De Denker. Deel 1 (1763)
(1764)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 209]
| |
De Denker.
| |
Myn Heer de Denker!ZEdert weinig jaaren hebben eenigen onzer Artsen, uit loutere liefde voor het Gemeenebest, met zeer veel drist geyvert, om een zeker erfelyk en verderfelyk Kwaad, by wyze van overplanting of overlevering, uit te roeijen; ik beoog de In-enting der Kinderpokjes, die moorddaadige Pest der Maatschappyen, die wreede en verwoestende Vyandinnen van onze Schoonheden. Maar, helaas! tot hier toe zyn hunne beste poogingen vrugteloos geweest. Voor weinig tyd hoopte ik, wegens zeker gunstig voorval, het Publyk eerlang geluk te mogen wenschen met de algemeene doorbreekinge van die nieuwe Geneeswyze; maar heden heeft een andere gebeurtenis my die hoop t'eenemaal afgesneden. Ik zal U van 't een en ander kennis geeven. | |
[pagina 210]
| |
De In-enting deelt in het zelfde noodlot, dat alle nieuwe vindingen gemeen hebben. Eenige weinige lieden van verstand stellen 'er zig manmoedig in de bresse voor; maar de grootste hoop verzet 'er zig met geweld tegen; en wel byzonder daarom, om dat zy van ter zyde den Godsdienst schynt te beledigen; 't welk ook de reden is, dat de Geestelyken en de Vrouwen zig in de voorhoede van haare Bestryders stellen. Het vooroordeel van de laatsten wordt door natuurlyke teêrheid gevoed, en het gezag van de eersten voegt 'er een zekeren dwang by. Het is een nieuwigheid; en dit is genoeg om 'er het zwaard tegen op te vatten. De naam van nieuwigheden is zoo zeer gehaat, dat het een spreekwoord geworden is: de oude paalen niet te verzetten. Juffrouw Naauwgezet heeft 'er nooit met ernst, veel min onpartydig, aan gedagt, of zoo zy 'er eenige zwaarigheden in vindt, zy verledigde zig nooit om de oplossing 'er van te hooren of te leezen; en egter verklaart zy dat zy nooit zal toestaan, dat haare Kinderen inge-ent worden: zy wil hen niet moedwillig in gevaar brengen, en dus den Hemel verzoeken. Men mag haar beduiden, dat de In-enting op zig zelve zoo min, indien niet minder, gevaarlyk is als veele Operatien en Geneesmiddelen, zoo min als een Aderlaating, een Braak- of Purgeer Drank; dat het in tegendeel een heilzaam middel is om het gevaar van een onvermydelyke ziekte geheel af te keeren, en dat zulks ons zoo min verboden is, als voorziene of opkomende ziekten te verhoeden, of die tegenwoordig zyn te geneezen. De beste redenen daaromtrent zyn vrugteloos, -en zy olyft even zoo halsterrig by haar gevoelen, als zekere Vetweijer, dien men Geneesmiddelen en moeite voor niet aanbood, om zyne Beesten van de Pestziekte te herstellen: hy zei, en hy bleef 'er by, dat het een Oordeel was, en dat men 'er derhalven geen Medicynen voor gebruiken mogt. Juffrouw Bygeloof meent, indien de In-enting goed en geoorloft was, dat de Predikanten ons wel zouden voorgaan; en zoo lang zy dat niet ziet, zal zy het ook niet doen. Men wyst 'er haar eenigen aan, die de In-enting niet alleen in openbaare schriften, met volle verzekering, aangeprezen, maar zelfs met kragt verdedigt, ja hunne eige kinderen onbeschroomt hebben laaten in enten. Zy kan dit niet ontkennen: maar het zyn, zegt ze, niet dan Engelsche en Fransche Predikanten; gemoedelyke Leeraars zullen 'er zig wel voor wagten. Juffrouw Teerhart, betuigt, zo dikwils als men van de In- | |
[pagina 211]
| |
