| |
| |
| |
Recentrage van het literatuuronderwijs
Wim Rutgers, University of Curaçao
Inleiding
De moderne Caribische literatuur beweegt zich niet alleen tussen de polen traditie en moderniteit, maar ook tussen het lokale en het universele. In dit laatste verband - de spanning en interactie tussen het locale en universele - spreekt men wel over glocal: het globale en locale in verhouding tot en combinatie met elkaar, waarbij aandacht voor het locale tegenwicht biedt aan het steeds dominanter wordende globale oftewel mondiale. Wij spreken hier van recentrage, het hercentreren, dat de eigen specifieke situatie in het centrum plaatst en vervolgens vanuit dat eigen perspectief een open oog heeft voor alles wat er in de wijde wereld gebeurt.
Het begrip recentrage houdt in dat de lokale situatie en de eigen regio in het centrum worden geplaatst en tot uitgangspunt en vertrekpunt worden genomen voor de studie en de beschrijving van de literatuur en haar geschiedenis. Het begrip is ontleend aan Jacques Corzani, geciteerd uit Michiel van Kempens dissertatie: ‘Recentrer, c'est donc avant tout puiser dans l'antillanite les principes de l'analyse, c'est reconstituer le processu de la creation de l'interieur, ce n'est plus seulement observer (meme si ce l'est encore), c'est revivre et faire revivre.’
Volgens Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, dissertatie UvA, 2002, pagina 56-60, moet recentrage in de Cariben uitgaan van en rekening houden met de volgende vijf kenmerken: multi-lingualiteit, multi-etniciteit en multi-culturaliteit; creoliteit; roots; oraliteit; verzet.
De recentrage beweegt zich vanuit het lokale, via het regionale naar het mondiale. Begin dicht bij huis en zet vervolgens de vensters wijd open naar de wereld: het Caribisch gebied, de literatuur in en van de rest van de wereld, gezien vanuit een lokale optiek.
We kunnen in dit verband ook wel spreken van concentrisch literatuuronderwijs: met het invullen van steeds wijdere cirkels van het lokale, naar het regionale en tenslotte mondiale. Ik gebruik liever het woord mondiale dan globale, omdat dat laatste woord ook een andere betekenis heeft van oppervlakkig. Begin bij het lokale maar incorporeer dat vervolgens in het regionale en mondiale. Blijf niet in het lokale steken!
| |
| |
| |
Vragen rond recentrage volgens een literair communicatieschema
Als we willen recentreren moeten we eerst wel weten waar het centrum ligt. Met andere woorden: wat is en wat behoort tot de Surinaamse of Caribische literatuur? Als we voor het beantwoorden van die vraag uitgaan van een literair communicatieschema waarbij auteur en lezer, tekst en context aan de orde komen, kunnen we het begrip recentrage een wat gedetailleerder inhoud geven. Wat de auteur betreft stellen we dan vragen als ‘Wie, welke auteur behoort tot de Surinaamse literatuur?’ In het verleden concentreerde en beperkte de discussie zich meestal rond dit biografische criterium. De discussie is al oud en hardnekkig. Is het de lokale auteur, maar wie is dat? Kan een paspoort uitsluitsel geven? Wat te doen met migratie in en uit het land? Hier speelt ook het probleem van inclusiviteit en exclusiviteit: sluiten we zoveel mogelijk auteurs in of uit?
We kunnen ook de tekst bij de discussie betrekken. Suriname is multilinguaal, sommige auteurs ook. Is de ene taal Surinaamser dan de andere? Is het ene genre meer Surinaams dan een ander? Houden we rekening met de populariteit van de verschillende genres in onze beschrijving: poezie, toneel, proza? Versterken setting, inhoud en thematiek, perspectief, personages het lokale karakter van de tekst?
Daarnaast speelt ook de geïndenteerde lezer een belangrijke rol. Wie is de impliciete, de veronderstelde lezer; wie is de werkelijke lezer? Wie schrijft de literaire kritiek: journalistiek, essayistisch, academisch en wat zijn de waarderingscriteria daarbij? Gaan we op zoek naar Surinaamse normen?
