CARAN-conferentiebundel 2. Conferentie Neerlandistiek in het Caribisch Gebied 2013
(2015)– [tijdschrift] CARAN-conferentiebundel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||||
‘Wat gebeurt?’ - Interferenties en de syntaxis van het Surinaams-Nederlands
| |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
standaardtaal worden beschouwd. Ze vallen niet heel erg op en komen nogal geruisloos in het officiele taalgebruik terecht. In veel gevallen gaat het om subtiele interferenties, die geen betekenisverandering opleveren. De interferenties in dit artikel komen uit situaties waarin standaardtaal gebruikelijk is. Ze komen uit de Surinaamse kranten en het mondeling taalgebruik in formele situaties. Aantekeningen gedurende de afgelopen drie jaar hebben een collectie opgeleverd die laat zien waar enkele grenzen zouden kunnen liggen tussen het niet-formeel SN en de standaardtaal binnen Suriname. Uit die collectie is het deel gefilterd, dat op of over die onzichtbare grens van de formele standaard zou kunnen liggen. Deze interferenties tonen dat de taal flink in beweging is. Voor degenen die zich niet sterk bewust zijn van het contrast Surinaams-Europees, zijn deze verschuivingen niet echt merkbaar. Ze komen bijvoorbeeld door de eindredactie van Surinaamse dagbladen waaruit het materiaal voor dit artikel afkomstig is. Een aantal eindredacteurs fronst de wenkbrauwen blijkbaar niet bij een zin als ‘de minister had geen moeite daarmee’Ga naar eind3. In het formeel mondeling taalgebruik zijn deze structuren nog veelvuldiger te constateren. Ze sijpelen via deze kanalen door in het schriftelijk taalgebruik.
Dit neemt niet weg, dat de besproken verschuivingen vermoedelijk in de ogen van de taalpuristen en veel leerkrachten een gruwel zijn. Maar taalverandering is niet hetzelfde als taalverloedering. Achter die veranderingen schuilen principes die te verklaren zijn op basis van logica. De standaardtaal, zoals die bewust vastgelegd is, wemelt van de regels die onbewust blijkbaar niet als logisch worden gevoeld. Het oordeel van een gemeenschap over correct taalgebruik is subjectief, waardoor er een sociale sanctie ligt op het ‘slechte, verloederde taalgebruik’. Het menselijk brein zoekt echter de meest logische en efficiente manier, die in zulke gevallen resulteert in afwijkingen die volgens de standaardregels fout zijn. De redenering in dit stuk ligt op een lijn met die van de taalkundige Jan Stroop, die deze opvatting in eenvoudige bewoordingen uiteenzet in Hun hebben de taal verkwanseld.
Taalveranderingen zijn een indicatie van veranderingen binnen de maatschappij. Surinamisering in dit geval, van een stuk taal dat bezig is te wortelen. De heer Stroop wijst er in zijn werk op dat behalve de subjectieve normen van de taalgemeenschap, de interne factor van de systematiek van de grammatica een rol speeltGa naar eind4. Hij wijst erop dat verandering een teken van leven is bij een taal en dat ‘druktemakers’ deze niet kunnen tegenhouden. De redenering die Stroop naar voren brengt, namelijk dat het brein een logische weg zoekt bij taalgebruik en vanuit dat oogpunt in feite verbeteringen aanbrengtGa naar eind5, is door te trekken naar het vlak van de interferenties. Misschien zoekt het brein in geval van interferenties wel de meest logische weg, die soms besloten ligt in de ene taal en soms in de andere. Een dergelijke onderzoeksvraag gaat te ver voor dit artikel, dus beperk ik mij tot de volgende: | |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
‘Zullen de in dit artikel naar voren gebrachte syntactische structuren in het SN nu of in een nabije toekomst behoren tot het standaardtaalgebruik in Suriname?’ Op weg naar het antwoord komt het punt aan de orde waarom juist deze syntactische structuren veranderen. Het onderzoek heeft meer vragen opgeleverd dan vast omlijnde duurzame antwoorden. Het blijft bij voorlopige conclusies, die veel meer corpusonderzoek en vergelijkingen nodig hebben om ze te bevestigen. Voor een vast omlijnde omschrijving is een grondiger gestructureerd onderzoek vereist, dat rekening houdt met factoren die een misleidend beeld kunnen geven. Bijvoorbeeld de bemensing van de redacties bij de media, die veelal een gemengd gezelschap is van medewerkers met verschillende kwalificaties of soms helemaal geen kwalificatie op het gebied van de Nederlandse taal of de journalistiek. Verder toont mondeling taalgebruik vergeleken bij schriftelijke taalgebruik relatief veel diversiteit, waarvan een deel doorsijpelt als er wordt geschreven. De beschreven veranderingen in het SN zijn toe te schrijven aan de invloed van hoofdzakelijk het Sranan. Het zijn interferenties. Deze interferenties zijn soms een teken van een niet volledige beheersing van de taal. Soms zijn ze juist een teken van de levendigheid van de Nederlands taal in Suriname. Voor code switching bijvoorbeeld, heeft een spreker zowel technische als metalinguïstische taalvaardigheid nodig. Veelvuldige code switching en mixing, stimuleren het ontstaan van interferenties. In veel gevallen worden interferenties van het Sranan overgenomen van door sprekers die deze taal niet zo veel spreken als degenen die de interferenties vermoedelijk gelanceerd hebben. Dat is het geval met de subtielere interferenties die door de meerderheid niet als slecht taalgebruik worden gevoeld. Ze worden vaak niet eens (meteen) herkend door personen die een behoorlijke kennis van de standaardtaal hebben.
