| |
| |
| |
We verliezen de jeugd - en onze mooie taal - aan het internet!
Of valt dat nog wel mee? - Aanzet voor een discussie
Wim Berends
Over de manier waarop onze jeugd omgaat met hun mobiele telefoon en het internet bestaan vele uitgesproken meningen. De jeugd zit maar ‘dom te chatten’, ze sturen elkaar ranzige teksten en bedenkelijke foto's. En de tijd die ze eraan besteden gaat ten koste van hun huiswerk en studie. Allemaal waar, tot op zekere hoogte. Toch zijn er ook ontwikkelingen die hoopvol stemmen, voor onze jeugd hier in Suriname en zelfs voor onze taal.
Voor dit artikel maak ik onderscheid naar het gebruik van de mobiele telefoon - hier in goed Nederlands ‘cell’ of ‘blackberry’ genaamd - en naar het internet dat via een laptop of pc wordt benaderd.
| |
Primaire levensbehoefte
Het is intussen duidelijk dat vrijwel alle kinderen - soms al zeer jong - met een mobiele telefoon dienen te worden uitgerust. De ouders hebben daarvoor een sociaal of zelfs educatief excuus: ‘Dan kan ik haar tenminste bellen als ik niet weet waar ze uithangt.’ Of: ‘Dan kan hij onderweg iets opzoeken voor school en hij kan over zijn huiswerk bellen met vrienden.’ De jeugd zelf heeft geen excuus nodig. Die telefoon behoort tot de primaire levensbehoeften. Stel je de ultieme vernedering voor als al je vrienden er een hebben en jij niet! Bij voorkeur het nieuwste type smartphone natuurlijk, maar een afdanker van vader of moeder is beter dan niets.
| |
Wat de jeugd ermee doet
En wat doet de jeugd met die telefoon? Inderdaad, chatten, sms'en, ‘pingen’, twitteren, foto's uitwisselen en natuurlijk bellen. Dat laatste - en internetten - doen ze met beleid, want je bent een loser als je steeds moet zeggen: ‘Mijn beltegoed is op.’ Ook daardoor weet de jeugd haarfijn de gratis diensten te vinden en neemt de reclame op de koop toe.
| |
En de taal?
En wat doet de jeugd dan wel met de taal? Onnodig te zeggen dat er voor sms'en een uitgebreide subtaal bestaat, die in hoofdzaak bestaat uit sterk verkorte, meestal Engelse woorden. Zoals ‘SUS’ (see you soon). Ook bij het
| |
| |
chatten praat men in een soort verbaal steno, doorspekt met woorden uit de (meestal Amerikaanse) jeugd- en muziekcultuur. Een leraar die slechts tien jaarringen meer heeft dan zijn leerlingen verstaat er geen fluit van.
| |
Taalverruwing?
Is dit nu taalverruwing, taalverarming, taalverschuiving (van Nederlands naar Engels)? Dat zou het kunnen zijn als de jeugd ook in de normale conversatie zo zou praten. Opvallend is echter dat de kinderen en jongvolwassenen, althans in Suriname, doorgaans keurig blijven converseren. Dat hebben ze immers van thuis meegekregen, want je hoort beschaving en respect voor de ander (zeker de volwassene) te tonen. Hoewel meisjes en jongens onder elkaar wel degelijk gespierde taal kunnen gebruiken. Maar de subtalen blijven veelal beperkt tot de media waarvoor ze zijn ontwikkeld.
| |
Twitter
Opmerkelijk is dat voor Twitter, het snelste en meest opinierende medium op internet, ook doorgaans normale woorden en vaak zelfs nette, korte zinnen worden gebruikt. Dat is bijzonder, omdat per bericht niet meer dan 140 tekens kunnen worden gebruikt. Dat dwingt je ertoe, een maximum aan ‘boodschap’ in een minimum aan tekst te verwerken. Ook met dit ‘microblog’ is de jeugd weer zeer bedreven. Je moet wel wat creatief zijn om de ‘hashtags’ te bedenken waarmee men jouw berichten en commentaren kan vinden. Overigens heeft het Genootschap Onze Taal het woord twitteren verkozen tot woord van het jaar 2009. Hoewel we met dit microblog misschien niet van taalverrijking kunnen spreken, is het onmiskenbaar een praktische vaardigheid als je zeer kort en bondig kunt formuleren.
