| |
| |
| |
De Denker.
No. 12.
Den 21. Maart 1763.
[Klagte van R.U. aan den Denker, over het gebruik van dubbelzinnige en geile uitdrukkingen; byzonderlyk in de tegenwoordigheid van Vrouwen en Kinderen.]
Plurima sunt, Fuscine, & fama digna sinistra,
Et nitidis maculam ac rugam figentia rebus,
Quae monstrant ipsi pueris, traduntque parentes.
HEt oogmerk van den volgenden Brief, die my voor eenigen tyd toegezonden is, vind ik al te nuttig, dan dat ik denzelven aan myne Leezers niet zou mededeelen. Het zal echter aan sommigen derzelver waarschynlyk niet aangenaam zyn, dat 'er zo veele Latynsche Spreuken in gevonden worden; en ik had zelf wel gewenscht, dat de Schryver, 't geen hy uit de oude Dichters heeft overgenomen, in onze taal hadt overgezet. Ondertusschen kan men die aanhaalingen gevoeglyk overslaan, zonder dat 'er de zin eenig nadeel door lyde.
| |
Heer Denker!
IK kan my niet langer bedwingen, of ik moet U onder het oog brengen de noodzaakelykheid van verbetering, welke onze fatzoenelykste, zo wel als braave Burgerlieden noodig hebben, omtrent
| |
| |
het on bezonnen spreeken en de geile uitdrukkingen, welken zy in het byzyn niet alleen van de zedigste vrouwen, maar van hunne dienstboden, en, 't welk alles te boven gaat, van hunne kinderen gebruiken!
By lieden van den middel-rang heeft men minder reden om zich over deeze fout te verwonderen. Buiten hunne dagelyksche beezigheeden, die meest handel, waaren, en de markt betreffen, hebben zy geen denkbeeld, geene kennis, nog smaak van vermaaken, welken verheven zyn. Vuile wellust bekruipt hen, zoo dra de baard begint te wassen; eene byzit uit het laagst gemeen wordt hun gezelschap, en de kolf baan het eenig school om de wereld te leeren. Het Speelhuis en het gezelschap van andere ligtmissen bederft 't gene nog overgebleeven is; het wordt voor kloekmoedigheid gehouden, als men onbeschaamt de deugd verzaaken, en manlyk, wanneer men door ysselyk en zinneloos vloeken een zedig man verschrikken durft!
Sanguinis in facie non haeret gutta.
Is het te verwonderen, dat zulken het gezelschap haaten, en, zoo veel moogelyk, ontwyken van beschaafde, kuische, en geleerde lieden? en dat zy het byzyn van zedige en wel opgevoede Juffers myden? yder een verveelt hen, die niet verwardelyk buldert, of die nog bloozen kan op het hooren van een verfoeijelyk woord.
Daar is een ander soort van Jongelingen, uit Aanzienelyke geslagten gebooren, in hunne jeugd teder, wellevend opgevoed, onderweezen in fraaije weetenschappen, welken eenige jaaren besteeden met door Frankryk en Italien te reizen, om 't gene nog aan de opvoeding ontbreekt, te beschaaven. Wat
| |
| |
meent gy, myn Heer, dat het voornaamste oogmerk van deezen is te Parys, te Romen, te Florence? - Eene Actrice te onderhouden, de openbaare divertissementen by te woonen, de Assemblées van den Ambassadeur of Envoyé der Natie, en publique festiviteiten te zien. Het slot is altoos, zig na het souper, of bal, te werpen in den schoot van hunne schoonheid, welke, van vreemdeling tot vreemdeling overgaande, de deugd van het kwikzilver zoo goed kent als die van onze dukaten.
Onderwylen leezen zy alle de blaauwe boekjes van fraaije geesten geschreeven, leeren sommige aardige deuntjes, onthouden geestige voorvallen, en iets oppervlakkigs van weetenschappen en van Roomsche Oudheden; al het welk, zoo dra zy t'huis gekomen zyn, in verscheiden gezelschappen, als nieuw gedebiteert, hunnen geest doet schitteren, en hunne persoonen voor aardig en gezellig doet doorgaan. Een nieuwmodisch kleed, eene fraaije snuifdoos, geurige parfums, een antique ring, een vremde zwier en houding, verkrygt hen ligtelyk de achting, de verwondering en verbaazing van de overige jeugd, die hen gelyk is. Men is niet vrolyk, niet te vrede; daar is niets geestigs, niets aardigs, niets van goeden smaak, daar de jonge Damon niet is.