Het taalmateriaal van deze paper is afkomstig uit drie jaar aantekeningen op basis van geschreven mediabronnen en scriptiewerk van studenten die Nederlands studeren op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) en uit formele spreeksituaties. Het schriftelijk gedeelte is selecteerd uit de dagbladen De Ware Tijd, Times of Suriname en Dagblad Suriname en MO-B-scripties. De aantekening van gesproken taal heeft plaatsgevonden bij vergaderingen van De Nationale Assemblee en IOL-vergaderingen. Het materiaal is verzameld in de periode maart 2011-maart 2014. Het gaat niet om systematisch gepland onderzoek in de zin van tijdschema's en percentages. Van de afwijkingen die vaker voorkwamen heb ik aantekening gemaakt, aanvankelijk met het doel ze te gebruiken voor de colleges Taalbeschouwing bij de afdeling Nederlands van het IOL, die gericht zijn op meertaligheid. In de selectie staan centraal de verschillen in het gebruik van werkwoorden en voegwoorden die een andere structuur opleveren. Ook het vervagen van het bewustzijn van het grammaticaal geslacht levert wijzigingen in de structuur op. | |||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||
Bij de vertalingen van het Sranan heb ik twee versies gehanteerd: een vertaling gebaseerd op het gebruik van Sranan als lingua franca, met veel interferenties en code switching van het Nederlands toepast in het Sranan en een interpretatie van de eerste-taalspreker en tweede-thuistaalspreker. De vertalingen heb ik laten nalezen door verschillende sprekers, waarbij ik de geschreven werken over het Sranan niet heb gebruikt. De ervaring leert dat het naar voren brengen van voorbeelden daaruit erg veel onenigheid oplevert over de formuleringen in het Sranan. Dank gaat speciaal uit naar de heer Edmund Neus, die de Srananzinnen in dit artikel grondig heeft behandeld, en naar mijn collega Marjorie Rotsburg die me raad heeft gegeven.
Het doel van dit onderzoek is niet het vastleggen van de standaard van het SN, maar het blootleggen van enkele grensgevallen die tonen dat er mogelijk blijvende veranderingen plaatsvinden en hebben plaatsgevonden die een verschuiving van Surinaamse standaard zijn ten opzichte van de algemene Europese standaard. Een aantal afwijkingen van het Europese AN worden genoemd in andere taalkundige onderzoeken naar het SN. Dit zijn meestal omschrijvende onderzoeken, die de grenzen tussen de verschillende codes binnen het SN niet omvatten. Dit artikel richt zich op de onbewuste danwel bewuste acceptatie van veranderingen in zinsstructuren en werkwoordgebruik die zich natuurlijkerwijs in het meer officiele taalgebruik heeft genesteld. Daarmee is het een verkenning naar de standaardnormen in het SN op de punten waar zij verschilt van die van Europa. Het is geen poging tot standaardisering.
