Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Jan van Aken
| |
[pagina 89]
| |
de geschriften van de ‘vedische’ Indo-ariërs, een volk dat aan de dageraad van onze geschiedenis stond. Soma, het persen en het drinken ervan vormde een belangrijk onderdeel van het vedische ritueel, maar om welke plant het precies ging is niet duidelijk. Ergens aan het einde van het tweede millennium voor Christus ging namelijk het geheim van de oorspronkelijke soma-plant verloren. De erediensten hielden niet op, maar voor de goddelijke soma gebruikte men nu substituten. Aanwijzingen zijn er genoeg: soma is een plant, met vlezige stengels, maar zonder bloemen of blaadjes. Het kan worden gedroogd en na toevoeging van water zwelt het weer op; na persing [de stam van het woord soma komt van het Sankriet su = persen] levert het een goudkleurig sap op. Soma wordt vaak geassocieerd met vuur; het groeit hoog in de bergen, maar voor de laatvedische mens was de aanvoer bijna of volledig afgesneden. Waarschijnlijk heeft men hierdoor langzaamaan steeds vaker zijn toevlucht moeten nemen tot substituten, tot er niets anders meer over was.
Het traditionele verhaal van soma begint 4000 tot 3500 jaar geleden, als een nomadisch volk dat zichzelf Arya noemt vanuit het westen India binnenvalt en zich vestigt in de Indusvallei. Een verwante groep, die het Iraanse plateau bezet, kunnen we beschouwen als de voorouders van de Iraniërs. Ook zij gebruikten de somaplant; bij hen heette het hom of haoma. Beide groepen vormen de Indo-iraanse afsplitsing van de volkeren die het Indo-europees als gemeenschappelijke taal hadden. Het oorspronkelijke thuisland van deze Indo-europeanen is nog altijd niet met zekerheid bekend; Noord- of Centraal Europa, Anatolië, het gebied ten noorden van de Kaspische en Zwarte Zee, Griekenland en Klein-Azie, of combinaties van deze gebieden; het zijn allemaal mogelijkheden; een ding is zeker, de migraties moeten millennia eerder in gang zijn gezet en voltrokken zich in golven, en in verschillende richtingen. De migratietheorieën zijn voornamelijk gebaseerd op linguïstische bewijsvoering. De nieuwkomers beschikten over een superieure krijgstechniek, zij hadden paarden en snelle lichte strijdwagens, waarmee ze de plaatselijke bevolking spoedig wisten te onderwerpen. Zo ontstaat rond 1500 voor Christus in de Indus-vallei een cultuur, die genoemd is naar de veda's, de in het Sanskriet geschreven teksten die behoren tot de oudste in het Indo-europese taalgebied. Deze hymnen die tussen 1000 en 600 voor Christus voor het eerst worden verzameld en geboekstaafd, gaan terug op een zeer lange orale traditie. De oudste veda, de zogenaamde Rgveda, is een verzameling van 1028 hymnen die gericht zijn aan goden als Agni, Indra en Varuna. De meeste goden uit het vedische pantheon waren met de Arya meegekomen. Eén van hen, Soma is niet alleen een god, maar ook een plant waarvan het sap door | |
[pagina 90]
| |
de priesters (en door de goden zelf) gedronken werd.
