| |
| |
| |
De Denker.
No. 21.
Den 23. May 1763.
[Het nut der Verkwisting aangetoond. Ontwerp van den Denker, om het geld onder den man te brengen, en het algemeen belang der Maatschappy edelmoedig te bevorderen.]
Dum vitant stulti vitia, in contraria currunt.
‘AL wie nobel leeft, en zyne inkomsten onbekrompen verteert, is onbetwistbaar een nuttig lid der Saamenleeving’! Dit is een Stelregel, welke reeds by veelen myner Landsgenooten is doorgedrongen, en die, met reden, hoe langer hoe meer ingang vindt, om dat deszelfs waarheid en troostryke gevolgen zig by iedereen, op de minste overdenking, doen gevoelen.
Niets is zekerder, dan dat wy met veel te verteeren ons geld onder den man helpen, en onze medeburgers verryken, en als wy door onze pragtige levenswyze ons zelven bedorven, of ten minsten onze kinderen in de onmogelykheid gesteld hebben, om, zonder de uiterste ruïne, den zelfden staat als wy te voeren, zo is het waarlyk geene kleine verzagting in ons ongeluk, dat wy een' Franschen Perruquier of Engelschen Kleermaaker verrykt, of een Amsterdamschen Stalmeester in staat gesteld hebben, om 's middags en 's avonds zyn flesch te drinken. Dus worden de zotste Verkwisters, door middel van dezen heilzaamen zetregel, tot fatsoenlyke lieden; terwyl Pluggen zelfs en Ligtmissen de agting en erkentenis hunner medeburgeren met
| |
| |
reden vorderen, althans zig zelven in hunne spoorloosheeden paayen, en hun geweeten wegens hun ongeregeld gedrag te vrede stellen kunnen.
Zie daar dan reeds de heugelykste gevolgen van eene waarheid, die het zekerlyk te hoopen is, dat by Groot en Klein allengs meer ingang vinden moge. Maar daar is nog eene andere troost uit te haalen, die ik noodzaakelyk diene aan te roeren.
Terwyl men het algemeen welzyn door eene edelmoedige verkwisting zo loffelyk poogt te bevorderen, klaagt men niet zelden, dat de wyze van leeven in ons Land allengskens in kostbaarheid meer toeneemt, dan met de evenredigheid onzer vermeerderde winsten schynt overeen te komen, en dat wy, door onze verregaande menschenliefde, ons zelven eindelyk bederven zullen. Die klagte wordt, inderdaad, in deze gelukkige tyden onder onze grootste Kooplieden in deze handeldryvende Stad het minst vernomen; maar men ga naar de Buitensteden, daar de zelfde pragt met minder winsten moet opgehouden worden, en men zal dezelve in aller monden gestadig hooren. Het geld is overvloediger, dan voorheen, en het gebrek egter by veelen grooter. Jonge lieden aarselen jaaren lang met zig in 't Huwelyk te begeeven, om dat zy de kosten van de Huishouding en Kinderen schroomen, en berooven, terwyl zy hunne inkomsten in zotternyen, of zelfs in ongeregeldheeden spillen, den Staat van duizend Ingezetenen, die zy, buiten eene ingekroopen weelde, niet gevreesd zouden hebben aan denzelven te bezorgen.
Dit schynen, inderdaad, wezenlyke nadeelen, myne Landsgenooten. De last uwer Huisgezinnen wordt, ik erkenne het, door uwe deftige leevenswyze en edelmoedige verkwisting, drukkend; maar troost u, dat gy dus evenwel het algemeen welzyn
| |
| |
loffelyk bevordert, dat ge uw geld onder den man helpt, en als fatsoenlyke lieden leeft.