De subtielere interferenties worden niet altijd herkend door de studenten. Deze vluchtige omhelzingen tussen, meestal, het Sranan en het Nederlands, worden blijkbaar niet als verkeerd ervaren. Volgens de standaardregels van het Europese AN gaat het om fouten. Het SN wordt steeds meer ervaren als eigen. Hoewel de waardering van met name het Sranan duidelijk merkbaar is, vinden vele Surinamers een goede beheersing van het Nederlands een teken van ‘ontwikkeling’ en ‘beschaving’. Overduidelijke interferenties werken stigmatiserend. Zoals afwijkingen bij lidwoorden (die meisje) of het weglaten van inversieGa naar eind6 (gisteren ik ben gaan zwemmen). De Kleine, C. haalt dit verschijnsel ook aan (SN: want hij vond ik ben te lang weggebleven. EAN: want hij vond dat ik te lang weggebleven was.). Verkeerde inversie is niet typisch een invloed van alleen het Sranan. Het komt vooral veel voor bij Sarnamisprekers die minder vaak het Nederlands bezigen. Verder is het een algemeen verschijnsel bij tweede- en vreemde-taalsprekers van het Nederlands.
Ook de overduidelijke interferenties, zoals ‘laat hij zichzelf weer krijgen’ (laat hij tot rust komen) worden niet geaccepteerd als standaardtaalgebruikGa naar eind7. Maar een te Europese versie is lokaal ook niet gewenst (‘Wij praten niet zo’). Daarom is het te verwachten dat de subtielere interferenties op den duur geruisloos overgaan in een algemeen geaccepteerde standaard. | |||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||
Sommige interferenties zijn gemeengoed, zoals het gebruik van het voegwoord ‘als’ waar het Europese AN het onderschikkende voegwoord ‘of’ voorschrijft: ‘Ik weet niet als ik ga’ (AN: ‘Ik weet niet of ik ga’). Een kleine groep die een grondige kennis heeft van de standaard door studie of door opvoeding, stoort zich aan deze interferentie uit het Sranan. Te verwachten is dat andere interferenties van deze aard ook steeds algemener worden, alle protesten van taalpuristen ten spijt.
Een belangrijke factor die hier invloed uitoefent, is de sociale stijging van mensen uit de lagere klassen die een Nederlands spreken dat op veel punten afwijkt van het standaard-SN. Behalve dat, speelt rechtstreekse interferentie ook een rol. Christa de KleineGa naar eind8 noemt deze factor, waarbij zij verwijst naar de periode van de jaren tachtig. Steeds meer mensen uit de niet-eliteklassen kiezen voor een hogere opleiding. Dus is de voortzetting van de opwaartse mobiliteit momenteel eerder het omgekeerde van wat De Kleine naar voren brengt over de jaren tachtig, namelijk dat mensen zonder opleiding op posities terechtkwamen waarvoor in het openbaar gesproken dient te worden. Steeds meer kandidaten beschikken wel over een opleiding. Hun taalgebruik ligt vaker onder de standaard, ongeveer rond wat de substandaard zou moeten zijn. Het is dan ‘Surinaamser’ dan dat van de elitaire groepen die het Nederlands als enige of dominante thuistaal. Deze omschrijving is wat problematisch, omdat dit in termen van identiteit zou betekenen dat de lagere klassen en hun taalregisters Surinaamser zouden zijn dan de eliteklassen. | |||||||||||||||
Lokale verschuivingen in de standaardtaalDe selectie aan taalmateriaal betreft enkele verschijnselen, waarvan een deel in de colleges door veel studenten Nederlands in verschillende niveaus van het bachelor- en MO-A-niveau - en blijkbaar ook eindredacteurs - niet of niet direct herkend wordt als afwijking van de Europese standaardtaal. Een aantal van deze interferenties heb ik ook voorgelegd aan eerste-graaddocenten SpaansGa naar eind9 met een MO-B-akte. Zij haalden de subtiele interferenties er wel uit. De selectie bevat afwijkingen in het gebruik van bepalingen, voorzetsels en voorzetselvoorwerpen bij werkwoorden en in het gebruik van voegwoorden. Het gaat om afwijkingen die - in mijn ervaring - typerend zijn voor vreemdetaalsprekers of latere tweede-taalsprekers, ontstaan of gestimuleerd door interferentie, verdeeld over drie categorieen:
De bovenstaande categorieen worden een voor een behandeld. Wat betreft de | |||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||
Srananspelling is gekozen voor de informele versie van de officiele spelling, die de samentrekkingen toont door middel van apostrofgebruik. Onder de voorbeeldzinnen staat eerst een omzetting naar het Europese AN, vervolgens een interpretatie naar het Sranan, in twee versies.
