De Denker. Deel 1 (1763)
(1764)– [tijdschrift] Denker, De– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Myn Heer de Denker!HEt is de eerste reize, dat ik u iets van myne gedagten mededeele, en vermits gy inzonderheid u aanmaatigt de bekwaamheid van denken, en dus van wel te denken, te bezitten, 't geen buiten u misschien niemand in ons Land zoude durven bestaan, meene ik niet kwalyk te doen, u dit Vertoog ten onderzoek te zenden. Het Onderwerp is, mogelyk, zonderling, maar waardig onze beschouwing, en buiten twyffel noodzaakelyk, om het in Practyk te brengen. Gy weet, Myn Heer, dat alle menschen het geheugen willen oeffenen, aanleggen, en vergrooten, zig verbeeldende dat zy gelukkig zouden zyn, wanneer zy alle zaaken zo vast zig konden inprenten, dat zy die in 't geheel niet vergeeten konden. De Wysgeeren hebben 'er een konst van gemaakt. Simonides leerde openlyk Regels om het Geheugen te versterken; Cicero en Quintilianus stelden 'er groote waarde op; doch allen hebben zy zeer gedwaald. Ik heb daarom voorgenomen | |
[pagina 82]
| |
aan te toonen, dat de konst van vergeeten van oneindig meer nut en voordeel zyn zoude, zo wel tot geluk van yder byzonder mensch, als van de gansche Samenleeving. De Basis van myn bewys steunt op deeze waarneeming, welke een yder in zig zelven ondervinden kan, naamelyk, dat wy ons niet te binnen konnen brengen 't geen wy willen, en in tegendeel dat ons geheugen ons, tegen onzen wil en dank, denkbeelden verleevendigt, welken ons onaangenaam zyn, en zeer verdrietig vallen. De Ouden hebben dit zo wel ondervonden, als wy. Cicero schynt 'er zelfs wat geemelyk over geweest te zyn, de Finib. Bon. & Mal. Lib. II. Cap. 32. De allerverstandigste in dit opzigt is geweest de vermaarde Themistocles. Deeze, wanneer Simonides hem wilde leeren de konst van het geheugen te vergrooten, wees dien dwaazen Wysgeer af, met te zeggen, ‘Leer my de konst van vergeeten; want ik onthoude dingen tegen wil en dank, en kan niet uit het geheugen wisschen zulken, welken my lastig zyn’. Gy ziet dan, Heer Denker, dat het niet nieuw is, en dat 'er meer over den last van het geheugen geklaagd hebben buiten my. Hoe die konst van vergeeten moet ontworpen worden, is boven myne bekwaamheid. Dit laat ik aan u over; terwyl ik my zal vergenoegen, met de groote nuttigheid en noodzaakelykheid derzelve aan te toonen. Wy zouden gelukkiger zyn, indien wy vergeeten konden alle de zottigheeden, die wy in onze jeugd gepleegd hebben, welke nogtans onze rust stooren in eene slaapelooze nagt. Hoe dikmaal gebeurt dit niet! Wy voelen zelven ons bloed in onze wangen ryzen in de donkere nagt, en bloozen by ons zelven over de spoorlooze dwaasheeden, door ons begaan! Wy worden kwaad, en verfoeijen | |
[pagina 83]
| |
ons zelven, zestig jaaren bereikt hebbende, over eene dronkenschap, daar wy ons toe overgaven, agtien jaaren oud zynde. Ons hart klopt; de benauwdheid doet ons in den winter zweeten: zo beknelt ons de dwaasheid onzer jeugd. Hoe aangenaam zou het zyn, indien wy dit door konst vergeeten konden! Dikmaal plaagen ons 's nagts de ongeregtigheeden, welke anderen ons aandoen, of aangedaan hebben; zo dat ze geduurig voor ons verstand zweeven, even als spooken, die niet dan door den dag verdreeven worden. De Hypocriet, de Woekeraar, de Rabbelaar is geduurig by ons, en ons gemoed ontstelt op het gezigt van die kwaadaartige gedrogten. De Stoïci hebben zig zelven bedroogen, en anderen misleid, wanneer zy, om kalmte in het gemoed te brengen, aan de hand gaven, injurias oblivione lenire, het aangedaane ongelyk door vergetelheid te verzagten. Leer ons eerst, dwaaze Philosoophen, hoe men dit bewerkt? Zo veel, als ik heb kunnen opmerken, slyten de ingedrukte denkbeelden, gelyk een vorm, door den tyd af, en de aandoening, door willekeurige of tegenwillige (vergeef dit woord) herinnering te wege gebragt, vermindert zagtjes aan. Onderwylen duurt het zeer lang eer wy zo verre komen, en wy zuchten derhalven dikmaals voor dat de vorm ten einde is. Groote Themistocles, hoe wyslyk vorderde gy de konst om te vergeeten! 't Geen ik nu beweezen hebbe, raakt ons zelven. Wy sleepen dus ons ongeluk, onze droefheid, onze hartkloppingen om, zonder dat een ander daar iets van weet: het overkropt ons. Niet te vreede, voor dat wy het geheim eenen anderen geopenbaard hebben, zoeken wy zo lang, tot dat wy ons hart konnen uitboezemen; wy meenen een Vriend ontmoet te hebben, een man van discretie. Het geheim | |