Ik weet wel, dat 'er waanwyze bedillers, die zich Philosophen noemen, gevonden worden, welken dwaaslyk beweeren, dat 'er geen kragtiger middel is, om de Menschenliefde uit onzen boezem te verdryven, en alle beginzelen van waare Edelmoedigheid te dooden, dan pragt, weelde en eene kwistige levenswyze; ‘de Reden, zegeen zy, wyst dit, op de minste overdenking, ten duidelyksten aan, en de ondervinding van alle Tyden en Landen bevestigt het buiten tegenspraak. Naar maate men, immers, voor zich zelven meer van noden maakt, kunnen we om de behoeftens onzer noodlydende medemenschen minder denken. De aalmoessen, welken hun gebrek voorheen vervulden, hebben wy thans voor de Speeltafel rykelyk van nooden; in plaats van zo keurlyke wynen, als wy zelven drinken, is 't niet meer dan billyk, dat zy, die 't niet betaalen kunnen, zich met een teug waters behelpen? zy kunnen 't buiten bier wel stellen; en wat smaak van leeven, welk een gebrek van opvoeding en fatsoen zoude het zyn, om dat veragtelyk volk met ons zelven gelyk te stellen? Dat zy hunne gescheurde plunje blyven draagen, terwyl zy geen rang te bewaaren, en wy ons geld voor Fransche Stoffen, Brusselsche kanten en Galons grootelyks van nooden hebben. Het besluit, vervolgen zy, is wettig. Hoe wy zelven darteler en wellustiger leeven, hoe minder denkbeeld wy van anderer nooden maaken, hoe minder wy daar door getroffen kunnen worden. Het geschrey der elendigen kan geen weg tot onze ooren of harten vinden, als wy dat haatelyk geroep steeds met alle mogelyke zorgvuldigheid ontgaan; het gezigt van hun lyden kan zeker- | |
| |
lyk ons tot geen meêwaarigheid beweegen, als we onze oogen van die naare voorwerpen afwenden, en onze harten voor onzen armen Broeder voorbedagtelyk sluiten, om in het genot onzer wellusten door die ysselyke voorwerpen niet ontrust te worden. De ondervinding, dringen zy nogmaals aan, bevestigt deze vrees. Waar vindt men meer menschenliefde en mededoogen, op 't platte Land, of in Vorstelyke Hoven? Wie onderscheiden zich door een' edelmoedigen bystand hunner behoeftige medemenschen meer, zy, die van hunne sobere winningen zuinig leeven, of die duizenden in pragt en dartelheid verteeren? En waar is het, eindelyk, dat men de grootste elenden, de uiterste armoede, en het deerlykst verval van 't Menschdom vindt? Onder eenvoudige volkeren, of in groote en dartele steden’.
Zo redekavelen deeze Bedillers; en het spyt my inderdaad, dat ik voor als noch geen kans zie, om de valschheid dier ontydige redeneeringen aan te toonen. Daar is zelfs onlangs een klein gevalletje in deze Stad gebeurd, waar van ik, myns ondanks, verpligt ben de waarheid en zekerheid te erkennen, en 't welk, inderdaad, de gemaakte tegenwerpingen vry wat kragt schynt by te zetten. Zeker Jongeling in Duitschland, na dat zyne Ouders hem ontvallen, en zyn Oom, die hem hadt ingenomen, door den Oorlog ongelukkig bedorven was, begaf zich, om denzelven niet tot last te strekken, op weg, met oogmerk, om zeer vermogende bloedverwanten, die hy hier hadt, te gaan vinden, en met hun behulp op eene eerlyke wyze zyn kost te winnen. Hy maakt zich aan hun bekend, biedt zyn dienst aan, en verzekert hun, dat, zo zy hem op de eene of andere wyze emploijeeren konden, hy hen met allen mogelyken yver en getrouwheid
| |
| |
zoude dienen, om slegts eerlyk gewonnen brood te eeten; het welk alles was, wat hy begeerde. ‘En wy zouden ons dan’, gaf men hem ten antwoord, ‘met eene kaale Duitsche familie encanailleeren! ga naar uw Land, Jongman, en win daar uw brood’. Die Jongeling te fier om na diergelyk eene ruwe behandeling nog verder aan te dringen, tragtte dien raad, inderdaad, te volgen; hy begaf zich zonder geld, met een gemoed van droefheid overkropt, wederom op weg, en zoude ongetwyffeld van kommer, vermoeidheid en elende op denzelven omgekomen zyn, zo hy by een armen boer geen meer medelyden dan by zyne ryke vrinden gevonden hadt, en door denzelven in het huis van eenen waardigen Leeraar, mede van zyne bloedverwanten, was geholpen, die hem edelmoedig hebbende opgenomen, reeds duizendmaalen aan zyne vrienden heeft betuigt, nu eerst te ondervinden, dat 'er noch waare dankbaarheid onder 't Menschdom gevonden wordt, en de lieflyke gevolgen der weldaadigheid noit gekend te hebben, voor dat hy zulk een waardig voorwerp zyner gunsten hadt aangetroffen.
Ziet daar een geval, dat ik niet zou hebben bygebragt, byaldien 'er niet dagelyks diergelyken gebeurden, en het dus onmogelyk ware, om de gevolgen, die men 'er tegen ons uit trekt, te ontgaan. Lieden van smaak verwagte ik egter niet, dat zich door dergelyke bullebakken zullen laaten vervaaren, maar hun fatsoen en rang en deftige manier van teeren tegen die bekrompen zielen, welken dit zoeken te veroordeelen, rustig voortzetten; en om dezen tot reden te brengen, en de pragt ten nutte en ter eere van ons Land eerlang algemeen te maaken, heb ik zelfs een Ontwerp gesmeed, het welk, van hooger hand ondersteund,
| |
| |
niet zal kunnen nalaaten de allerwenschelykste gevolgen voort te brengen. Zie hier het zelve.
| |
Ontwerp om het geld onder den man te brengen, en het algemeen belang der Maatschappy edelmoedig te bevorderen.
1. Elk, die zyne inkomsten niet rykelyk verteert, zal ten minsten zeven agtste deelen van het geen hy door zyne bekrompenheid heeft overgehouden, aan het gemeene Land moeten uitkeeren, want dewyl hy met minder toe kan, dan hy wint, en laaghartig weigert, om de eer der Natie door zyne verkwisting op te houden, zo is niets billyker, dan dat men hem van een' nutteloozen schat beroove.