De lezer kan ook de taak op zich nemen om gecanoniseerde werken uit de mondiale of westerse literatuur vanuit een eigen optiek te herlezen, analyseren, interpreteren en te waarderen. Waar een auteur ‘terugschrijft’, kan de lezer ‘teruglezen’ en oude werken opnieuw interpreteren. Edward Said noemde dat in Culture and Imperialisme (1993) een vorm van ‘contrapuntal reading’.
Tenslotte speelt de context een belangrijke rol. Vanuit de idee van recentrage kunnen we de cultureel historische en lokale literaire context intensief in ons leesproces betrekken. Welke institutionele aspecten spelen een rol bij de productie en distributie van literatuur: uitgevers; kritiek; boekhandel en bibliotheek; onderwijs.
In Kadans, literatuurgeschiedenis (Willemstad: FPI 2006) is het volgende schema voor deze vier vormen van literaire communicatie gebruikt.
| |
| |
Het biografische criterium kan op zijn beurt verder gedifferentieerd worden tot een continuum van auteurs die nooit in het Caribisch gebied geweest zijn en er toch over schrijven, de passant voor die er voor kortere of langere tijd vertoefd heeft, de kolonist of migrant die weliswaar van buiten kwam maar in het Caribisch gebied is gaan wonen en er de rest van zijn leven gebleven is.
Centraal staat vervolgens de auteur die in het gebied geboren is en er zijn hele leven gewoond heeft. Aan de andere kant van het continuum staat achtereenvolgens de auteur die voor studie en werk langere tijd in het buitenland gewoond heeft en tenslotte de auteur die weliswaar in het gebied geboren is maar die al op jonge leeftijd is geemigreerd. Immigratie en emigratie bepalen volgens het biografische criterium de ‘Surinamiteit’ van de auteur: hoort een auteur volgens biografische criteria er nog niet bij, er al wel bij, er helemaal bij, er nog steeds bij of er niet meer bij?
Bij het tekstcriterium gelden criteria als vorm en inhoud. Is de gebruikte taal bepalend? Moeten setting en thematiek Surinaams zijn? Volgens het lezerscriterium wordt onderzocht of een boek voor lezers in het Caribisch gebied zelf geschreven is of voornamelijk voor een Europees publiek.
Belangrijk voor het lezerscriterium is ook of een werk in het land zelf wordt uitgegeven of in het buitenland. Van belang is ook of het werk in Suriname verspreid wordt, of er recensies van eigen bodem bestaan, geschreven door eigen recensenten en of het werk geschikt is voor het leesdossier en het eindexamen. Volgens het criterium van de context kan er gelet worden op de mogelijkheid van periodisering in Caribische literaire stromingen. Wordt er in het werk gereflecteerd op de eigen situatie? Is het literaire werk gericht op de Caribische mens en maatschappij of is het Caribisch gebied alleen een tropisch en exotisch decor? Worden er Caribische thema's aan de orde gesteld?
| |
| |
Met al deze vragen - en waarschijnlijk nog heel wat andere - is het mogelijk een gedetailleerde lijst met plussen en minnen te maken, waardoor er een veel genuanceerder antwoord gegeven kan worden op de vraag naar het Surinaamse of Caribische karakter van een bepaald literair werk. Schematisch heeft Kadans, literatuurgeschiedenis dit tenslotte als volgt worden weergegeven.
Bovenstaande vragen beogen niet zozeer antwoord te geven op de vraag of bepaalde schrijvers en literaire werken al dan niet tot de Surinaamse literatuur behoren, maar veel eerder in hoeverre ze er toe gerekend kunnen worden. Dit is een overwegend praktische kwestie van indeling, toelating en uitsluiting, waarbij men streng of soepel te werk kan gaan.