Er lijkt geen twijfel over te bestaan dat de oorspronkelijke soma een roesverwekker was, vergelijkbaar met alcohol. Van meet af aan heeft men parallellen proberen te vinden bij de klassieken, immers, zij waren, naast de bijbel, het enige referentiekader van de toenmalige wetenschap. Toen in de achttiende eeuw, de oud-Perzische Avesta en de eerste Veda's in vertalingen begonnen te verschijnen, was er bij taalkundigen al een consensus ontstaan dat de Indo-europese volkeren ooit één gemeenschappelijke taal hadden gesproken. In 1771 verscheen een vertaling van de Avesta, het heilige boek van de volgelingen van Zoroaster. In de Avesta kon de Europese lezer voor het eerst kennismaken met het verschijnsel haoma, een plant die na uitpersing een drank oplevert die, ‘als enige van alle dranken niet afkeurenswaardig is’. Dertien jaar later verscheen de eerste vertaling van een werk in het Sanskriet, de Bhaghavad-gita, en hierin werd de Indiase tegenhanger van deze plant genoemd: som, of soma, het voedsel van de goden. Direct al probeerde men deze planten te identificeren aan de hand van de bekende teksten uit de oudheid. Zo leek het door Plutarchus genoemde omomi een goede kandidaat, en ook het toverkruid molu dat Odysseus beschermde tegen betoveringen. Echter, Plutarchus had het over kardamom. Wat betreft het homerische moluGa naar voetnoot1., waarschijnlijk verwant aan het Sankriet mulam [wortel], dit is het Griekse woord voor mandragora (later ook knoflook). Dan is er nog Helenas ‘leed- en toornstillend kruid dat alle verdriet doet vergeten’Ga naar voetnoot2.. Dit uit Egypte afkomstige, en verder naamloze pharmakon is het resultaat van een vermenging van verschillende stoffen. Gezien het effect lijkt het meer op een opiumcocktail. Megasthenes, die een Indika schreef, over zijn jarenlange verblijf in India, rept niet van soma, hij weet slechts te melden dat de Perzen wijn alleen gebruiken bij rituele plechtigheden. Ktesias de Knydiër, die in de vijfde eeuw voor Christus een aantal jaren aan het Perzische hof woonde, schreef naast een grote, maar verloren gegane Perzische geschiedenis, zijn eigen Indika. Niets in de nagelaten fragmenten wijst op psychotrope middelen in de liturgieën. De schrijvers die na hen India behandelden, schreven voornamelijk de teksten van hun voorgangers over. In werkelijkheid worden soma noch haoma bij de klassieke schrijvers genoemd. Toen de Grieken tijdens de veldtocht van Alexander voor het eerst in contact kwamen met India, was het geheim van soma al eeuwen verloren.
Europa was geïntrigeerd door soma, en velen mengden zich in het wetenschappelijk debat over de identiteit. Elke plant die in aanmerking kwam had | |
[pagina 91]
| |
zijn eigen groep voorstanders: Ephedra, Sacrostemma Brevistigma en Periploca, honingmede werd genoemd, bier en zelfs rabarber. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw opperde een Russische onderzoeker, Ovsianiko-Kulikovskij, voor het eerst de mogelijkheid dat het om een narcoticum zou gaan. In 1859 ontdekte Adalbert KuhnGa naar voetnoot3. een parallel met de Germaanse mythologie: de onsterfelijkheidsdrank mede, die aan mensen en goden ook de dichtersgave kan bezorgen. Soma wordt in de Rgveda soms ook mádhu genoemd. Deze mede is gebrouwen van het bloed van Kvasir, een wijze (half)god, die een soort intermediair was tussen de Aesir en Vanir. Uiteindelijk wordt dit bloed gestolen door Odin; in de gedaante van een adelaar voert hij het met zich mee naar Walhalla. Aan Soma (‘...hij is een wijze, een ziener, en geïnspireerd door poëzie’Ga naar voetnoot4.) is een soortgelijk verhaal verbonden: de god Indra, gezeten op een adelaar, steelt het uit de hemel. Hij drinkt soma, verslaat demonenlegers, en geeft het ‘vurige sap’ tenslotte aan Manu, de vedische Noach, die de zondvloed overleefde en daardoor de stamvader van het menselijke ras werd. In andere overleveringen heet deze ‘vuurdief’ overigens Matariçvan, een half-goddelijk wezen. In de Griekse mythen zien we ook de motieven van de adelaar en de diefstal van het goddelijk elixir terugkeren. Tantalus, die het voedsel der goden serveert aan stervelingen. Overigens was Zeus met dit voedsel, ambrosia (het Sanskriet equivalent a-mrta betekent onsterfelijkheid) en nektar, grootgebracht. Duiven brachten hem overdag ambrosia en bij nacht haalde een adelaar de drank der onsterfelijken uit een bron en bracht het de goddelijke baby op zijn Kretenzische berg. De bekendste van de vuurdieven is de titaan Prometheus die het hemelvuur steelt (de adelaar is in dit geval de voltrekker van de straf).