enting spreekt, dat zy niet begrypt, hoe 'er iemand toe komen kan; zy zal het van zig zelve nooit kunnen verkrygen; want ze mogten 'er eens van sterven; wel! het was nooit om te vergeeten. Maar toen haar oudste Dogtertje aan de Pokjes ziek lag, liet zy 'er de jongste gestadig by blyven, op hoope dat deze ze ook krygen mogt; want, zei zy, dan gaat het met eens door. Men beduidde haar, dat zy, dus doende, zelfs in-entte, en wel op een reukelooze en gevaarlyke wyze. Men scheen wel gelyk te hebben; maar haare Ouders hadden zoo gedaan, en de meeste Ouders doen zoo, en bygevolg kon zy 'er geen zwaarigheid in vinden. Juffrouw Hardkop mag van de In-enting niet hooren spreeken. Wanneer men haar overtuigen wil, zegt zy, niet overtuigt te willen weezen; want zy heeft haar Moeder op haar doodbed moeten belooven, dat zy 'er haare kinderen nooit aan waagen zal. Somtyds egter geeft zy nog een andere reden; indien haare kinderen de Pokjes hebben moeten, zullen zy ze wel krygen op hun tyd, en misschien zullen zy ze nooit krygen; want haar Grootvader en haar Moei hebben ze nooit gehad, en zyn zeer oud geworden. Men doet zyn best om haar te doen begrypen, dat de natuurlyke Pokken met zeer veele onheilen en groot gevaar gepaard gaan, dat 'er van de honderd maar vier van bevryd blyven, en van de honderd wel veertien aan sterven; dat de In-enting alle die onheilen verhoedt, en dat men ze door dezen weg niet krygt, indien men ze natuurlyk niet zou gehad hebben. Dat kan alles wel wezen; zy verzoekt, dat men 'er niet meer van spreekt, zoo men haar plaizier doen wil. Juffrouw Zwaarhoofd is 'er geweldig verlegen en benepen over. Zy zou 'er wel toe besluiten, indien zy zeker wist, dat 'er haare kinderen door zouden komen; dog als 'er van de honderd, ja van de duizend inge-enten maar één stierf, en haar kind was eens die ééne, ze zou het zig zelve nooit kunnen vergeeven; en evenwel, wanneer het aan de natuurlyke Pokken kwam te sterven, zou zy 'er ook een groote nadenking en berouw over hebben: hier in word zy versterkt door het ongeval van een groot Voorstander der In-enting, die dezelve niet aan zyn eenigste Dogter had durven in 't werk stellen, en die, nu de natuurlyke Pokken hem die Dogter ontrukt hebben, niet te troosten noch te bedaaren is. Men poogt haar te doen bezeffen, dat 'er door de In-enting als In-enting geen een sterft, dat een goede behandeling alle vrees daar voor wegneemt, en dat men zig nooit te beklaagen heeft, als men goede en geoorloofde middelen ge- | |
[pagina 212]
| |
bruikt heeft, ofschoon het gevolg ongelukkig uitvalt; maar wel in het tegengesteld geval. Zy heeft daar niets tegen; maar zy kan 'er nogthans niet toe overgaan. Met zulke en zoo veele vooroordeelen heeft de In-enting lang moeten stryden, en men heeft alles beproeft om dezelven uit te roeijen. De reden, gelyk blykt, heeft daar toe weinig kunnen uitregten by het zwakkere geslagt; waarom men zedert eenigen tyd op andere middelen bedagt geweest is. Sommigen hebben van de nieuwe Geneeswyze een Mode willen maaken, even als van het Aderlaaten en het drinken van Meydranken in 't Voorjaar. De Mode, weet men, is iets vrouwelyks, en wordt door niemand meer gekoesterd, meer geliefdkoosd, als door de bevallige Sexe. Zonder haar zou men nooit de Kina voor een morgendrankje gedronken hebben, in plaats van een Doctor Snelletje; zonder haar zouden onze vrouwen zig nooit hebben laaten verlossen door Vroedmeesters, in plaats van door Vroedvrouwen. In alle deze gevallen heeft de reden niets toegebragt. Anderen hebben het kind met een beter naam willen doopen, en noemen het een veilige toevlugt der Schoonheid, het middel om lang te leeven, enz. De Schoonheid, zeiden ze, is de