Een moeilijk punt bij het thema van recentrage is de literaire theorievorming. Kan die aan de algemene literatuurwetenschap worden overgelaten of zoeken we naar specifieke lokale normen? Bestaan er Surinaamse normen voor literatuur? Dit leidt tot twee vragen: Wat te doen met analysetechnieken en wat te doen met de periodiseringproblematiek bij de literatuurgeschiedenis?
| |
Contrapuntal reading
De al eerder genoemde Edward W. Said: Culture and Imperialism (1993) introduceerde een leesvorm en leeshouding die hij aanduidde als ‘contrapuntal reading’ waaronder hij een leeswijze verstond die niet alleen aan het literaire werk zelf recht doet, maar dit ook en vooral plaatst binnen zijn cultureel historische context, met name die van het Westerse imperialisme: ‘My method is to focus as much as possible on individual
| |
| |
works, to read them first as great products of the creative or interpretative imagination, and then to show them as part of the relationship between culture and empire.’ (Edward Said: Culture and Imperialism. London etc.: Vintage Edition 1993; 1994: xxiv)
De oplossing van Kadans, literatuurgeschiedenis voor recentrage vanuit lezersstandpunt biedt met behulp van deze leesmethode nog een mogelijkheid om de canon van de Europees-Nederlandse literatuur aan vernieuwend op de locale en regionale situatie gericht onderzoek te onderwerpen.
Recentrage en regionalisering van de literatuur houdt daarbij niet alleen de aandacht in voor auteurs uit de eigen regio, maar betekent ook een andere lezersaandacht en boekenkeuze inzake de traditionele gecanoniseerde Europees-Nederlandse literatuur. Regionalisering van het literatuuronderwijs in de laatste zin houdt in Europese auteurs op een nieuwe wijze en wel vanuit koloniaal en postkoloniaal perspectief te herlezen, opnieuw te analyseren en te herinterpreteren. Iemand die Joost van den Vondel zou willen behandelen zou de Gijsbrecht van Aemstel kunnen bespreken, maar hij zou ook Lof der zeevaart (1623) kunnen behandelen, waarin de prins der Nederlandse dichters de koloniale positie van de Zeven Verenigde Gewesten kritisch beschrijft door de vraag naar het moreel acceptabele gedrag in de koopvaart te stellen (D'haen 2002, I: 47).
Of hij zou van Hildebrand uit de Camera Obscura niet Stastok maar Kegge kunnen behandelen. Deze is immers als een nouveau riche van een suikereiland uit de West teruggekeerd om in het moederland te gaan rentenieren. Hij wordt wel heel ongunstig afgeschilderd in zijn afkeer van ‘grote hanzen en adellijke heren’; het enige positieve personage is de oude dame uit het Caribisch gebied. Frank Martinus Arion heeft in een Parijse lezing ‘Multatuli est-il tombe di ciel’ (Preludium 8-2, 1991: 36-56) al eens uitgebreid op deze nieuwe interpretatiemogelijkheden bij Eduard Douwes Dekker gewezen.
Dan kan er vervolgens ook aandacht besteed worden aan het gegeven dat dominee Beets lid was van de ‘Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van de Afschaffing der Slaverny’, voor welke vereniging hij felle pleidooien hield tegen het onmenselijke systeem van de slavernij en voor de afschaffing ervan, aspecten van deze auteur die in traditionele literatuurgeschiedenissen nooit aan de orde komen. Wie een oog heeft voor deze vorm van lezen kan een locale visie op de traditionele Europees-Nederlandse canon ontdekken en daardoor de literatuur meer relevantie voor de studenten geven. Ingrid Leemans en Gert-Jan Johannes geven in Worm en donder; Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800: De Republiek (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2013) geeft in het hoofdstuk zeven ‘Op reis naar “de ander”’ (p. 559-583) een aantal sprekende voorbeelden en mogelijkheden.
| |
| |
| |
Periodiseringsproblematiek
Recentrage stelt ook de vraag: nemen we de traditionele westerse literaire perioden en stromingen over of zoeken we eigen ordeningscriteria omdat westerse criteria niet toereikend zijn voor de locale situatie? De westerse onderscheiding tussen koloniale en post-koloniale literatuur voldoet niet meer. Voor veel van de moderne publicaties heeft dat onderscheid geen zin meer.