Wat de methodologie betreft zijn vertalingen alleen niet voldoende voor gedegen conclusies. Vertalen is interpreteren, en zelfs de originele taal is een interpretatie van gedachtenGa naar eind10. Vertalingen leveren in dit onderzoek hypothesen, aangezien het interpretaties zijn van uitsluitend het taalmateriaal dat ter sprake komt. Voor grondige conclusies is er een veel groter corpus nodig, met taalmateriaal uit het Sranan. | |||||||||||||||
Bijwoordelijke bepalingen in scheidbaar samengestelde werkwoordenHet naar achteren plaatsen van voorzetsels en bepalingen komt veel voor in het dagelijks taalgebruik van de ‘gemiddelde’ SN-spreker die het Nederlands vlot beheerst. Bij scheidbaar samengestelde werkwoorden bestaat de voorkeur voor het niet splitsen van voornaamwoordelijke bijwoorden. Daarnaast is de tendens sterk om de constituent in zijn geheel naar achteren te plaatsen. Het scheiden van dit soort bepalingen is toegestaan, maar de voorkeur hiervoor in Europa verschilt per regio. Over het algemeen geldt dat in Nederland voornaamwoordelijke bijwoorden vaker worden gescheiden dan in VlaanderenGa naar eind11. Het al dan niet scheiden van de elementen van een voornaamwoordelijk bijwoord is een kwestie van stijlvariatieGa naar eind12. In de gesproken taal komt het volgens de ANS meer voor, terwijl in de schrijftaal de elementen eerder ongescheiden blijven. Ook bestaan er varianten die geen splitsing toestaan en gevallen waar splitsing vrijwel de enige mogelijkheid is. Bij het voornaamwoordelijke bijwoord ‘er’ - per definitie onbeklemtoond - is de tendens tot splitsen algemeen. Bij voornaamwoordelijke bijwoorden met ‘daar’ wordt er niet gesplitst.
De interferentie die hier speelt, is een kwestie van voorkeuren die ook in de Nederlandse taal in het algemeen spelen. Het niet splitsen op zich is een stilistische variant die misschien wordt getriggerd door de zinsconstructies van het Sranan, dat bepalingen overwegend achteraan plaatst. Bij het naar achteren plaatsen van de bepaling, komt interferentie sterker om de hoek kijken. Een afwijking van de Europese varianten ontstaat, wanneer het niet gesplitste voornaamwoordelijke bijwoorden in een ongewone positie terechtkomt. Dit kan gebeuren als een voornaamwoordelijk bijwoord naar achteren geplaatst wordt, waar het EAN dat niet zou doen. Ook in scriptiewerk komt het soms voor. Het verschijnsel sijpelt door in het taalgebruik van de dagbladen Dagblad Suriname en Times of Suriname, en vrijwel niet in De Ware Tijd. Tot nu toe heb ik deze interferentie niet gevonden in de avondkrant De WestGa naar eind13. | |||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||
In alle zinnen is blijft het voornaamwoordelijk bijwoord ongesplitst. In de zinnen 1 en 3 komt het voornaamwoordelijk bijwoord als het gesplitst wordt meteen na het onderwerp, in zin 2 achter het wederkerend voornaamwoord. In zin 4 komt in de standaardtaal ‘hierin’ in zijn geheel na de persoonsvorm. Zin 1 zou volgens de ANS ‘twijfelachtig’ zijn. Zin 4 levert een in het AN niet onmogelijke maar op zijn minst ongewone zinsconstructie. In de vertaling van de Srananzinnen is te zien dat de bijwoordelijke bepalingen achteraan staan. De tweede vertaling van zin 4 toont een lijdend voorwerp in die positie. Sommige constructies leveren bij een vertaling niet per se een gelijke constructie, zoals bij zin 3. De tweede vertaling van 3 is optioneel als je het lingua-francagebruik van het Sranan als uitgangspunt zou nemen. In de interpretatie van het Sranan als lingua franca zit dan besloten de veelvuldige code switching naar het Nederlands. In veel spreeksituatieis er sprake van code | |||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||
