| |
| |
| |
Van moedertaaldidactiek naar vreemdetaaldidactiek: een ontwikkeling vanuit het verleden naar het heden
Bernadette Bérénos M.Ed.
In deze voordracht komen de volgende onderdelen aan de orde:
❖ | Welke thuistalen zijn er op Curacao? |
❖ | Schets van het Curaçaose onderwijssysteem; |
❖ | Project ‘Anders Nederlands’; |
❖ | Praktijk: Schoolwoordenlijst / Constructies / Steunles; |
❖ | UNA: Lerarenopleiding. |
| |
De problematiek van discrepantie tussen thuistaal en schooltaal
Onze leerlingen hebben verschillende taalachtergronden: Spaans, Engels, Nederlands en Papiamentu, terwijl de instructietaal Nederlands is. Dit veroorzaakt discrepantie tussen thuistaal en schooltaal, waardoor er vaak interferentie optreedt. Een klein maar vaak voorkomend voorbeeld hiervan is het noemen van nummers: 23 - binti tres - tweeendertig.
| |
De meest gesproken taal
Uit de cijfers van de laatstgehouden census in 2011 blijkt dat in de overgrote meerderheid van de huishoudens het Papiaments het meest gesproken wordt (78,4%), gevolgd door het Nederlands (9,3%), het Spaans (4,7%) en het Engels (3,5%). Vergeleken met 2001 is er een daling te zien bij Papiamentu en een stijging bij Spaans. Dat merk ik ook in de praktijk: er zijn steeds meer Spaanstalige leerlingen.
| |
Schets van het Curaçaose onderwijssysteem
Voor 2002 bestond het basisonderwijs uit het tweejarige kleuteronderwijs en het zesjarige lager onderwijs voor de leeftijdscategorie van 6 tot 12 jaar. Na het afronden van de lagere school kon de leerling naar de vier-jarige MAVO, de vijfjarige HAVO of het zes-jarige VWO. In 2003 is de MAVO als apart schooltype opgehouden te bestaan en overgegaan in het VSBO (Voorbereidend secundair beroepsonderwijs). In 2002 is het Funderend Onderwijs (F.O.) ingevoerd dat leerlingen van 4 tot 12 jaar een onderwijstype laat doorlopen.
| |
Officiele en onderwijstalen
De voormalige Nederlandse Antillen kennen drie officiele talen: het Nederlands, het Papiamento en het Engels. Op Curaçao en Bonaire wordt het Papiamento
| |
| |
het meest gesproken en op St. Maarten, St. Eustatius en Saba het Engels. De onderwijstaal is Nederlands en Engels (St. Maarten, St. Eustatius en Saba). In het Funderend Onderwijs is de onderwijstaal het Papiamento en het Engels (St. Maarten, St. Eustatius en Saba).
| |
‘Anders Nederlands’
‘Anders Nederlands’ is de naam van het project ten behoeve van de wijziging van het MAVO-programma Nederlands in de Nederlandse Antillen in oktober 1994. Tijdens de MAVO-dag op 26 april 1991, gehouden op initiatief van de Vereniging van MAVO-directeuren, zijn door de vakgroep Nederlands twee knelpunten gesignaliseerd, namelijk:
1. | Een te lage input vanuit het basisonderwijs, waardoor reeds begonnen wordt met een achterstand op het gebied van de taalbeheersing; |
2. | Het gebruik van methoden die uitgaan van moedertaalonderwijs, terwijl het Nederlands een vreemdere taal is dan Engels en Spaans.’ |
In maart 1993 nam de toenmalige Vereniging van MAVO-directeuren het initiatief het onderwijs Nederlands op haar scholen te evalueren en voorstellen te doen voor een nieuw examenprogramma Nederlands en een nieuwe aanpak van dit vak.
| |
Werkgroep ‘Anders Nederlands’ 1996
In dezelfde vergadering is een werkgroep in het leven geroepen die belast werd met de formulering van een voorstel voor de aanpassing van het examenprogramma Nederlands confrom vreemdetaalprincipes. Na een intensieve periode van voorbereidingen diende de werkgroep in oktober 1994 een projectdossier in waarin wijzigingen in het programma Nederlands voor de MAVO-scholen op de Nederlandse Antillen werden voorgesteld. Deze veranderingen hielden in een andere invulling en een geheel andere aanpak van het onderwijs Nederlands. Dit moest functioneel-communicatief zijn en worden aangevuld op basis van vreemdetaalprincipes. In dit dossier worden de achtergronden van de problemen uiteengezet. Al vanaf het eind van de jaren zestig wordt in diverse onderzoeksrapporten melding gemaakt van de slechte leerprestaties in en het lage rendement van het onderwijs in de Nederlandse Antillen. ‘De belangrijkste oorzaak voor het lage onderwijsrendement is het feit dat de instructietaal op school, het Nederlands, niet de moedertaal is van de meeste leerlingen.’
