Tolerantie geraakte; daar ze waarschynlyk altoos zou gebleeven zyn, had hunne yver de Overheid niet mishaagt; waar door thans de Regtzinnigheid, ten minsten derzelver Voor- | |
[pagina 365]
| |
standers, zoo onkenbaar geworden zyn, als de waare Profeeten onder de regeering van de Israëlitische Koningin Jesebel; en dat men zou denken, dat dezelven ten eenemaal uitgestorven waren. Dit heeft my op middelen doen bedagt zyn, om in den tegenwoordigen tyd als een leus, om elkanderen te kennen, de volgende regelen voor te schryven. Dat men in alle openbaare en heimelyke gelegenheden zig verzette tegen de Psalmberyming van het Kunstgenootschap, Laus Deo Salus Populo; niet om dat ze van Remonstrantsche Auteuren gemaakt is, want dit heeft men onwaar bevonden; maar om dat ze van de Remonstranten hoog geschat en gebruikt wordt, en men, dienvolgens, met reden vreest, dat 'er eenige heimelyke ketteryen in verborgen zyn; van welke verdenking de beryming van Voet geheel vry is, als zynde zamengesteld door een Genoodschap te zamen Leden der Gereformeerde Kerk, en waar in, schoon minder Poëtisch, egter meer nabyheid van den Text gevonden wordt. In dit geval behoort men zig van de zelfde middelen te bedienen, als de oude Regtzinnige Kerk, de Jooden, namelyk, doen; die, om allen zweem van onregtzinnigheid te vermyden, voor hunne Wetboeken niet alleen geen parkament gebruiken, dat door een Christen bereid is; maar zelfs vereischen, dat ook de Joodsche Looijer van alle verdenking van kettery vry moet weezen. Dat men in het recommandeeren van Boeken omzigtig zy; ten dien einde met stilzwygen voorbygaande de Schriften van Turretin, Weerenfels, Tillotson en anderen, die maar met Ze- | |
[pagina 366]
| |
denlessen opgevuld zyn; om dat men van dezelven in deze yverlooze dagen niet veel goeds te verwagten heeft; doch dat men des te sterker aandringe op zulke werken, die met een voorreden voorzien zyn van zoodanige Mannen, waar van wegens hunne Regtzinnigheid, yver en waakzaamheid een naam in de Kerk is uitgegaan. Omtrent de deugd het groot onderscheid te maaken, door wien dezelve geoeffend word; en ten dien einde de mededeelzaamheid, opregtheid, eerlykheid, menschlievendheid, en alle andere deugden der onregtzinnigen gelyk te stellen met die der Heidenen; dat is, dat ze, volgens het zuivere begrip, zoo wel der Ouden als hedendaagschen, niet anders dan blinkende zonden zyn; want even gelyk de Orthodoxen dikwils groote misslagen begaan, zonder zig te benadeelen, zoo kunnen ook de onregtzinnigste in de grootste deugden uitmunten, zonder dat dezelven hun in het minst voordeel doen. In de publyke gebeden voor de zieken ten uitersten bedagtzaam te weezen, dat men geen agt geeve op deze of gene personeele hoedanigheeden, om dat het in dit geval de vraag niet is, of het eerlyke lieden zyn, die onberispelyk zyn in leer en leeven, en andere beminnelyke deugden bezitten; maar daar het alles op aankomt, of ze van de goede party zyn. In het laatste geval met volkomen ruimte voor hen te bidden; dog in het eerste zig alleen van algemeene bewoordingen te bedienen. Dus zoude men, by voorbeeld, voor eenen zieken Leeraar, die wel onberispelyk van gedrag is, maar nooit in het Conclave komt, kunnen bidden, dat zyn laatste werken beter mogten weezen, dan zyne eersten. | |
[pagina 367]
| |
Een wakend oog te houden op die geenen, welken veel met de Reden op hebben; als zynde het doorgaans het eerste beginzel van kettery, dat men dezelve te veel toegeeft; want wat zoude 'er van worden, liet men dezelve begaan? heeft men zig niet alreede zien verzetten tegen het uitgedrukte woord, dat de zon draait en niet de aarde? Hoe veel ligter zou ze dan, indien men haar niet beteugelde, tegen onze, immers maar menschelyke, gedagten in de wapenen komen. Geen Remonstrant den Hemel toe te staan, dan onder zeer enge bepaling; dog met voorzigtigheid, om 'er niet over aangesprooken te worden; want wat onaangenaame gevolgen zouden 'er niet uit spruiten, indien een Leeraar, zulks in gemoede doende, 'er over onderhouden wierdt! Wat zoude de waereld 'er niet van zeggen, als hy zyn woord in den hals haalde, om zig van lastige verdedigingen te onttrekken; want zo vermakelyk als het is na zyn gemoed te handelen, zoo hard valt het, daar altoos reden van te moeten geeven; eensdeels, uit hoofde van de onbestaanbaarheid der Reden; en, ten anderen, om dat de Onregtzinnigen onze Conscientie dikwils koppigheid noemen. Het Regt van de Kerk, en de Onafhankelykheid der Kerkelyke Vergaderingen met al zyn vermogen tegen de Polityken te verdedigen; en, by zoo eene gelegenheid, moet men niet nalaten, aan de Christelyke Overheid de persoon van Mahomet, als een waardig voorbeeld ter navolging, voor te stellen, als hebbende altyd aan de Kerk van Constantinopolen eene vrye Handopening verleend; dog dit egter in zodanigen styl | |
[pagina 368]
| |
te doen, dat geen Onregtzinnige de zelve ligt voor den zynen zou durven doen doorgaan. Dit zal genoeg zyn, myn Heer Denker, tot bereiking van ons heilzaam oogmerk, ter bewaaring van de Orthodoxie. Indien UWEd. dit nu gelieft publyk te maken, kan ik U een groot debiet van uwe Blaadjes beloven; want alle Zondag-avonden, als 'er geen bekeerd Predikant preekt, hebben wy in deze Stad verscheiden gezelschappen van vroome luiden, daar ik zorg zal dragen, dat ze gelezen worden. Ik blyf, naar hartelyke groetenis,
Myn Heer DENKER,
UE. D.V. Dienaar
ORTHODOXOCRITUS. R. den 2 Nov. 1763.
Deze Vertoogen worden uitgegeven te Amsterdam, by de Boekverkoopers K. van Tongerlo en F. Houttuyn; en zullen, ieder Maandag, by dezelven te bekomen zyn, en, wyders, te Dordrecht by A. Blussé, Haarlem J. Bosch, Delft E.v.d. Smout, 's Gravenhage P.G.v. Balen, Leiden P.v.d. Eik, Rotterdam R. Arrenberg, Middelburg P. Gillissen, Utrecht G.v.d. Veer, Leeuwaarden H.A. de Chalmot, Franeker J. Brouwer, Harlingen F.v.d. Plaats en Groningen J. Crebas. |
|