geliefdste, de dierbaarste schat der Kunne, de grondsteun van hun gezag en magt, en de zugt om lang te leeven is zoo algemeen, dat zy naauwlyks uitzondering lydt. Zy oordeelden, derhalven, dat de zelfde oorzaak, die de In-enting deed uitvinden, ze ook algemeen moest maaken. De Circassiers, aan wie wy dezelve te danken hebben, arm en hunne kinderen schoon zynde, doen met hunne Dogters den grootsten Koophandel. Dog dikwyls gebeurde het, dat dezen, door de Pokken aangetast, of uit het leeven gerukt, of leelyk geschonden werden. De eene verloor een oog; de andere kreeg een afschuwelyke neus; een derde ingetrokken lippen, of een tronie vol naaden en putten, en andere mismaaktheden. Dan in dit geval vonden zy zig in een oogenblik in alle hunne verwagting te leur gestelt, en onherstelbaar arm gemaakt. De In- enting alleen behoedde en redde hen van die akelige en noodlottige ongevallen. Dewyl nu de Schoonheid geen kleine tak van onze Negotie uitmaakt, scheen dit middel veel goeds te belooven. Daar zyn 'er eindelyk, die van gevoelen waren, men moest aan de natuurlyke Pokken een denkbeeld van schande hegten. Zy beweerden, dat niets de driften der schoone Sexe meer in teugel houdt dan het denkbeeld van schande. De Ierlanders verweeten den overledenen hunne lafheid van gestorven te | |
[pagina 213]
| |
zyn in het bezit van een schoone vrouw, een kostelyk melkbeest, zeven lieve kinderen, en een ryke voorraad van aardappelen. Maar wy, meenden zy, kunnen na de uitvinding der In-enting met veel beter regt onze dooden, die aan de natuurlyke Pokken overlyden, beschuldigen van halsterrigheid. Het geen de Engelschen voorheen van alle de Europeaanen zeiden, zegt men thans van onze Nederlanders alleen, naamelyk, dat wy lafhartig en onnatuurlyk zyn; lafhartig, omdat wy vreezen onze kinderen een weinig ongemak aan te doen; en onnatuurlyk, omdat wy hen bloot stellen om 't eeniger tyd aan de Pokken te sterven. Men besluit 'er by, dat wy of zeer onvatbaar, of zeer hardnekkig zyn moeten, gemerkt onze voorstanders der In-enting, met alles by te brengen, wat van verscheide Natien ten voordeele dier Geneeswyze is opgegeeven, ons niet overtuigen kunnen, en gemerkt wy genoegsaam van alle Volkeren de laatsten zyn, die 'er zig tegen aankanten. Hoe dit ook zyn mag, zeker is het, dat de gemelde middelen niet geheel af te keuren waren, en zelfs niet geheel vrugteloos geweest zyn; dog men heeft wel haast bespeurt, dat zy alleen niet voldoende waren, om een algemeenen zegenpraal te behaalen. Het gemoed der Sexe te zeer door Priesterlyk Gezag ingenomen, begreep men, dat men die party eerst en vooral in zyn belang moest poogen te trekken; wanneer de vrouwtjes, oordeelde men, schielyk zouden toevallen. De reden kon hier even weinig uitwerken. De natuurlyke bewyzen en voordeelen pleitten 'er zoo sterk voor, dat men ten dien opzigte niets meer wist tegen te werpen. De gemoedelyke zwaarigheden waren van de andere zyde zoo volleedig opgelost, dat men alleen het vooroordeel te overwinnen had. Ten dien einde waren sommigen, die 't zwak van 's menschen hart wel meenden te kennen, van gedagten, dat men van de aanzienelykste lieden het eerst moest beginnen. Het voorbeeld van dezen heeft dikwils vermogt, daar de Reden en Godsdienst onmagtig waren; en men kan veel verzaaken om zyn meerder te behaagen. Dan dit geschiede en gelukte; dog al mede niet met zoo een volkomen uitslag, als men wel gewenscht had. 't Is daar van dat anderen, die van gevoelen zyn, dat Eigenbelang de algemeene en sterkste dryfveer, zelfs van de vroomste gemoederen, is, oordeelden, dat men 'er die drift mede in betrekken moest, en het eene middel by het andere paaren. Dit werd van de Inënters algemeenlyk goedgekeurt, en met yver in 't werk gestelt; en voor weinig tyd stond het 'er zoo mede ge- | |