In 1938 deed Albert Hofmann onderzoek naar lyserginezuur, een component van de beruchte schimmel claviceps purpurea, die op de moederkoorn groeit. Dit leidde tot de synthetisering van LSD-25. Pas vijf jaar later ondervond Hofmann bij toeval de geweldige psychedelische effecten van deze stof. De verspreiding en popularisering van LSD en andere hallucinogenen, waarvan vele gewoon in de natuur voorkomen, maakten dat men links ging leggen met sommige, voordien niet-begrepen feiten uit de geschiedenis. Enkele decennia voor deze ontdekking waren de eigenschappen van mescaline al bekend geworden, nu begon men te ontdekken dat hallucinogene middelen nog altijd een grote rol spelen in de religies van sommige Zuid-Amerikaanse indianenvolkeren en bij sjamanistische culturen aan de periferie van de westerse wereld. | |
[pagina 92]
| |
Toen de dichter Robert Graves, in de jaren vijftig de identiteit van het Griekse ambrozijn en nektar probeerde te achterhalen, ontdekte hij aan de hand van bij enkele schrijvers overgeleverde recepten, dat de beginletters van de ingrediënten in beide gevallen vormen van het woord mukès opleverden, oud-Grieks voor paddestoel.Ga naar voetnoot5. Zijn aandacht was getrokken door het zeer algemene ingrediënt fruit en het vanzelfsprekende, dus overbodige noemen van water; het leek of sommige woorden erbij waren gesleept om maar aan de juiste letters te komen. Graves was ook geïntrigeerd door de totale afwezigheid van woorden voor de paddestoel in de vóór-Hellenistische Griekse literatuur. Hij vermoedde dat de paddestoel wel eens zwaar taboe kon zijn geweest in de oudheid. Oók de ingrediënten van het door Demeter te Eleusis gedronken kukeon vormden een archaïsche vorm van het woord mukès, en we zagen al dat de handelingen bij de Eleusische mysteriën onder absolute geheimhouding geschiedden. Afbeeldingen van paddestoelen zijn overigens wél bekend; op een basreliëf uit de 5e eeuw voor Christus in het Louvre is te zien hoe Demeter en haar dochter Persephone paddestoelen eten. Mocht het onzegbare wel zichtbaar worden gemaakt?
Graves stond in nauw contact met het New-Yorkse echtpaar Wasson, dat in 1958 een lijvig boek publiceerde over hun jarenlange onderzoek naar hallucinogene paddestoelen.Ga naar voetnoot6. Met hen had hij vaak de paddestoelenangst besproken, zoals die bestaat bij vele volkeren, en die misschien een overblijfsel is van een archaïsche taboe. Een korte inventarisatie in het Nederlands levert meteen al een tiental paddestoelnamen op die te maken hebben met duivels of heksen. Deze mycofobie wordt er van jongs af aan in gehamerd, en de grootste boosdoener is altijd de vliegenzwam. Was het eten hiervan ooit voorbehouden aan de priesterkaste? Bij bepaalde Siberische volkeren wordt de vliegenzwam ook nu nog gebruikt als entheogeen middel; ook sommige Fins-Oegrische volkeren herinneren zich nog de tijd dat zij paddestoelen als sacrament tot zich namen. Van de berserkers, de bijna onkwetsbare krijgers van het middeleeuwse Noorwegen, is altijd aangenomen dat zij zichzelf - het klinkt niet als een entheogene toepassing - met vliegenzwamextracten tot razernij brachten - totdat de regering van het vers gekerstende Noorwegen in 1015 een ‘wet op het berserken’ aannam, de eerste anti-drugswet in de geschiedenis!