Langzaamerhand verflaauwt deeze algemeene toejuiching. Lang den naam te behouden van aardig te zyn, is dien jongen Heeren onmooglyk; het wordt oude kost 't geene driemaal herhaald is. Men souteneert zig met een weinig onbeschaamdheid; men laat een ...... vliegen; de meisjes bloozen in het begin, dog schielyk barsten zy uit met een lach; de jonge Damon komt 'er wel af, en wordt stouter. Hy gebruikt eens een vloek tot een stopwoord. Eindelyk worden de
| |
| |
galante uitdrukkingen double entendres, en zoo bot, dat de meisjes en jonge vrouwen zig agter de waijer verschuilen. Zy gewennen langzaamerhand onbeschaamd te zyn met haar vriend, tot dat zy zig zelven niet vermaaken, daar zulk eene spoorelooze taal niet gesprooken wordt.
Het blyft niet by woorden, de gebaarden helderen op, 't gene de tong niet zeggen durft; de dienstboden, even ongewoon aan zulke fatzoenelykheid, schaamen zig agter de tafel: eindelyk lagchenze ze ter sluik, wanneer Damon eene jonge Juffer hard op iets wulpsch in het oor heet te luisteren, of eene getrouwde Vrouw onverwagt een antwoord geeft, waarover Socrates zig in den mantel verschoolen, of zyn aangezigt met den neusdoek bedekt zoude hebben. De dwaasheid van sommige gaat zoo verre, dat zy niet alleen hun gezelschap dus trachten te vermaaken, maar ook teffens hen, die agter de tafel dienen. Dikmaalen heb ik gezien, dat zy grimlagchende den eenen of anderen knegt aanzagen van ter zyden, om ook door dien een lach afte perssen, grooter triomf te behaalen. De Demoiselle van de jonge Juffers wordt aan der ouderen huis niet gespaart; de kinderen leeren van den wieg af die onbeschaamde taal, en hun spooreloos gedrag, zo dra zy nauwlyks tot rypheid gekomen zyn, is de prys, welken de ouders door hunne onvoorzigtigheld behaalen.
De opmerking van Juvenalis, de heilzaame les, welke hy den bedorven Romynen gaf, verdiende by alle huisvaders in acht genoomen te worden.
Maxima debetur pueris reverentia: si quid
Turpe paras, nec tu pueri contemseris annos,
Sed peccaturo obsistat tibi filius infans.
| |
| |
Op het desert koomen de vuilste aardigheden te voorschyn; de kinderen zyn dan kwanswys naar bed, de dienstbooden naar de keuken, welken daar de meiden op hunne beurt vermaaken met het geene aan de tafel is voortgebragt. Men heeft, als het ware, Snuifdoozen onbedagt uit den sak gehaald, van binnen met de geilste en onbeschofste afbeeldingen beschildert. Het schielyk verbergen maakt de nieuwsgierigheid te grooter; men durft die kwanswys niet laaten zien. Een ander onder het schampere verwyt, dat Damon fyn wordt, ontweldigt hem de doos; de Vrouwen bloozen, de jonge Juffrouw wordt het onbeschaamd Schildery, in het byzyn van haare ouders, van verre getoont; men wyst, en guinegapt en verhandelt, onder voorwendzel van fatzoenelyke aardigheid, zaaken, waarover een ordentelyk paar zig in hun afgezondert slaapvertrek, wanneer de duistere nagt alles onzigtbaar maakt, schaamen zoude.
Omnia cum faciant, hilares, nitidique vocantur.
Wanneer eindelyk een yder walgt van de schaamtelooze aardigheden die schielyk in beestachtigheden overgaan, krygt het gezelschap dikwerf tegenzin in elkander, wordt verstoort, en bewust van 't gene te voren omging durft men elkanderen niet zonder vrees van rood worden te gemoet koomen.
De jonge Damon krygt nu den naam van een schrikkelyk Monster te zyn, en naa nog eenigen tyd zig in de Musico's geperfectioneert te hebben, passeert hy voor een aardigen D.... r, en vermaakt de oude Vryers in de M .. t, die half van wyn doorweekt, en uitgesleeten, onder een ver- | |
| |
ward geschater van lagchen zynen aardigen geest boven ydereen verheffen.
Dit zyn de verdiensten, de loop, en het einde van dit soort van Ridders!