Voor een locale historische ordening van de Caribische literatuur stelt Kadans, literatuurgeschiedenis een indeling in vier perioden voor.
a. | De Cariben in de letterkunde; grofweg van de tijd van ‘ontdekking’, verovering en kolonisatie tot aan het einde van de achttiende eeuw. We noemen dit veelal literatuur van passanten, maar ze wordt ook wel de tijd van de prekoloniale periode genoemd. Ze valt ook te karakteriseren als Caribisch-Nederlandse literatuur: literatuur die tot die van Nederland gerekend moet worden, maar met de Cariben als specifiek onderwerp en thema. Het betreft hier Europese auteurs die tijdelijk in de regio verbleven, en gerepatrieerd naar Europa voor een Europees publiek via een Europese uitgever over het Caribisch gebied geschreven hebben. Ze geven uiteraard de visie en thematiek van Europeanen - in elk geval niet-Caribiers - weer. De anthologie van Michiel van Kempen en Wim Rutgers: Noord-Oost passanten (2002) biedt daarvan een uitgebreid overzicht. |
| |
b. | Letterkunde, geschreven door kolonisten oftewel migranten die zich blijvend in de kolonie vestigen en locale auteurs, de in het land geboren en opgegroeide auteurs, geschreven voor een locaal publiek. De werken van deze blanke elite in de koloniale tijd heb ik voor de Antilliaanse situatie eerder het ‘nulde hoofdstuk’ van de Antilliaanse literatuur genoemd, maar ze is ook op de literatuurgeschiedenis van Suriname heel goed toepasbaar met De Surinaamsche Lettervrinden aan het einde van de 18e eeuw als voorbeeld. Het ïs er wel maar het hoort er nog niet echt bij. Dit is dan de koloniale letterkunde waarin geleende vormen de eigen inhoud verpakken. |
| |
c. | Locale letterkunde, geschreven door locale auteurs, de werkelijke Caribische literatuur, geschreven door de auteurs in het centrum van het continuum. |
| |
d. | Misschien moeten we tegenwoordig zelfs van een vierde groep spreken, die van de migranten die vanuit het Caribisch gebied gemigreerd zijn en steeds meer los raken van hun roots. Zijn ze nog Caribisch of passen ze inmiddels in de Europees-Nederlandse literatuur? |
Dit zou nader geanalyseerd kunnen worden aan de hand van Hugo Brems' onderscheid dat hij maakt in de Nieuwe geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005, Nog altijd vogels die nesten beginnen, tussen migranten en allochtone auteurs. Hij karakteriseert de literatuur vanuit de ex-kolonien als een literatuur met specifieke kenmerkende trekken als ‘herinnering aan
| |
| |
kolonialisme’, ‘de manier waarop zij met de cultuur van Nederland omgaan’ en ‘van historisch gefundeerde rancune of nostalgie’. (Brems 2006: 669) Hij differentieert die algemene karakteristiek vervolgens met analyse-elementen als ‘setting, thematiek, perspectief, taal, stijl en structuur’. (Brems 2006: 683 - 684) De Caribische migranten staan nog steeds in de spagaat van trouw aan het land van herkomst maar met een scheef oog naar het land van toekomst.
| |
Bonding, bridging, belonging
Wat in historische literatuurperioden geldt voor de geleidelijke integratie van Europees-Nederlandse passanten en migranten in het Caribisch gebied, geldt in deze tijd voor Caribische passanten en migranten in Europees-Nederland. Gert Oostindie spreekt in Postkoloniaal Nederland; vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2010) in dit verband van belonging, bonding en bridging. Welke ruimte wordt alle burgers, ongeacht hun onderlinge verschillen, geboden zich te vereenzelvigen met de nationale gemeenschap (belonging), welk gevoel hebben de migranten zelf bij de nationale gemeenschap te horen of geven ze de voorkeur aan het versterken van de samenhang binnen de eigen migrantengroep (bonding) of - tenslotte - zoeken ze overbrugging van verschillen met de ruimere samenleving (bridging). Deze drie begrippen hebben een tekstinhoudelijke kant en een institutionele kant.
In hoeverre komt in deze teksten de wil tot belonging, bonding en bridging tot uitdrukking? Maar ook: in hoeverre worden ze toegelaten tot de Europees-Nederlandse literatuur? Krijgen deze auteurs kansen bij uitgevers, critici en overige lezers, boekhandel en bibliotheek? Worden ze opgenomen in de mainstream literatuur (belonging)? Willen ze daar wel bij horen of zoeken ze eigen wegen en sluiten ze zich op in eigen kring (bonding)? In hoeverre slaan ze een brug tussen het eigene en het vreemde, het oude en het nieuwe, het land van herkomst en het land van aankomst en toekomst (bridging)?