| |
Beeldtaal en fotovaardigheden
Dan de overige mobiele activiteiten. Aan de lopende band worden foto's gemaakt, opgeslagen, eventueel bewerkt en naar kleine of grote groepen verzonden. Heeft dat met taal te maken? Wel degelijk, want er bestaat zoiets als beeldtaal. Net als bij zo'n microbericht kan een foto veel informatie bevatten. En de jongere kent de essentie van: ‘Een foto zegt meer dan duizend woorden.’ Bovendien wordt er naar aanleiding van die foto's weer heel veel geschreven en gesproken. Ook niet onbelangrijk is dat de jongeren steeds beter leren te fotograferen, foto's te bewerken en hun fotoarchieven te ordenen.
| |
En nu: het internet
We hebben nu de mobiele cultuur en de beeldtaal gehad: tijd voor het internet, benaderd via de pc of laptop. Na de pc begint ook de laptop tot de primaire levensvoorwaarden te behoren. Op de tabletcomputer en de e-reader kom ik later nog terug. De jeugd doet op de pc of de laptop hetzelfde als op de mobiele telefoon, maar uiteraard veel meer dan dat omdat het apparaat meer kan en het
| |
| |
minder geld kost. Thuis is er vaak internet via de kabel of WiFi, al is dat nog maar voor een minderheid van onze jeugd het geval. De laptop kan soms via gratis WiFi ook in de mall, op school of in een restaurant worden gebruikt om te ‘internetten’.
| |
Internetreuzen
En dan komen we aan bij de internetreuzen waaraan de jeugd zich met huid en haar heeft overgeleverd. Voor huiswerk en studie kom je nauwelijks om Microsoft heen met hun Word, Outlook, Excel en Powerpoint. Wie iets wil opzoeken belandt bij Google, Yahoo of Wikipedia. Je vriendenkring tref je op Facebook of Google+. Komt het zoeken naar een baan in zicht dan zet je je gegevens op LinkedIn. Heb je filmpjes of zoek je filmpjes, dan is er YouTube. En voor muziek is er iTunes of een andere muziekdienst.
Dit alles vergt al heel wat kennis, organisatietalent en bij voorkeur een deskundige oom die je met programma's, virusverwijdering of een vastgelopen computer helpt. Maar wat doet het met de taal?
| |
De spellingscontrole
Te beginnen met Word van Microsoft: ook op het IOL wordt iedere student aangeraden de spellingscontrole te installeren en te gebruiken. Dat helpt naar mijn mening een beetje voor wie echt slordig schrijft, maar het ding heeft nadelen. De spellingscontrole kan niet goed omgaan met werkwoordsvormen en heeft een tamelijk beperkte woordenschat. Zeker voor studenten Nederlands. Alleen als je de spellingscontrole voortdurend nieuwe woorden ‘aanleert’ heb je er meer gemak van, maar dan nog kunnen er foute adviezen komen. Het is gewoon beter om je spelling zodanig te beheersen dat je alleen af en toe een woordenboek nodig hebt. Heb je dat niet dan is de nog de website van de Taalunie.
Het is dus verstandig om leerlingen en studenten op de spellingscontrole te wijzen, maar niet om ze erop te laten vertrouwen. Het is een hulpmiddel, maar ook niet meer dan dat.
| |
E-mail is geen brief
De e-mail, van Microsoft of anderszins, is een postvervanger met een eigen etiquette. Aanvankelijk bedoeld voor korte, zakelijke boodschappen en voor uitwisseling in wetenschappelijke kring is de e-mail de nagel in de doodskist van het postverkeer geworden. Wie schrijft er nog wel eens een brief? Niet de jeugd. Oma kan maar beter internet nemen, want de felicitaties komen per mail!
| |
Facebook
Facebook is een verhaal apart. Facebook is verzonnen door een student en door de studentengemeenschap groot gemaakt. Onder de huidige tientallen miljoenen gebruikers is de jeugd - van pril tot belegen - oververtegenwoordigd. Suriname staat aan de wereldtop als het gaat om Facebookgebruikers onder de
| |
| |
18 jaar. Sinds januari 2012 is het aantal gebruikers zelfs verdubbeld (Jean-Luc van Charante, 2013).