Voor het welslagen van dit project dienden de docenten bij/nageschoold te worden. Deze nascholingen hebben plaatsgevonden gedurende een traject van vier jaar, waarbij steeds een ander onderdeel centraal stond. De nascholingen werden verzorgd door twee trainers /vakconsulenten bij ACTA Midden-Nederland. De behandelde onderdelen zijn: didactiek vreemdetaalonderwijs; functioneel lees- en luisteronderwijs; didactiek voor het Nederlands als vreemde taal; didactiek schrijven, didactiek spreken en didactiek woordenschat.
| |
| |
Het directe gevolg van deze vernieuwingen hield in dat men van een moedertaalmethode overstapte op een tweedetaal methode. De methode die toen werd voorgesteld was BV-Taal, een NT2-methode die destijds recentelijk in Nederland was geïntroduceerd.
| |
Praktijk: Schoolwoordenlijst / Constructies / Steunles
Met de opgedane kennis van de nascholingen zijn docenten Nederlands in het veld gebruik gaan maken van een pakket Schooltaalwoorden. Ook zijn bijvoorbeeld op twee middelbare scholen voor havo/vwo extra lessen Nederlands ingeroosterd waarbij het Nederlands als vreemde taal wordt aangeboden in de vorm van een steunles. Tijdens deze les wordt er gewerkt met eigen materiaal: constructies.
| |
UNA: Lerarenopleiding: Modules Taalgericht vakonderwijs, Vreemdetaaldidactiek, Nederlands in Papiamentstalige context
De Universiteit van de Nederlandse Antillen startte in 2001 met de Algemene Faculteit waar de tweedegraads opleiding voor leraar Papiamentu, Nederlands, Engels en Spaans wordt aangeboden. Gezien het feit dat het Nederlands binnen het onderwijs de officiele status van vreemdetaal heeft, worden op de opleiding voor docent Nederlands o.a. aangeboden de modules Vreemdetaaldidactiek, Taalgericht vakonderwijs en Nederlands in Papiamentstalige context.
| |
Taalgericht vakonderwijs
Deze module gaat over het lesgeven aan leerlingen die zelf de instructietaal niet voldoende beheersen om alle belangrijke elementen uit een les op te kunnen pikken om die vervolgens te onthouden. Dus een situatie die helemaal opgaat voor het onderwijs op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs op Curaçao. Hier hebben grote groepen leerlingen moeilijkheden met de les, omdat ze het Nederlands niet voldoende beheersen. In die zin is dit verschijnsel niet iets typisch voor de les Nederlands. Het domein van taalgericht vakonderwijs omvat dus niet alleen het vak Nederlands, maar ook alle andere vakken en dus ook alle andere vakdocenten. Maar het draait bijna allemaal om taal, en docenten Nederlands kunnen hierin een bijzondere rol spelen. Op school worden leerlingen geconfronteerd met het speciale taalgebruik of vaktaal en de denkwijze van de verschillende vakken. De resultaten worden beter als docenten bewust die vaktaal opbouwen. In deze module leren de studenten hoe ze aandacht kunnen besteden aan de rol van taal in schoolvakken. Belangrijk hierbij is de focus op de talige kant van het vakonderwijs en vervolgens het onderwijs contextrijk aan te bieden met taalsteun en interactie. Dit zijn tevens de kernbegrippen van taalgericht vakonderwijs. Rond deze kernbegrippen worden veel didactische suggesties gegeven. Ook wordt aandacht besteed aan het opbouwen van een taalbeleid in de school.
| |
| |
| |
Nederlands in Papiamentstalige context
Het Nederlands zijnde een Germaanse taal, is in vele opzichten moeilijk voor Curaçaose leerlingen met hun veelal Papiamentstalige achtergrond. De talige elementen zijn nu eenmaal anders in het Nederlands dan in het Papiamentu. In de praktijk worden deze verschillen zichtbaar door onder andere interferentieverschijnselen op de verschillende beschrijvingsniveaus van de taal: klanken (uitspraak, woord- en zinsaccent), woorden (woordvorming, woordgeslacht, verbuiging) zinnen (volgorde van zinsdelen en zinsbouw). In deze module wordt het taalsysteem van het Papiamentu naast dat van het Nederlands gelegd om op basis van de verschillen inzicht te krijgen in de factoren die het leren van het Nederlands bemoeilijken en om daar in de praktijk rekening mee te houden.
De benadering van het Papiamentu is echter niet als ‘stoorzender’. Samen met de studenten worden de verschillende oplossingen voor de praktijk onderzocht. In dat kader is er in deze module ook aandacht voor het verschijnsel taalfamilies en verwantschap tussen talen.
| |
Vreemdetaaldidactiek
In deze module worden alle verworven kennis en vaardigheden uit de diverse modules met betrekking tot het onderwijs Nederlands in een Papiamentstalige context bij elkaar gebracht en geïntegreerd in een basisdidactiek. Met de studenten wordt stilgestaan bij de drie belangrijkste condities voor taalleren: taalinput, productieruimte en feedback. Onze leerlingen komen buiten school bijna niet in situaties terecht waar ze omwille van de communicatie ‘gedwongen’ zijn om Nederlands te spreken, te lezen, te schrijven of ernaar te luisteren (taalinput en productieruimte). Hoe kunnen wij als docenten Nederlands taalsituaties de klas binnenhalen of elders creeren? Hoe zorgen wij voor voldoende taalinput in de klas of daarbuiten (intentioneel)? Wat kunnen de leerlingen zelf oppikken (spontaan)? Wat is de rol van effectieve feedback en hoe stimuleren wij daarmee het leren van het Nederlands? Wat is de rol van attitude? De studenten zijn nu door de ontwikkelingen die ze hebben meegemaakt, beter in staat zich in te leven in de behoeften van de leerlingen en hun beperkingen.
| |
Literatuur
Handboek Taalgericht vakonderwijs, Maaike Hajer en Theun Meestringa, Coutinho, 2009 |
|
Handboek Nederlands als tweede taal, Bart Bossers e.a. Coutinho, 2010 |
|
Lesgeven in meertalige klassen; Handboek Nederlands als tweede taal in het voortgezet onderwijs, Monique van de Laarschot, Wolters-Noordhoff 1997 |
|
Didactiek van het vreemdetalenonderwijs, Eric Kwakernaak, Coutinho, 2009 |
|
|