manja, mati, ogri'ai, pindakaas, het plein (officieel het Onafhankelijkheidsplein), rits(zand-of schelprits), sika, singel (dakbedekking), tomtom, treef, trens, uitlopen(vreemdgaan), zure oranje.
Alleen al hieruit zou men kunnen opmaken dat het Nederlands van 1667-1876 inderdaad, zoals Van Donselaar ook stelt, de basis is van het hedendaagse Surinaams-Nederlands. De basis is vooral sterker geworden in de 19e eeuw, toen de opkomende klasse van kleurlingen, gemanumitteerde en vrijgeboren negers er bewust voor kozen het Nederlands te gebruiken. Mede hierdoor konden ze zich onderscheiden van de slaven. De leerplicht, ingesteld in 1876, deed de rest en zorgde ervoor dat het Nederlands, het Surinaams-Nederlands, op grote schaal ingang heeft gevonden en daardoor een belangrijke taal geworden is geworden in het meertalige Suriname, waar de officiele taal nog steeds Nederlands is. Het Surinaams-Nederlands kreeg, net als het Sranan, een unificerende functie, wat inhoudt dat bijna alle meertaligen met elkaar kunnen communiceren in deze twee talen als ze elkaars talen niet verstaan.
De fascinatie van de bioloog Van Donselaar voor de vreemde Nederlandse woorden, die hij tijdens zijn eerste verblijf in Suriname begon op te schrijven, heeft Suriname drie waardevolle woordenboeken opgeleverd, woordenboeken met een schat aan informatievoor de wetenschapper en de geïnteresseerde lezer.
Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876; uitgegeven door Meertens Instituut (Amsterdam) in samenwerking met de Nederlandse Taalunie.
ISBN: 9789070389772. Prijs: € 25,-