mixing, het gebruik van code switches binnen de zin. Hier gaat het om een theoretisch onderscheid binnen code switching dat verwarring kan opleverenGa naar eind14. In feite is code mixing een onderdeel van code switching, maar het is dan niet goed te horen wat de hoofdtaal is: Sranan met Nederlandse code switching of Nederlands met Sranan code switching. Dit artikel gaat verder niet in op de vraag waar de grenzen tussen T1-Sranan en het gebruik van Sranan als lingua franca liggen. Beide interpretaties van de zinnen 3 en 4 naar het Sranan leveren een constructie met het voorzetsel achteraan. Zin 4 is te interpreteren als een geval van relexificatie: de woorden van het Nederlands zijn ingebed in de structuur van het Sranan. Het soort Sranan dat sterk door het Nederlands is beïnvloed speelt vermoedelijk een grotere rol in het ontstaan van de interferenties dan het Sranan van T1-sprekers. Waar talen op elkaar lijken, grijpen ze gemakkelijker in elkaar. Transfer van de kennis van T1 naar T2 is waarschijnlijker op de punten die op elkaar lijkenGa naar eind15. Bij code switches naar het Nederlands worden samengestelde werkwoorden overgenomen die niet alszodanig bekend zijn in het Sranan. Samengestelde werkwoorden zijn wel bekend in het Sranan, maar blijven vermoedelijk in de T1-versie altijd ongescheiden. Bij code-switches worden de samengestelde werkwoorden overgenomen, soms ongewijzigd, soms ingebed. Wanneer dit soort werkwoorden zijn omgevormd tot een Srananversie gaat het vermoedelijk en vooral vanuit het oogpunt van de T1-spreker om interferenties van het Nederlands. | |||||||||||||||
Voegwoorden
| |||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||
In 1A en 2A gaat het om voegwoorden die ook de revue passeren bij taaladviseurs in Nederland als het gaat om veel voorkomende taalkwesties. De constructie wordt door een aantal stijladviseurs afkeurdGa naar eind17. ‘Hoewel’ zou levendiger zijn. Volgens Onze Taal is ‘ondanks dat’ meer spreektaalGa naar eind18. In de Surinaamse spreektaal is het vaker ‘ondanks’ zonder ‘dat’ dan de volledige uitdrukking. Mogelijk ontstaat de verwarring doordat ‘ondanks’ als voorzetsel in andere zinsconstructies functioneert zonder ‘dat’ (ondanks onze vermoeidheid gingen we op stap). Het gebruik van het voorzetsel ‘ondanks’ zonder het onderschikkende voegwoord ‘dat’ is in het EAN een probleem, dat in Suriname mogelijk wordt getriggerd door de constructie van het Sranan of een directe interferentie. Voor de hand liggende vertalingen van ‘ondanks’ zijn ofa, ala fa, a winsi fa. Hoewel het element fa mogelijk opgevat zou kunnen worden als het voegwoord ‘dat’, is ofa een woord. In de overige equivalenten uit het Sranan vormt fa ook een (vrijwel?) onlosmakelijk deel. Bovendien kent het Sranan wel degelijk een equivalent van het voegwoord ‘dat’, namelijk dati. Beide voegwoorden geven zekerheid aan. De vertaling naar het Sranan van beide voegwoorden ‘opdat’ en ‘zodat’ is sodati. Een dergelijk onderscheid zoals het Nederlands dat toepast kent het Sranan - voorzover ik weet - niet. Op het voegwoord sodati kan eventueel een constructie volgen die vertaald kan worden met de aanvoegende wijs of een vervangende constructie, maar ook een ander tijdsaspect. Het Sranan-voegwoord sodati gedraagt zich als het Nederlandse voegwoord ‘zodat’.
Bij zin 1A en 2A gaat het om een voegwoordinterferenties zoals onderzocht door BoldewijnGa naar eind19, die tot de conclusie kwam dat de verwarring van het voegwoord ‘of’ met het voorwaardelijke voegwoord ‘als’ voortkomt uit het gebruik van efu in het Sranan, dat voor beide gebruikt wordt.