[pagina 214]
| |
schapen; dat men zig vleide, eerstdaags alle onze kinderen te zullen zien in-enten, even gelyk men ze oudtyds liet besnyden. Een byzonder voorval gaf groote reden om zulks met grond te verwagten. Zeker heethoofdig Yveraar, van een sterken aanhang, een Mevrouw van den eersten rang, in zyne huisbezoeking, berispende, over de ligtvaardigheid van haare dogter te laaten in enten, vond zoo veel tegenstand, en onaangenaamheid in zyne onderneeming, dat hy liever verkoos de In-enting voor te staan, als de gunst van Mevrouw en die van andere Grooten te missen; waarom hy, een half uur na die ontmoeting, even zo sterk pleitte voor die Geneeswyze, als hy 'er eerst tegen gepreekt had. Aan zulk een Voorspraak had het de In-enting tot hier toe ontbrooken; en dus scheen men met reden te mogen hoopen, dat, eerlang, onkunde en halsterrigheid voor hooger gezag, vooroordeel en bygeloof voor eigenbelang zouden bukken, en de wapenen nederleggen. Maar heden is die hoop door een andere omstandigheid weder afgesneden. Het Land, 't welk de nieuwe Geneeswyze 't eerst en 't meest aangekweekt heeft, schynt het eerst dezelve te willen verbannen. Een schrander Engelschman is 'er tegen opgekomen, en pleit voor de uitroeijing van de In enting met geen minder bondige redenen, als de geestige Swift in zyn tyd tegen de afschaffing van den Christelyken Godsdienst gepleit heeft. Zyne voornaamste Argumenten, voor zoo verre ze tot ons betrekking kunnen hebben, zyn deze volgende. Hy merkt terstond aan, dat het niet tot eer van deze Geneeswyze strekt, dat zy in Turkyen geboren is; en hy vreest, in hoedanigheid van man, dat men, met dezelve in te voeren, gevaar loopt, van nog eenig ander gebruik van het Serrai in zwang te brengen. Daarenboven meent hy, dat de In-enting volstrekt tegen de Praedestinatie strydt; want, gelyk een yverig Calvinist zeer wel aangemerkt heest, is het niet reukeloos voor een Jonge Juffer, niet meer dan twintig Pokjes op haar aangezigt te willen hebben, daar 'er haar misschien twee honderd, of wel geen één toegeschikt waren? Hy toont verders aan, dat de waereld in 't algemeen veel te veel bevolkt is, Men kan dit genoeg opmaaken, uit het aantal van Timmerlieden en Metzelaars, die zonder ophouden bezig zyn met het bouwen van huizen voor de overtollige bewooners, die 'er dagelyks geboren worden, en uit de weinig huizen, die 'er te huur zyn. De Kinderpokken hadden tot hier toe dat ongemak verhoedt; zy sleepten dagelyks | |
[pagina 215]
| |
een meenigte van menschen in 't graf; daar storf 'er ten minsten één van de zeven door den natuurlyken weg, 't geen een ongemeen voordeel voor de overleevenden was; maar zedert dat de In-enting in de mode geraakt is, schiet 'er geen middel meer over, om het getal der burgers te verminderen; daar sterft 'er van de driehonderd naauwlyks één door; 't welk uitermaate schaadelyk is voor de Maatschappy; invoegen men haast door honger zal moeten sterven, zoo 'er niet van tyd tot tyd een bloedige oorlog, als de laatst geëindigde, ontstaatGa naar voetnoot(*); zoo groot is het getal der genen, welken deeze ongewoone Geneeswyze van de dood bevryd heeft. Een andere kwaade uitwerking heeft hy maar als eens gezien, wandelende op de publyke wegen. De