In 1969 kwamen de Wassons met een ethno-mycologische studie die ditmaal geheel was gewijd aan Soma.Ga naar voetnoot7. Inmiddels waren er al meer dan 140 verschillende theorieën. Wasson vermoedde dat de discussie die al bijna anderhalve eeuw gaande was, zich vooral bezig hield met teksten uit de na-vedi- | |
[pagina 93]
| |
sche periode, en dus betrekking had op de substituten die in latere perioden op verschillende plekken voor soma waren gekozen. Hij had de oude veda's zelf weer als uitgangspunt genomen en na uitputtende analyse van de beschreven kenmerken, de epitheta en metaforen die soma altijd vergezelden, en door speculaties over de klimatologische en botanische gesteldheid van het gebied waarvan men aannam dat de Indo-europeanen er vandaan kwamen, kwam hij tot de conclusie dat ook de oorspronkelijke soma niets anders kon zijn geweest dan de vliegenzwam.
Wasson heeft veel kritiek gekregen, toch heeft hij nog steeds aanhangers. De co-auteur van zijn Soma, the divine mushroom of immortality, Wendy Doniger O'Flaherty, is later teruggekomen van de Wasson-theorie. Zij is in de loop van haar jarenlange onderzoekingen steeds meer tot de conclusie gekomen dat de vele surrogaten uiteindelijk teruggaan op een oorspronkelijk soma dat alleen bestond in de hoofden van de priesters.Ga naar voetnoot8.
Wasson laat zien dat soma vaak met vuur wordt geassocieerd. Het is ook de geliefde drank van de dondergod Indra en van Agni, god van het vuur. Nu wordt van oudsher de paddestoel geassocieerd met onweer. Als plant zonder zaad, die vaak na zware onweersbuien opschoot, en dat dan nog in één nacht, leek de paddestoel bij oude volkeren door de bliksem zelf te zijn verwekt. In verschillende talen hangt het woord paddestoel ook samen met onweer, gedonder en gerommel. Nu zagen wij al dat Prometheus de goden het hemelvuur ontstal. Hij brak een kooltje vuur van Zeus' zonnewagen, verborg die in de holle stengel van een reuzenvenkel en schonk het aan de mensheid. Ik heb het nergens kunnen vinden, maar het lijkt mij aannemelijk dat de Titaan het vuur op de eerste plaats aan zijn zoon gegeven zou hebben. En de zoon van Prometheus is Deukalion, die volgens de Griekse mythologie de overlever is van de zondvloed, en daarmee de vader van het mensenras. De beheersing van het vuur is één van de grootste ontdekkingen uit de geschiedenis. De gebruikelijke manier om vuur te maken is het draaien van een houten stok op een plankje met een uitholling. De stok draait door een touwtje dat, strakgespannen op een kleine boog, één slag om de stok wordt geslagen en heen en weer bewogen. Deze vuurstok heet in het vedisch Sanskriet pramântha. Het werkwoord dat hierbij hoort en dat samenhangt met het Griekse manthano [leren] en manteuomai [voorspellen] betekent ‘afscheuren’, ‘snaaien’ en heeft een betekenis ‘zich vreemde kennis eigen maken’. Het is deze vuurroof van Agni, die pramâtha wordt genoemd; Pramâthyus is dan ‘hij die graag rooft’. De stap naar de naam Prometheus, de vuurdief, maar ook de brenger van kennis, is dan snel gezet. | |
[pagina 94]
| |
Naast vuur, wordt de paddestoel sterk geassocieerd met runderen. Nu is er in sommige talen een duidelijke verwantschap tussen de woorden voor ‘loeien’, ‘brullen van stieren’ en paddestoel. Het verband is duidelijk voor iedereen die wel eens op zoek is gegaan naar paddo's, het is een coprofiele soort, en groeit voornamelijk in koeienvlaaien. Maar dan hebben we het niet meer over de vliegenzwam, maar over de stropharia cubensis, ook bekend als ‘kaalkopje’ of psilocybine. De vliegenzwam groeit namelijk in mycorrhizaïsche relatie met dennen, beuken en berken. Het feit dat deze bomen en dus ook de vliegenzwam alleen in gematigde streken (of hoog in de bergen!) voorkomen, is een argument vóór de vliegenzwam, het was namelijk voor de bewoners van de Indus-delta niet meer beschikbaar; daarentegen is stropharia overal te vinden waar de koe schijt. Het effect van vliegenzwam is erg wisselvallig. Het varieert met soort, plaats, maand van oogsten. Het geeft in het eerste stadium misselijkheid, huiveringen en klappertanden; dan volgen komt opwinding, energie, slapeloosheid, en soms prettige hallucinaties. Stropharia is veel duidelijker een sterk hallucinogeen.