2. Elk, die laaghartig overlegt, of hy zyn geld wel tot de nuttigste eindens besteedt, en aarselt om 'er Fransche Commodes, Saxisch Porceleyn, vergulde koetsen en harddravers voor te koopen, moet drie vierden van zyne overwinsten uitkeeren; want als wy over het wezenlyk gebruik van 't geld redeneeren willen, zo is het zeker, dat wy 'er oneindig meer mede uitvoeren, en zelfs oneindig meer geneugtens, dan de lieden van smaak voor koopen kunnen, en gevolgelyk hebben die Redeneerders dezen overtolligen rykdom weder niet van nooden.
3. Ieder mensch, eindelyk, welke zich door de behoeftens en elenden zyner medemenschen laat beweegen, om denzelven men zyne bezittingen by te springen; elk die laf genoeg is om mededeelzaamheid te oeffenen, moet de helft van zyne overwinsten geeven. Wat heeft hy toch met de nooden van anderen te doen, die hem niet hinderen, om zich warm te dekken en lekker te eeten; en wil hy toch
| |
| |
anderen helpen, dan is 't gewisselyk beter zyn geld aan 't Land dan aan den armen te geeven.
In weêrwil van den verbeterden smaak der Nederlanderen, zyn 'er zelfs nog heden niet dan al te veel van die oude Styfkoppen, welken meenen, dat zy een gedeelte hunner inkomsten opleggen moeen: en dus ziet men ligtelyk, dat 'er uit alle deze Contributien een mooije stuiver zal te verzamelen weezen. Wat nu met dit geld gedaan? Dat men het zelve tot de navolgende allernuttigste eindens aanlegge.
Voor eerst, zal men 'er allen braaven Patriotten, welke, om kabaalen te smeeden, en verbetering in den Staat te wege te brengen, hunne eige zaaken hebben moeten verwaarloozen, hunne winkels en toonbanken verlaaten, en zich in den grond bedorven hebben, vette ampten voor koopen, om hunne diensten aan den Lande beweezen te vergelden.
Vervolgens zal men allen anderen, die zich door eene pragtige Huis- of liever Hof-houding bedorven hebben, en nu genoodzaakt zouden zyn, om tot bedriegelyke streeken en konstenaryen toevlugt te neemen, om hunne noodige verteeringen goed te maaken, en naar hun fatsoen te blyven leeven, uit die verzamelde penningen aanzienlyke Pensioenen geeven. Niets is billyker; want het zyn deeze Lieden inzonderheid, welken weeten, hoe de eer der Natie opgehouden en eene edele verkwisting geschikt moet worden.
Zulken, wyders, die zich door grof speelen bedorven hebben, kunnen met eene steevige Assignatie op deze kas geholpen, en in staat gesteld worden, om hun geluk den volgenden nagt op nieuws te beproeven.
Zy ook, wier verspilde inkomsten niet langer gehengen, om hunne gewoone drinkgezelschappen by te woonen, of hunne kiesche tong aan eene
| |
| |
dartele tafel t'hunnent te voldoen, zullen alle weeken twee of drie maalen te gast genoodigd worden op overdaadige maaltyden, die men uit de ingezamelde penningen der Opleggers ten hunnen vermaake zal aanregten.
En, eindelyk, zal 'er ook een gedeelte van dit geld besteed worden, om de Losspraaken, welken Mandeville en Hume van de Weelde gemaakt hebben, met eene opdragt aan den Denker, op de keurlykste wyze te drukken, en, ter onderregting van het menschdom, ter bevordering van 't algemeen belang, alomme gratis te verspreiden.
Dit Ontwerp, twyfele ik niet, of zal de algemeene goedkeuring van alle myne Landsgenooten wegdraagen. De heilzaamste gevolgen, die 'er uit voortvloeijen moeten, vertoonen zich van zelven, en daar is niets tegen in te brengen, dan ééne zwaarigheid, daar ik weder een weinigje voor sta; en die hier op uitkomt: ‘Als die geest van dartelheid en verkwisting, welke de meeste Leden van ons Gemeene-Best thans zo loffelyk bezielt, noch algemeener wordt, hoe zal het dan met ons vergaan, als onze buitenlandsche Handel weder binnen haar' ouden kring bepaald wordt, en onze winningen verminderen, gelyk zy onfeilbaar eerlang moeten doen? en wat zal 'er in allen gevalle van onze kinderen en nakomelingen worden’? Die tegenwerping, zeg ik, weet ik weder niet al te wel op te lossen; maar wat behoeft dezelve opgelost? Laaten onze kinderen voor zich zelven zorgen; laat ons het tegenwoordige onbeschroomd genieten, en zorgeloos voortvaaren, om als fatsoenlyke lieden en met smaak te leeven.
|
|