Zin 3A toont twee invloeden uit het Sranan. Het werkwoord ‘gaan’ in de hoofdzin, zou in het standaardtaalgebruik ‘komen’ moeten zijn. Het gaat hier om een verschil in het gebruik van werkwoorden en de richtingen die ze | |||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||
aangeven. Het doelaangevende voegwoord ‘om’ dat erop volgt, is ook gebruikelijk in die positie in het EAN. In de bijzin volgt nogmaals een blijkbaar doelaangevend voegwoord ‘om’, in een positie die niet acceptabel is in de standaardtaal, die deze constructie vervolgt met het voorzetsel ‘op’ dat een vaste combinatie vormt in de werkwoordelijke uitdrukking ‘recht hebben op’. In het SN bestaat sterk de neiging tot het gebruik van doelaangevende ‘om’ op een manier waarop het EAN het niet toepast (zij leerde van haar moeder om te zingen). De vertaling van het doel aangevende voegwoord ‘om’ (om te) is fu. De vertaling toont dat die neiging hier mogelijk meespeelt. In de context van deze tekst zou een eindredacteur die de stijlregels van het EAN hanteert, de constituent ‘om te ontvangen’ weglaten. De bijzin toont niet duidelijk een interferentie, hoewel de frequentie van het gebruik van het doelaangevende voegwoord ‘om’ mogelijk een rol speelt. Het voegwoord ‘zodat’ (zin 2A) wordt ook in Nederland wel verward met ‘opdat’, dat de in het hedendaagse Nederlands inmiddels ongewone constructie met een aanvoegende wijs vereist of een constructie die deze vervoeging qua betekenis vervangt (opdat hij geen spullen op het erf zou plaatsen).
‘Er’
| |||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||
De regels voor het gebruik van ‘er’ zijn ingewikkeld. In de posities waar ‘er’ niet zo veel betekent en die geen onmogelijkheden in de structuur opleveren, wordt ‘er’ gemakklijk weggelaten. Zin 1B toont weer dat de voornaamwoordelijke bijwoorden bij scheidbaar samengestelde werkwoorden problemen opleveren. In het dagelijks mondelinge taalgebruik worden delen van het voornaamwoordelijk bijwoord vaak weggelaten, zoals het bijwoord ‘er’. Het lijkt erop dat de spreker zich eerder zal bedienen van de eenvoudiger constructies uit het Sranan. De interpretatie van ‘erop letten’ in zin 1B naar het Sranan luidt ‘sab'san'y'e taki’. Deze uitdrukking kent dezelfde woordvolgorde als het Nederlands: weten wat je zegt. Daarin staat geen voorzetsel maar het betrekkelijk voornaamwoord ‘wat’ dat vertaald kan worden met san (zin 1B). Mogelijk speelt de eenvoudiger constructie van het Sranan mee in het weglaten van ‘er’ en andere delen van samengestelde werkwoorden. Het gaat om constructies die in vergelijking met het Sranan ingewikkeld zijn. ‘Er’ in deze constructies is ook problematisch voor tweede- en vreemde-taalsprekers van het Nederlands die niet het Sranan als thuistaal of tweede taal hebben. Het gaat om een probleem van werkwoorden die als ingewikkeld worden ervaren, dat blijkbaar wordt opgevangen door de minder gecompliceerde constructie van het Sranan, zoals in zinnen 1B, 3B en 4B. De eerste oplossing is weglaten. De tweede is het naar achter brengen van dit deel, zoals in voorbeeldzin 1 uit de paragraaf over het naar achter brengen van voornaamwoordelijke bijwoorden van scheidbaar samengestelde werkwoorden. (‘Mijn vraag was of zij geen probleem ervan maakten’). Een derde oplossing is niet het weglaten of verplaatsen, maar het herhalen ervan. Deze constructie kwam nauwelijks voor in mijn schriftelijke en formele mondelinge materiaal. Zinnen als ‘er zit een dingetje erin’ en ‘er zit een blaadje erop’ maken deel uit van het taalmateriaal, maar lijken te ver van de grenzen van het standaardtaalgebruik te zitten om ze te plaatsen bij het taalmateriaal van dit artikel. Het gaat om dagelijks mondeling taalgebruik, dat niet of nauwelijks te vinden is in de geschreven media. De herhaling van ‘er’ is een invloed van het Sranan, zoals zin 2B toont. Maar in advertenties worden werkwoorden weggelaten, waardoor de eerste ‘er’ onmogelijk geplaatst kan wordenGa naar eind23. Bij navraag over hoeveel huizen er op staan zou het antwoord eventueel kunnen luiden: ‘Er staan twee huizen erop.’ De Kleine plaatst deze derde interferentie onder de noemer hypercorrectie, dat zij vermeld als veelvoorkomend verschijnsel in het SNGa naar eind24. Een onderzoek zal uitwijzen dat interferentie hier een sterke rol speelt, ook als het zou gaan om hypercorrectie. ‘Er’ wordt in andere posities niet weggelaten. Het presentatieve ‘er’ vormt doorgaans weinig problemen. Een zin als ‘er is geen brood’ levert in de hogere registers van het SN niet echt afwijkingen op. | |||||||||||||||