schoonheid maakt doorgaans de vrouwen ondraagelyk; het denkbeeld van de voortreffelykheid haarer bevalligheden, bezielt haar noodzaakelyk met een houding van trotsheid en veragting. Hier van dat spytig en veragtend aanzien in onze schoone Dames, terwyl de leelyken, wier aangezigt met die eerwaardige lidteekens bedekt zyn, naauwlyks een schoonheid ontmoeten, die haar beleefd behandelt, of een jongman, die haar een plaats in zyn Koets aanbiedt. Voor 't overige gelooft hy niet, dat een groot getal van schoone vrouwen voordeelig zy aan den Staat. Zy zyn buiten kyf het Cieraad der Schouwspeelen, de luister der Assembleés, en het fraaiste gezigt op onze wandel-wegen. Niettemin denken sommigen, dat de leelyken, wier reden door verwondering en loftuiting niet bedorven is, de deugdsaamsten tederste moeders uitmaaken; en dat by gevolg om het getal van dezen te behouden, het noodig is, dat geheim, om de schoonheid der Sexe te bewaaren, hoe eer hoe beter te niet te doen. Met deze en meer andere gewigtige redenen meende hy de Regeering te beweegen, om de In-enting geheel te verbieden. Dog één zyner vrienden heeft hem, om redenen van Staat, aangeraaden, dat hy liever een ernstig Leeraar zou zien overtehaalen, om alle de vrouwtjes, die zig voortaan lieten in enten, te excommuniceeren. Het zou hem egter beter behaagen, dat de | |
[pagina 216]
| |
Maatschappy der Geneesheeren een goude Medaille beloofde aan hem, die over dit onderwerp een goede Verhandeling uitgaf, waarin hy kon bewyzen en betoogen, dat alle de Ziekten, waaraan men sterft in den ouderdom van zeventig jaaren, haaren oorsprong verschuldigt zyn aan de In-enting, die men in den ouderdom van zeven jaaren ondergaan heeft, en dat alle Persoonen, die de Pokken door deze Geneeswyze gehad hebben, dezelven door den natuurlyken weg tienmaal agter een kunnen hebben. Met zulke redenen, en zulke middelen is het met de In-enting waarschynlyk gedaan. Eene kleine hoop blyft my nog overig. De ondervinding heeft geleert, dat nieuwe en nuttige uitvindingen, vooral die men zig verbeelde tegen den Godsdienst te stryden, niet dan langzaam, na veel tyd en tegenstand, zegenpraalen. En inderdaad dit nootlot schynt de In-enting reeds in de meeste gedeeltens van Europa ondergaan te hebben, Toen zy in Engeland eerst bekend werd, vond een zeker Geestelyke goed 'er tegen te preeken: hy zei, dat Job inge-ent was door den Boozen. Deze Preekheer, zegt de Schryver, die dit en het volgende heeft aangeteekent, was niet waardig in Engeland geboren te zyn. Het Vooroordeel klom eerst op den kansel, en de Reden klom 'er naderhand op. Dit is de gewoone gang van 's menschen geest. Eenigen tyd daarna preekte een Bisschop te Londen voor de In-enting; als een goed burger betoogde hy, hoe veele leeden der Maatschappy deze practyk behouden had; en als een medelydend herder prees hy ze zynen Schaapen aan? In Parys preekte men tegen deze heilzaame ontdekking, even als men twintig jaaren geschreven heeft tegen de Proeven van Newton. Van langzaamer hand is men op de meeste plaatzen van die dwaaling geneezen. Met zoo veel drift als men te vooren de In-enting bestreed, met zoo veel yver, beweert menze thans. De weldaadigen rigten Godshuizen op, om de armen gratis van het gift te zuiveren. Of het by ons op dezelve wyze 'er mede gaan zal, moet de tyd leeren. Het een en ander is mogelyk, indien een ernstig Leeraar door een gemoedelyk onderhoud den uitersten wil van eene ryke Patronesse tot zoodaanige Fundatie wilde doen overhellen. Ik ben enz.
B. |
|