Vanuit Europees standpunt worden deze auteurs langs de meetlat van de immigratie gelegd, vanuit Caribisch standpunt worden ze beschouwd vanuit het perspectief van emigratie.
| |
Praktijk, een voorbeeld van de ABC-eilanden
In de methode Kadans, literaire ontwikkeling en literaire begrippen (2002) en Kadans, literatuurgeschiedenis (2006) heeft het hiervoor geschetste uitgangspunt van recentrage vormgekregen in het literatuuronderricht in het voortgezet en hoger onderwijs. In Kadans, literatuurgeschiedenis wordt de literatuur van zes schooltalen concentrisch beschreven van lokaal naar regionaal naar mondiaal.
Ter verduidelijking volgt hierna een voorbeeld van literatuuronderwijs aan de universiteit. Vanuit het uitgangspunt van recentrage geven we aan de
| |
| |
masteropleiding op de University of Curaçao een vorm van gemeenschappelijk literatuuronderwijs waarbij we voor de vier talen Papiaments, Nederlands, Engels en Spaans de theoretische vakonderdelen gezamenlijk geven, waarnaast natuurlijk vakspecifieke aspecten afzonderlijk aan de orde komen. Vanaf het derde cohort van 2013 - 2014 geven we bovendien interactief college via blackboard collaborate aan studenten op Aruba, Bonaire en Curaçao gezamenlijk en gelijktijdig.
Het organisatorisch samengaan van vier talen en drie (ei)landen heeft zowel een financiele als een ideologische basis. De kleinschaligheid verhindert opsplitsing in kleine groepen, wat heeft geleid tot gemeenschappelijk onderwijs aan vier taalgroepen op drie eilanden gemeenschappelijk. Zo kan gezamenlijk bereikt worden wat individueel niet mogelijk zou zijn.
Maar de ideologsche kant is minstens zo belangrijk. De literatuur van de Nederlands-Caribische ABC-eilanden is er een in de vier talen Spaans, Papiaments, Engels en Nederlands. Het aandeel van het Nederlands is kwantitatief bescheiden maar kwalitatief aanzienlijk. We moeten hierbij bedenken dat niet alleen het literaire leven in zijn algemeenheid meertalig is, maar dat bijna zonder uitzondering alle individuele auteurs meer dan een taal hanteren in hun literaire werk. Frank Martinus Arion's Nederlandstalige romans als Dubbelspel en andere bestuderen zonder daarbij zijn Papiamentstalige poezie en toneel en andere activiteiten voor het Papiaments te betrekken geeft een onvolledig beeld van de auteur in diens totaliteit. Dat geldt voor nagenoeg elke Antilliaanse auteur. De taaldocent Nederlands in het middelbaar en hoger onderwijs werkt steeds in een multilinguale situatie.
Hoe werkt dat in de praktijk voor een onderdeel als literatuurgeschiedenis? De theorie wordt plenair aangeboden, waarna de studenten die persoonlijk voor hun doeltaal uitwerken met voorbeelden uit die doeltaal. Dat principe geldt bijvoorbeeld voor de module ‘literaire benaderingen’, waarbij elke doeltaalgroep op zich eigen materiaal uitwerkt. Caribische literatuurgeschiedenis kent parallelle perioden en stromingen die plenair besproken worden, waarna elke student auteurs en werken kiest uit de eigen doeltaal.
Een mooi praktisch voorbeeld om het principe te verhelderen vormt het college ‘literaire periodes en literaire stromingen’ aangeboden in de vorm van multilinguale werkgroepen die na een algemeen inleidend college, gevolgd door praktische instructies, vervolgens aan het werk gaan door zich te verdiepen in een bepaald tijdvak, zoals oudheid, middeleeuwen, renaissance, barok, verlichting, romantiek en modernisme. Het is daarbij wel van groot belang uitgebreide en helder afgebakende instructies te geven.