[pagina 84]
| |
wordt met zekerheid vertrouwd, om ons zelven te geneezen. Eindelyk ontdekken wy den onheuschen Vriend, en wy gevoelen nu dubbele smert! Het zoude geen minder geneugte voor de Samenleeving wezen, indien wy vergeeven en vergeeten konden! Het is een gemeen zeggen: ik kan wel vergeeven, maar niet vergeeten. Yder gevoelt dan, dat willekeurige vergetelheid onmogelyk is. Evenwel is dit de groote band van Samenleeving, de zenuw van vrolyken omgang. Hoe dwaas was Simonides, die het geheugen nog grooter maaken wilde! Het heeft nog grooter invloed. Een Koopman, een Assuradeur, hoe gerust zouden die slaapen konnen, wanneer het stormde, indien zy vergeeten konden hunne schatten op Zee te hebben! Hoe gerust zou de Petit-maitre in de lange nagten van January leggen ronken, als hy vergeeten kon, dat de Rekeningen van Mojana en van Pex nog onbetaald waren! Ik zwyge de verliefde, de te loor gestelde Vryers, en die geheele sukkelende gemeente, welker geheugen nagt en dag eene geduurige moeielykheid is. Ik ga verder, en wil onderzoeken, wat eigenlyk droefgeestigheid, of Melankoly zy? Zekerlyk niets anders, dan dat wy, in weerwil van ons zelven, geduurig de zelfde zaaken voor oogen houden. De Man, die met een kwaad Wyf opgescheept is, peinst geduurig op zyn ongeluk, en kan geen middel vinden, om zig te vervrolyken. Vergenoegd en blygeestig te zyn, is derhalven niets anders, dan de konst meer of min te bezitten van vergeeten. Een Man van verstand kan zyn geheugen bedriegen door zo sterk op iets anders te denken, dat hy het pynlyke denkbeeld geheel uit zyne ziel als uitdryft. Hier in zyn de verstandige lieden in | |
[pagina 85]
| |
schyn gelukkiger. Men noemt dat, Ressources hebben. Een ander, van jongs af aan gezelschappen en weelde gewoon, is, wanneer hy geen nieuwen Vriend of Medgezel kan vinden, zeer verleegen met zig zelven, om, door geduurige nieuwigheeden, zig den tyd uit het geheugen te dryven. Vyftig jaaren oud wordende, is men op het slimst. Tot de weelde der jeugd is men te oud, voor den ouderdom te jong. De Vrouw verliest, met haare schoonheid, al de bevalligheid, welke te voren inneemende was; zy verliest het vuur van liefde; zy wordt oud. De Man kan dit niet vergeeten; en de aandoeningen, te voren zo aanlokkelyk en betoverend, zyn door de langheid des tyds zo uitgesleeten, dat hy 'er de verbeelding zelve van verloren heeft. Hy krygt dien naaren trek in het wezen, die bleekheid en somberheid, die Melankoly genoemd wordt. De Hoorndraager is gelukkiger. Is hy middelbaar van staat, zo verdryven de geschenken, en de aan winnende rykelykheid van zyne Huisvrouw zyn hartzeer; hy eet lekker, leeft luy, en deze nieuwigheden verstrekken voor de konst van te vergeeten, die anderen te vergeefsch zoeken. Is hy ryk, zo verdubbelt de Vrouw haare Vriendelykheid, om hem te gemaklyker in slaap te wiegen; de Galants geeven hem eerbied, en vermaaken hem met Politesse, om te gelukkiger te slaagen; de Man verbeeldt zig eindelyk, dat alle die Caresses niet om zyne Vrouw, maar om hem zelven geschieden. Hadt men de Konst van Vergeeten, zo waren drie vierden der Doctoren onnut; de Turken bouwden geen Papaver meer; de Opium was niet meer noodig. Ik houde my verzekerd, indien 'er van de 210,000. Menschen te Amsterdam 30,000. ziek | |
[pagina 86]
| |