Overigens hangt Wassons geografische argument sterk samen met de Arische Invasie Theorie. En juist die theorie ligt de afgelopen decennia steeds meer onder vuur. Er zijn veel aanwijzingen dat de vedische cultuur niet alleen veel ouder is dan men tot dusver heeft aangenomen, maar ook dat de migratie eens omgekeerd kan zijn geweest, en dat India zelf de zogenaamde ‘Urheimat’ was van de Indo-europese volkeren. Dit is een interessante, maar buitengewoon complexe discussie, waar ik hier niet verder op in zal gaan.
Ook in de Bijbel, de heilige boeken van Joden en Christenen, komt het woord paddestoel als zodanig niet voor, alleen in samenstellingen die betrekking hebben op heel andere zaken, zoals het woord ‘paddestoelvormig’. In 1970 veroorzaakte John Allegro, voormalig Mancusisch hoogleraar in de oudtestamentische wetenschappen, en betrokken bij de vertaling van de Qumran teksten, een schandaal toen hij een boek publiceerde waarin hij beweerde dat zowel het oude als het nieuwe testament esoterische kennis doorgeven over het eten van entheogene paddestoelen; volgens hem waren zowel jodendom als christendom oorspronkelijk sekten van paddestoeleneters. Talloze van oudsher bekende zaken uit de bijbel kwamen nu in een nieuw licht te staan. Als je Allegro's boek Het kruis en de heilige paddestoel leest, bekruipt je toch een onbehaaglijk gevoel. Hij betrekt werkelijk alles op de | |
[pagina 95]
| |
geslachtsorganen of op paddestoelen, en ook deze zaken zijn onderling uitwisselbaar. Hij heeft ongetwijfeld een indrukwekkende talenkennis, en weet veel van etymologie. Maar veel van zijn afleidingen zijn wel erg vergezocht. Een voorbeeld is het woord hond, dat in alle Indo-europese landen uit hetzelfde oerwoord moet zijn voortgekomen. Zo komt het griekse kuon, het duitse hund, het latijnse canis oorspronkelijk van het Soemerische woord ku-an, een combinatie van twee woorden die ‘copulatie’ en ‘billen’ betekenen. Vrij vertaald betekent hond dus oorspronkelijk ‘kontneuker’. Dit lijkt mij te mooi om waar te zijn, en ik zou graag de verwantschap tussen Soemerisch en de Indo-europese talen bewezen zien. Wat mij pas echt verbaasde, was dat Frazier in zijn The Golden Bough uit 1896 nergens de paddestoel noemt, hoe beladen deze soort ook is in mythologie en folklore. De mysterieuze paddestoel, met zijn fallische vormen lijkt bij uitstek een metafoor voor zijn universele monomythe van de stervende en herboren godheid. Met etymologie kun je veel suggereren en weinig bewijzen. Maar dat de Christusmythe als een allegorie moet worden opgevat, lijdt geen twijfel; het verhaal van de gekruisigde is te duidelijk een van de vele oosterse vruchtbaarheidsmythen, en alle elementen van het verhaal waren al lang voor de eerste eeuw bekend uit andere verhalen. Eigenlijk heeft het Christendom zijn eigen soma: de mysterieuze persoon van Christus zelf, die na twintig eeuwen volledig is ondergespit door kerkvaders en schismatici, inquisiteurs en politieke opportunisten. De godzoeker van vandaag doet er goed aan de paddoshop te verkiezen boven de kerk. Want hoewel er in het christendom van elke periode hardnekkige gnostische onderstromen zijn te onderkennen, blijven de grote ketters nog altijd zij die de god zoeken in zichzelf.