Facebook is een uitgesproken taalmedium. Naast het kletsen, foto's en berichtjes uitwisselen is het een combinatie van ‘Mijn dagboek’ en de jeugd/studentensoos. Letterlijk alles wordt uitgewisseld. Vaak door middel van foto's, maar meer nog met tekst. Echter, met een belangrijk onderscheid: de remmen die men in een normale conversatie of zelfs bij een meningsverschil heeft, lijken op Facebook soms volkomen zoek. In het dagelijks leven keurige jongens en meisjes bedienen zich van schuttingtaal van de ergste soort of proberen de ander op de meest vileine wijze onderuit te halen. Dit heeft al geleid tot de ‘Facebookdoden’. Bijv. meisjes die zich verhangen nadat ze per Facebook de bons hebben gekregen of in groot verband voor slet zijn uitgemaakt.
Ook in Suriname zijn er al ‘Facebookrellen’ geweest, waarbij onder andere een leraar publiekelijk aan de schandpaal werd genageld.
Dit lijkt eerder een sociaal dan een taalkundig gegeven, maar het zou zinnig zijn om het onnodig kwetsende, uitdagende en ronduit gemene taalgebruik eens onder de loep te nemen. Aan de uitspraak: ‘De pen is het venijnigste wapen’ hebben de Facebookauteurs nog een extra dimensie gegeven. Wij zullen de jeugd, onder andere met de vakken Argumenteren en Debatteren, moeten leren de taal in het sociale verkeer niet als wapen te gebruiken. Dat kan trouwens ook prima een onderdeel zijn van het Taalbeleid binnen de onderwijsinstelling.
Misschien zouden we ook grondiger moeten onderzoeken welke invloed Facebook en soortgelijke media hebben op het gedrag van vooral kinderen en jongvolwassenen. Maar dat is een taak voor een andere discipline dan de onze.
| |
De ‘communities’
Een interessant verschijnsel op internet zijn de zogenaamde ‘communities’. Fora waarop leden en belangstellenden informatie en meningen uitwisselen over een gemeenschappelijk onderwerp van interesse. Dat varieert van literaire, muziek-, computer- en natuurvoedingsfora tot discussieplatforms over opvoeding. Deze fora kenmerken zich vaak door een sterke verbondenheid van de leden - die vaak heel grappige pseudoniemen gebruiken - en door sociale controle. De bijdragen, waarin de leden over hun hobby of bezigheden schrijven, zijn niet zelden van bijna literaire klasse. Een lid dat zich verbaal misdraagt, wordt onverwijld uitgestoten. Ik ben van mening dat dit soort fora bijdraagt aan de taalvaardigheden van de leden. Je ziet regelmatig dat oudere leden de jeugdige in hun commentaren corrigeren op het punt van inhoud, stijl en spelling.
Natuurlijk zijn er ook minder verheven fora. FOK is een berucht Nederlands voorbeeld, waar men elkaar aftroeft in vulgair en schunnig taalgebruik. Op zichzelf ook wel weer leerzaam, trouwens. Dat geldt ook voor het krakersforum Indymedia, dat bol staat van de maatschappijkritiek. En voor Geenstijl waar de anonieme inzenders, ‘stijllozen’ geheten, ongegeneerd van zich af kunnen blazen. Toch zijn er op datzelfde Geenstijl prachtige, goed onderbouwde
| |
| |
betogen te vinden waar de jeugd wel degelijk iets van opsteekt. Wij doen er goed aan, het verschijnsel van de internetcommunities met onze jeugd te bespreken en ze hun ervaringen te laten uitwisselen.
| |
Internet vergeet niets
Ook het gebruik van een ‘zelfpromotieplatform’ zoals LinkedIn en andere zal de jeugd moeten worden geleerd. Vooral omdat het internet NIETS VERGEET. Net als bij Facebook kun je in een onbezonnen moment dingen opschrijven en online zetten die je latere leven diepgaand kunnen beïnvloeden. Een waarheidsgetrouw, promotioneel profiel van jezelf kunnen publiceren is trouwens een vaardigheid die net als het opstellen van een curriculum vitae bij het vak Nederlands hoort.
| |
Zoekmachines
Dan zijn er de ‘zoekmachines’ zoals Google, Yahoo en Bing. Op hun interessegebieden zoals sport, mode, muziek, films e.d. weten de jongeren hun informatie prima te vinden. Maar achtergrondmateriaal voor een scriptie of goede argumenten voor een debat of betoog bijeenzoeken blijft voor velen een exercitie aan de oppervlakte. Het formuleren van een werkelijk goede zoekopdracht is een taal- en associatiebezigheid, die bij het vak Nederlands kan worden aangescherpt. ‘Even een woord opzoeken’ doe je beter niet bij Google, maar bij de Taalunie. Daar kun je ook goede synoniemen vinden om je woordenschat uit te breiden.