Met regt vraagt gy, is die welleevend, en overeenkomstig met het Karacter van Luiden van aanzien en geboorte? Het is beklaagelyk, dat ouders het vaderland en het volk zulke burgers geven! zy behoorden anderen voor te gaan, en uit te munten in staatelyke uitdrukkingen, in beschaafde woorden, en sierlyke taal. Zy behoorden door gestaadig leezen van de alleruitgezogtste boeken en werken der oude Wysgeeren, welken even uitmuntende zyn in het beschryven der Regeerings - pligten, als van Deugden; en door het van pas aanhaalen van Zinspreuken uit Cicero, Homerus, Virgilius en Horatius hunnen kinderen beschaafde kennis te te leeren om zig aangenaam en bevallig te maaken aan allen, die met hen omgingen. Zy behoorden Caesar's en Pompejus voorbeelden te volgen, en Aristo, zoo wel als Cratippus, te verzoeken, om tot hunne lessen toegelaaten te worden, om te leeren wel te regeeren. Het ontbreekt ons hedendaags aan zulke mannen niet, indien men ze zoeken wilde. Schaamt men zig den drempel van zulke wysgeeren te betreden, dat men het model van Grotius volge; Wetten van Vrede en Oorlog, voordeel van Landbouw, en Handel, en het nut van Weetenschappen leere kennen. Het Recht uit te spreeken zal hun gemakkelyk vallen, na dat zy zulk een voorraad opgedaan zullen hebben. Yder Burger zal juichen, wanneer de Burgervaderen zulke Zoonen, als Panden van hunne liefde, welke zy hun Vaderland toedragen, der nakomelingschap nalaaten. Het is immers, gelyk de Roomsche Schimpdichter zegt:
| |
| |
Gratum est, quod patriae civem, populoque dedisti;
Si facis, ut Patriae sit idoneus, utilis agris,
Utilis & bellorum & pacis rebus agendis.
Plurimum enim intererit, quibus artibus, & quibus hunc tu
Men vreest dan voor een pedant te zullen doorgaan, en niet geacht te zyn by het Jufferschap, te veel bedorven door de wulpsche jeugd, en weggesleept door de Fransche bagatelles, welke dagelyks ingevoerd worden. Hoe pedantsch dit ook klinken mag by eene jonge Salet-kleuter, Deugd, Kennis, en een manlyk gedrag zullen aan die zelfde Juffers, ouder en bedaarder geworden zynde, behaagen. Vrouwen, immers, het eerste dartel van haare jaaren over zynde, beminnen en achten meer eenen man van gezond verstand, die eerbied door zyne houding en weetenschap inboezemt, dan eenen winderigen losbol, die niets wezenlyks bezit, dan nieuwmodisch te zyn.
Vrouwen, aan den anderen kant, welke zedigheid beminnen, en haare schaamte heilig houden, hebben verlokkende verdiensten by een man van oordeel. De eenvoudige, de kuische Aspasia won de liefde van den grooten Cyrus door haare zedigheid, en werdt schielyk boven alle de andere vrouwen verheven, welke om stryd yverden om door allerhande dartele wellust het hart van dien grooten Vorst te streelen. Wanneer mannen van oordeel het huwelyk verkiezen, zoeken zy vrouwen, om in een gezegend kroost een steun in hunnen ouderdom te vinden;
Ut possint natis munire senectam,
gelyk Lucretius opmerkt; en geene wellust. Ook
| |
| |
behoeven onze vrouwen de geile treeken, der onkuisheid eigen, niet te hebben:
Conjugihus quod nil nostris opus esse videtur.
Gy zoekt Schoonheid alleen, dwaaze Jongeling; en verzuimt op Deugd, Gedrag en Houding te letten! Denk, dat vrouwen, zonder die zeldzaame gaaf der natuur, evenwel de liefde en achting van haaren man zig konnen waardig maaken.
Nam facit ipsa suis interdum foemina factis
Morigerisque modis, & mundo corporis cultu,
Ut facile insuescat secum vir degere vitam.
Hoe gemakkelyk zullen kinderen Zedigheid en goede manieren leeren, daar de ouders zelven voorgaan. De dienstboden zullen uit ontzag hunne taal verbeteren; de eerbied, welke de vrouw den man, de man der vrouwe, dagelyks bewyzen, zal een gelyke achting voor beiden in de kinderen en huisgenooten verwekken.
De gezelschappen zullen, met geestige aardigheden gepaart, altoos aangenaam zyn, en nooit berouw geeven. Geen huis zal vrolyker zyn, geen gelaat bevalliger, dan het uwe: schryf slegts voor uwe deur,
Nil dictu foedum, visuque haec limina tangat.
Ik ben,
Myn Heer Denker,
Uw Eds. Dienaar
R.U.
|
|