NawoordDe syntaxis van het SN is in beweging en de mate waarin staat sterk onder invloed van het Sranan. De interferenties die raken ingeburgerd, vinden hun | |||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||
weg omhoog in de registers van de taal. Het materiaal gebruikt voor dit artikel toont dat het SN afwijkingen kent die ontstaan door directe invloed van het Sranan, zoals het naar achterplaatsen van voornaamwoordelijke bijwoorden. Daarnaast toont de in dit artikel behandelde selectie dat het SN afwijkingen telt die in principe zijn te beschouwen als typerend voor tweede-taalsprekers, zoals het weglaten van ‘er’. De op dit punt meer eenvoudige structuren van het Sranan nodigen triggeren de neiging om de ingewikkelde constructies van samengestelde woorden van het Nederlands deels weg te laten. Tot slot valt uit het aangeboden taalmateriaal materiaal te concluderen dat de interferenties die doordringen tot de geschreven media en de formele mondelinge podia invloed kunnen hebben op de zinsstructuren in de standaardtaal. De interferenties met betrekking tot de scheidbaar samengestelde werkwoorden die niet buiten de regels van het EAN vallen of op de rand ervan zitten, worden of zijn standaard-SN. De interferenties van functiewoorden zoals de behandelde voegwoorden worden in de schoolbanken behandeld als ‘fout’. De praktijk leert dat een deel ervan in formele spreeksituaties gebruikt wordt. Het schriftelijk taalgebruik zal mogelijk deze tendens volgen. Als dit soort interferenties het formele taalgebruik haalt is het onvermijdelijk dat het standaardtaalgebruik van het SN verder zal gaan afwijken van de Europese standaard. De interpretatie van waar volgens de eindredacties van de Surinaamse kranten de grenzen tussen standaard-SN, Europees AN en de mondelinge registers in Suriname liggen komt onderling globaal overeen. Maar er is een verschil in opleiding van eindredacteurs en journalisten. Dat levert verschillen op in taalgebruik. Er bestaat een standaard, al is die niet officieel onderzocht of opgeschreven. De optekening van de eigen standaard van het SN vergt veel onderzoek, maar zou een flinke hoeveelheid onzekerheden omtrent het Nederlands taalgebruik oplossen. De meeste taalgebruikers willen gewoon duidelijkheid. De paar voorbeeldzinnen uit dit artikel roepen vragen op die veel dieper gaan dan de vraag of ze standaard-SN zijn. Een belangrijke daarvan binnen de Surinaamse context is welk soort Sranan het Nederlands het meest beïnvloedt. Waarschijnlijk is dat niet het taalgebruik van degenen die het als thuistaal hebben, maar de lingua-francaversie die veel gebruikmaakt van code switching. De sprekers die het Sranan vlot beheersen maar geen T1-spreker zijn, beïnvloeden vermoedelijk het SN sterker. De invloed van het T1-Sranan is dan indirect. Hoewel een analyse aan de hand van vertalingen enig licht kan werpen op de manier waarop een interferentie in elkaar steekt, is het niet de geeigende manier. Het beantwoorden van diepergaande vragen vereist een uitgebreid corpus aan materiaal uit zowel het SN als het Sranan en alles wat er tussenin ligt. Voor een antwoord op de hoofdvraag van dit artikel is een dergelijke benadering niet nodig. Wel een uitgebreid onderzoek onder de taalgebruikers, die uiteindelijk zelf zullen bepalen wat de standaardtaal van Suriname is. | |||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||
Tot slot roepen de behandelde interferenties de diepergaande vraag op, welke universele mechanismen hier een rol spelen. Als het menselijk brein de meest logische en efficiente manier zoekt om gedachten in taal om te zetten, lijkt een deel van de interferenties erop te wijzen dat die eerder in het Sranan wordt gezocht dan in het Nederlands. Zo een vraag ligt op het terrein van de Algemene Taalwetenschap en de Creolistiek. Een van de hypothesen binnen deze disciplines verklaart het taalgebruik in pidgins en de daar uit voortvloeiende creooltalen vanuit de universalistische benadering. | |||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Websiteshttp://ans.ruhosting.nl; http://taaladvies.net; https://onzetaal.nl |
|