zyn, of liever een drankje gebruiken, dat 'er daags 20,000. Greinen Opium genuttigd wordt, alleen om de Hersens te bedwelmen, en die denkbeelden uit te dooven, waar van zy zig door den wil niet ontdoen kunnen. 's Avonds na zes uuren krygen de Kaarten hunne kragt, en bedriegen het geheugen voor twee uuren tamelyk zeker, dog nauwelyks is men ontkleed, of de Elixir en de Castoreum worden even noodzaakelyk, als ze 's morgens waren. Hoe verstandig zoudt gy gedaan hebben, belagchelyke Simonides, met uwen tyd anders te slyten, en, in plaats van het geheugen te scherpen, ons te leeren vergeeten? Waren allen nog zo voorzigtig, Heer Denker! van tot de Opium hun toevlugt te neemen! Helaas! Het Gemeen, de Burger, de Man van fatzoen, de Wysgeer, yder loopt even snel naar den Wyn. Het Toilet zelf zou een Dal van zuchten zyn, zonder de petillante liqueurs van Montpellier en Florence. De Kroegen en menigvuldige Wynhuizen zyn als zo veele Apothekers Winkels, daar jong en oud een middel zoekt om zorgen te vergeeten. De sterke drank, welken wy nu, om de besiën, die 'er den geur aan geeven, Genever noemen, was reeds van ouds een Drank, daar onze Landslieden op verlekkerd waren. Tacitus, van de Zeden der Duitschers spreekende, verhaalt, dat zy een drank van Garst of Wyt maakten, welke door gisting in een soort van Wyn overging. Potus, humor ex ordeo aut frumento in quandam similitudinem vini corruptus. Ook dat zy, zonder iets schandelyks te begaan den geheelen nagt en dag door dronken. Beschonken zynde waren zy zeer onrustig, en dikmaal eindigden zy met wonden en nederlaagen. In onze tyden loopen de Gastmaalen gemaklyker en vreedzaamer af. De Wyn heeft by het | |
[pagina 87]
| |
grootst gedeelte den Koorn-Brandewyn verbannen; hy vervrolykt aangenaamer, overdekt de zorgen als met een Gaas, in 't begin; op het laatst verwekt hy een slaap, die alles doet vergeeten. Onze zeden zyn van die der oude Duitschers zeer verschillende. In het geheel delicaater geworden zynde, verfoeijen wy dien gemeenen drank, die korsele hoofden maakt, en in de Staatsvergaderingen der manhafte Lieden gebruikt wierdt, om hunnen Natuurlyken moed en stoutheid nog te vergrooten. De Grieken en Romeinen hadden hooger smaak, en leegden hunne glazen, om ongevoelig te zyn aan hunne smerten en kommer. Homerus, groote Homerus, uitvinder van de verheven smaak in Dichtkunde, waardig Model van alle Poëeten! hoe dikwerf hebt gy niet uwe armoede en blindheid vergeeten met den Wyn. De Roozekleurde neus en gloeijende wangen van Anacreon, zyne Liederen aan Bacchus en aan Cupido toegewyd, zyn overtuigender bewys van de soporifique kragt des Druivensaps, dan 't geen ik 'er van zeggen kan. Onderwylen hebben de Philosophen, de allerstrengsten niet uitgezonderd, zig bediend van dit verlokkend nat, ad curas mergendas. Seneca, een verstandig, maar malitieus Zedenmeester, noemt ons Cato,... en ik weet niet wien, op, als gewoon tot den Druif, in plaats van een Zedekundige beredeneering, hun toevlugt te neemen, om lastige denkbeelden te vergeeten. Alle deeze voorbeelden zyn zo veele bewyzen van de noodzaakelykheid, om een konst uit te vinden, om, naar goedvinden, verveelende denkbeelden uit het geheugen te brengen. Men geeft Hippocrates na, als of hy gewilt zoude hebben, dat men, 's maands eens, zig met | |
[pagina 88]
| |
wyn, tot overmaat, beschenken moest; dog hier mede bedoelde hy de gezondheid, om, met geurigen wyn, in plaats van de walgelyke Ipecacuahne, den maag te zuiveren. Men zegt, dat het zaad van de Datyra, in kleine hoeveelheid genomen, ons aanstonds alles doet vergeeten, schoon wy gaan, hooren, zien en spreeken konnen; waar in het de Opium overtreft. Gy behoorde de Geneesheeren aan te zetten, om eene bekwaame dosis te vinden, ten einde dit heilzaam oogmerk te bereiken. Men oordeelt het een vergif te zyn; dog door het met beetjes in te geeven, konde het van uitneemend gebruik zyn, onder de gedaante van een Essence, 't welk in een kristal flesje, even als Salvolade, of Eau de Lavande in de zak gedraagen konde worden. De naam van Eau de Rejouissance zou 'er niet kwalyk aan voegen. Indien 'er een vlag Zout van gedestilleerd wierdt, zou men mogelyk, met 'er eens aan te ruiken, het zelfde oogmerk bereiken; 't geen fatsoenlyker staan zoude in gezelschap. Inventis facile aliquid addere; ik geeve het alleen op als eene gedagte, om door schranderer oordeel beschaafd te worden; alleen moet ik 'er by doen, dat het bevorderen van dit gewigtig stuk inzonderheid geheel en al uwe oplettenheid en arbeid verdient; vergeet dan voor een wyl uwe andere denkbeelden, en voldoe aan het verzoek van
Uwen Welwenscher
E.T. |
|