Als achtergrondmateriaal werd een hoofdstuk gebruikt uit en standaardwerk over Caribische literatuur: Igma M.-G. Van Putte-De Windt: Forms of Dramatic
| |
| |
Expression in the Leeward Islands. In: A. James Arnold: A History of Literature in the Caribbean; Volume 2: English- and Dutch- speaking regions. Amsterdam-Philadelphia: John Benjamins Publishing Company 2001: 597-614
De module beoogt een overzicht te geven van de geschiedenis van lokale, regionale en Westerse literaire stromingen door middel van onder meer een aantal historische (toneel) teksten die vervolgens hertaald en geherinterpreteerd zijn door regionale en lokale auteurs. Het karakter van deze module is cultureel historisch en literair historisch, waarbij de belangrijkste lokale, regionale en Westerse stromingen aan de orde worden gesteld en worden vergeleken met latere - moderne - vertalingen en adaptaties, waarbij eveneens veel aandacht zal zijn voor lokale bewerkingen in het Papiaments.
Voor elke stroming wordt gekozen uit originele werken in verschillende talen. Zo komt Shakespeare aan de orde, maar ook Oscar Wilde en G.B. Shaw voor het Engels, maar ook Spaanstalig en Nederlandstalig origineel werk. Gemaksen duidelijkheidshalve kies ik hier het voorbeeld van de middeleeuwen, waar zowel de Marialegende Beatrijs als het mirakelspel Mariken van Nieumeghen aan de orde gesteld worden. Beide werken kennen een lange traditie van vertalingen en bewerkingen.
Voor de duidelijkheid geef ik hier een overzicht van mogelijkheden zoals dat aan de studenten werd aangeboden en waaruit door de werkgroepen gekozen kon worden:
1 | Oudheid: Panchatantra / Antigone // Antigona / Oedipus // Oidipus |
2 | Middeleeuwen: Mariken van Nieumeghen // Mari di Malpais / Maria di Cer'i Noca; Beatrijs / Ser Betris |
3 | Renaissance / Barok: Shakespeare: Midsummernightsdream// Ilushon di anochi; Romeo and Juliet / Romeo i Julieta |
4 | Verlichting: Moliere: L'avare / Le Medecin malgre lui // Shon Pichiri / Ami dokter lubida! // |
5 | Romantiek: Oscar Wilde: The Prisoner of Chillon / E prisonero di Chillon |
6 | Realisme: G.B. Shaw: Pygmalion / Laiza porko sushi |
7 | De moderne tijd: J.P. Sartre: Huis clos // Tennessee Williams: A streetcar named desire (1947) / The rose tattoo (1950-1951) / Cat on a hot tin roof (1955) |
Dit betreft een module waarbij studenten bewijzen in staat te zijn individueel en groepsgewijs zelfstandig onderzoek te kunnen verrichten en dat zowel schriftelijk als mondeling te kunnen presenteren. De groepen bereiden zich daarom breedvoerig en diepgaand voor op een breed scala van kenmerken
| |
| |
van tekst en context; auteur en lezer. De aan elke groep verstrekte opdracht betreft alle vier onderdelen van het bekende communicatieschema. Allereerst bestudeert een van de werkgroepleden de cultureel historische en de literaire context en kenmerken van de middeleeuwen in het algemeen. De studenten Nederlands bestuderen op hun beurt de tekst in het origineel en die van latere moderne bewerkingen in het Nederlands zoals van P.C. Boutens en Willem Wilmink bijvoorbeeld, studenten Papiaments buigen zich over de vertaling en adaptatie van deze werken in hun doeltaal Papiaments, waarnaast Engels- en Spaanstalige studenten bewerkingen die in hun doeltaal verschenen zijn of gelijksoortige werken aan onderzoek onderwerpen. Ook de receptiegeschiedenis in verschillende tijden en gebieden komt aan de orde. Zo hebben de leden van de werkgroep hun handen vol met hun eigen onderdeel en met de afstemming daarvan met dat wat de overige leden aan de orde willen stellen.
De presentatie geschiedt schriftelijk in een gezamenlijk document (dossier) waar aangegeven wordt uit welke individuele bijdragen van elk groepslid dit is opgebouwd. Daarnaast presenteert en verdedigt elke groep het werkstuk mondeling.