| |
Internetencyclopedie
Ook de internetencyclopedie Wikipedia, die vaak te pas maar vaker nog te onpas wordt gebruikt, vergt inzichten. De jeugd moet uiteraard leren dat je niet knipt en plakt zonder behoorlijke bronvermelding (dus niet: ‘Wikipedia’). Verder moet erop worden gewezen dat Wikipedia niet alleen feiten, maar ook meningen bevat. Of dat het ene feit wordt benadrukt en het andere wordt onderbelicht, al naar de opvatting of de smaak van de inzender. En dat elke tekst kan worden geredigeerd, waarbij nieuwe opvattingen kunnen doorklinken. Vaak zijn de verwijzingen naar literatuur en andere bronnen onder het Wikipediastuk veel belangrijker dan het stuk zelf.
| |
Maakt internet lui?
Ook weer zo'n mening, dat het internet lui maakt. Geen jeugdige die een bibliotheek zal bezoeken of boeken zal raadplegen; alles staat immers op internet. En als het niet op internet staat, dan bestaat het niet. Je hoeft ook niets te onthouden, want je kunt het altijd weer opzoeken. Toch moeten we oppassen dat we ook hier niet te snel veroordelen. Juist omdat de jeugd de bibliotheek mijdt, moeten we blij zijn dat ze nog ergens hun informatie gaan halen. En internet heeft een belangrijk voordeel. Het biedt sneller en meer directe toegangen en doorverwijzigingen naar informatie en achtergrond. Leer de jeugd
| |
| |
dus liever, bij welk vak dan ook, het internet goed te gebruiken.
| |
Tablet en e-reader
Ten slotte nog iets over de tabletcomputer en de e-reader. De eerste wordt vooral als een kruising tussen laptop en mobiele telefoon gebruikt, vandaar dat er al ‘phablets’ zijn die beide functies combineren. De tweede dient, zoals de naam al aangeeft, om er boeken, kranten en tijdschriften mee te lezen. Ook de tablet wordt daarvoor veel gebruikt, maar het scherm daarvan is minder geschikt dan dat van de e-reader.
Bij Amazon worden al meer boeken in digitale vorm dan op papier omgezet. Ook daarom is een waarschuwing op zijn plaats. Uit recent onderzoek is gebleken dat een elektronisch boek anders wordt gelezen dan de papieren versie. De lezer, maar vooral de jeugd, heeft de neiging de pagina's te ‘scannen’. De oogbewegingen blijken niet de regels te volgen, maar net als bij bijv. een internetpagina, van alinea naar alinea te verspringen.
Proefpersonen die een elektronisch boek hadden gelezen, bleken de inhoud daarvan minder goed te kennen dan mensen die het papieren boek hadden gelezen.
Er zijn ook voordelen van de e-reader: het is gemakkelijker om iets terug te zoeken, er kan op woord of onderwerp worden gezocht en er kunnen elektronisch aantekeningen worden gemaakt die met anderen kunnen worden gedeeld. Maar als men een boek grondig moet kennen lijkt het erop dat de papieren versie vooralsnog de voorkeur verdient.
| |
Samengevat
Samengevat concludeer ik dat onze kinderen en jongvolwassen met de informatie- en communicatiemiddelen die zij nu ter beschikking hebben, waaronder het internet, vrijwel ongemerkt allerlei nuttige vaardigheden opdoen, onder andere voor hun taalvaardigheid.
Wij doen er goed aan de ‘subtalen’ die dit oplevert, zoals sms-taal en Twitterjargon, te accepteren en er ons voordeel mee doen bij de instructie. Daarnaast moeten we de jeugd talige en andere vaardigheden leren om de media en het internet beter in hun voordeel te gebruiken en uitwassen te bestrijden.
Ik kan het doemdenken dat uit de titel van deze voordracht blijkt dus niet onderschrijven. Bovendien is de jeugd in Suriname nog in een vrij vroeg stadium van mobiele telefonie en internet. Nu kunnen wij er nog iets aan doen. En, laten we eerlijk zijn, we zullen wel moeten. Want wie doet het anders?
|
|