De mondelinge presentatie bestaat uit vijf onderdelen met de volgende opbouw:
❖ | De cultureel historische en literaire context |
❖ | De auteur: leven en werk
❖ | Plaats auteur en werk in de tijd |
|
❖ | De tekst: inhoud en thema
❖ | Plaats de tekst in de tijd |
|
❖ | De lezer: receptie
❖ | Contemporain |
❖ | Historisch: receptiegeschiedenis |
|
❖ | De adaptatie in comparatistisch perspectief |
Bedenk hierbij steeds dat het om de bestudering van literaire stromingen gaat. Auteur, tekst en lezer dienen dus vanuit de cultureel historische en literair historische context bestudeerd en beschreven te worden. Voor de mondelinge presentatie en verdediging gelden de volgende afspraken:
❖ | Voor elke mondelinge groepspresentatie is een tijdsduur van 60 minuten gereserveerd, waarvan 45 minuten voor de presentatie en 15 minuten voor plenaire vragen en discussie. |
❖ | Aanwezigheid bij de mondelinge presentatie van allen is verplicht bij alle groepen. |
| |
| |
Duidelijkheidshalve werd de te volgen procedure voor de schriftelijke verslaggeving nog een keer samengevat waarbij de volgende onderdelen genoemd werden:
❖ | Cultureel historische en literaire context: periode + stroming: een diepgaande bespreking van de belangrijkste kenmerken van de betreffende literaire periode. |
| |
❖ | Auteur + werk: relevante biografische aspecten over leven en werk van de auteur. |
| |
❖ | Tekst: inhoud en thematiek; genre en vorm van het literaire werk. |
| |
❖ | Receptie: contemporain en receptiegeschiedenis + eigen waardering van het betreffende werk door de groep. |
| |
❖ | Bespreking van vertaling(en) en adaptatie(s) van het origineel, waarbij opnieuw de context, de vertaler, het werk en de receptie betrokken worden. Het belangrijkste orientatiepunt hierbij is comparatief: de vergelijking van origineel en adaptatie. |
| |
❖ | Verslaggeving: het verzamelen van alle documenten, inclusief een lijst van gebruikte primaire en secundaire literatuur; het presenteren van dit alles is een goed verzorgd dossier. |
De beoordeling van de schriftelijke verslaggeving en de mondelinge presentatie:
❖ | Ieder lid van de werkgroep heeft een herkenbaar persoonlijk onderdeel als bijdrage aan de groepspresentatie geleverd. |
| |
❖ | Voorbereiding, presentatie en nawerk wordt beoordeeld als groepswerk met de beoordeling (a) onvoldoende / (b) voldoende / (c) ruim voldoende / (d) goed / (e) uitmuntend. |
| |
❖ | Deze beoordeling is tevens de eindbeoordeling (het eindcijfer) voor deze literatuurmodule. |
Een laatste belangrijk punt is de afspraak over het taalgebruik: zowel de schriftelijke als de mondelinge presentatie heeft plaats in een door de groep te bepalen gebruik van een taal of meer talen. Dat kwam in de praktijk erop neer dat elk lid van de groep het verslag maakte in de doeltaal die hij/zij studeerde. Er werd dus consequent zowel mondeling als schriftelijk verslag afgelegd in vier verschillende talen.
Er werd in elke groep gewerkt met handouts en/of met Powerpoint. Verrassend was dat bij de mondelinge presentaties multimediaal gewerkt werd met naast mondelinge adstructie veel beeld en geluid afkomstig van een grote verscheidenheid aan internetmateriaal. Dat blijkt perspectief te bieden aan het literatuuronderwijs in het voortgezet onderwijs.
| |
| |
Dit voorbeeld toont aan dat multilinguaal gemeenschappelijk literatuuronderwijs een enorme verbreding van orientatie biedt omdat de studenten nu niet alleen literaire werken in hun eigen taal bestuderen maar ook systematisch op de hoogte gebracht worden van vergelijkbare werken in andere talen en uit andere culturen. Wel is daarbij de eis dat de masterstudenten de vier talen Nederlands, Papiaments, Engels en Spaans op zijn minst receptief beheersen.
Alle masterstudenten maken met deze werkwijze op een veel bredere manier kennis met literaire verschijnselen die hun eigen vakgebied overtreffen: er wordt zo organisch ruimte geschapen voor een comparatistisch perspectief - een niet te onderschatten voordeel voor wie de meertalige Caribische literatuur bestudeert. Bovendien zien de studenten op de ABC-eilanden hoe de literatuur in hun eigen taal organisch en vanzelfsprekende plaats krijgt in het grote geheel van de wereldliteratuur: glocalisering. Vanuit het idee van de recentrage wordt het locaal-eigene verbonden met het regionale en het mondiale.
Ter afsluiting valt er nog een belangrijk discussiepunt te noemen. Recentrage, zoals hierboven beschreven, is van groot belang, mits we niet uit het oog verliezen dat ons literatuuronderwijs niet bij het lokale ophoudt, maar vanuit de lokale optiek vervolgens de wereld verkent. We dienen daarbij vanuit didactisch oogpunt niet alleen rekening te houden met de ‘leefwereld’ van onze studenten, maar ook met hun ‘belevingswereld’ die wel eens ver van de eigen leefwereld verwijderd zou kunnen liggen. Recentrage in culturele zin kan en moet samengaan met een recentrage in didactische zin.
| |
Literatuur
James Arnold: A History of Literature in the Caribbean. Volume I: Hispanic and Francophone regions, Amsterdam/Philadelhia: Benjamins 1994; Volume II: English- and Dutch-speaking regions, Amsterdam/Philadelhia: Benjamins 2001; Volume III: Cross-Cultural Studies, Amsterdam/Philadelhia: Benjamins, 1997 |
|
Hugo Brems: Nog altijd vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945-2005. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2006 |
|
Theo D'haen (red): Europa buitengaats; Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2002 |
|
Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, dissertatie UvA, 2002 |
|
Michiel van Kempen & Wim Rutgers: Noordoostpassanten; 400 jaar Nederlandse verhaalkunst over Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba Amsterdam: Contact 2004 |
| |
| |
Ingrid Leemans en Gert-Jan Johannes: Worm en donder; Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1700-1800, De Republiek (Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2013: 559-583) |
|
Frank Martinus Arion: ‘Multatuli est-il tombe di ciel’. Preludium 8-2, 1991: 36-56. Ook verschenen in Intimiteiten van het schrijven. Amsterdam: De Bezige Bij 2011 |
|
Gert Oostindie: Postkoloniaal Nederland; vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker 2010 |
|
Charles H. Rowell: Caribbean literature from Suriname, the Netherlands Antilles, Aruba, and the Netherlands. Callaloo Vol. 21, No. 3, summer 1998 |
|
Wim Rutgers: Beneden en boven de wind; literatuur van de Nederlandse Antillen en Aruba Amsterdam: De Bezige Bij 1996 ) Ook via www.dbnl.org te raadplegen) |
|
Wim Rutgers: De brug van Paramaribo naar Willemstad. Willemstad: FPI 2007 (Ook digitaal op cd bij de FPI beschikbaar) |
|
Edward Said: Culture and Imperialism London: Vintage 1993 |
|
Ronnie Severing, Wim Rutgers en Liesbeth Echteld: |
|
-Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen. Willemstad: FPI 2002 |
|
-Kadans, Literatuurgeschiedenis. Willemstad: FPI 2006 |
|
-Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen, Docentenhandleiding. Willemstad: FPI 2002, 2006 |
|
-Kadans, Literatuurgeschiedenis, Docentenhandleiding. Willemstad: FPI 2006 |
|
-Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen, Literaire socialisatie, DVD voor docenten. Willemstad: FPI 2002 |
|
-Kadans, Literaire ontwikkeling en literaire begrippen, Kadans in beeld, DVD voor docenten. Willemstad: FPI 2002 |
|
-Kadans, Literatuurgeschiedenis, Secundaire literatuur, CD-Rom voor docenten. Willemstad: FPI 2006 |
|
-Kadans, Literatuurgeschiedenis, Secundaire literatuur, Wim Rutgers, De brug van Paramaribo naar Willemstad, CD-Rom. Willemstad: FPI 2002 |
|
|