In de vijfendertig jaar na de Wasson-theorie is de discussie niet verstomd. In de jaren negentig kwam Food of the Gods, the search for the original Tree of Knowledge van Terence McKenna, die zelfs wilde aantonen dat het menselijke bewustzijn ooit is getriggerd door het eten van paddestoelen. Hij brengt een indrukwekkende verzameling entheogene tradities bijeen en wijst stropharia aan als meest waarschijnlijke kandidaat voor soma. Het had een interessant boek kunnen worden, helaas bederft hij alles met zijn voortdurende verwijzingen naar ‘aggressieve dominatorculturen’ die een einde hebben gemaakt aan de idyllische ‘vreedzame matriarchale samenlevingen’ waar iedereen zich laafde aan de vruchten van de boom van kennis. Ooit was, volgens dit new age sprookje dat in de jaren tachtig erg populair was, de wereld een paradijs, iedereen was gelijk en de maatschappij was gebaseerd op partnerschap in plaats van hiërarchie. Totdat de boze patriarchale culturen alles vernietigden. Helaas is het allemaal niet zo eenvoudig. | |
[pagina 96]
| |
Ondertussen lijkt er een consensus te bestaan over het stimulerende middel ephedra als soma. Maar kan een mild opwekkend middel aanleiding hebben gegeven tot een extase zoals beschreven in de volgende strofen? De teugen die ik nam hieven mij op, zoals snelvoetige paarden een kar
trekken:
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
De hymne roept mij als geloei van een koe die zoekt naar haar geliefde
kalf:
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Zoals een wagenmaker een strijdkar-zetel buigt, zo buig ik de hymne
om mijn hart:
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Minder dan een vuiltje in mijn oog, raken mij de vijf stammen der mensen.
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Hemelen en aarde reiken nog niet tot aan mijn flank,
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Ik, in mijn grootsheid, ben de hemelen voorbij, en gans de weidse aarde:
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Aha! Deze weidse aarde zal ik hier of daar neerleggen:
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Weldra zal ik hier of daar, de aarde in woede kastijden.
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?
Eén van mijn flanken is in de lucht, ik laat de ander in de diepte slepen,
Heb ik niet gedronken van het soma-sap?Ga naar voetnoot9.
Zelf ben ik geneigd om Wendy Doniger-O'Flaherty te volgen. Hoewel ik absoluut geloof in de entheogene eigenschappen die sommige drugs hebben, denk ik dat de vedische priesters, bekend met vele middelen, uiteindelijk de idee ontwikkelden van een zuivere metadrug, een soort ‘platonisch’, ideaal psychedelicum, waarvan alle andere middelen surrogaten zijn. Op zichzelf heeft de zoektocht naar soma al vroeg resultaten opgeleverd; misschien is de ontdekking van wijn, het woinoGa naar voetnoot10. van de proto-Indo-europeanen een gelukkig geval van serendipiteit, net zoals de scholasticus en alchemist Llull, die tijdens zijn zoektocht naar de Steen der Wijzen, de alcoholdistillatie zou hebben uitgevonden. Wij mogen de grote Llull wel dankbaar zijn voor zijn vondst. Het idee dat de menselijke verbeelding psychedelische middelen nodig zou hebben om tot grote uitdrukkingskracht te komen, plaats ik in de ideeëncategorie die wil dat Jeroen Bosch een vroege psychonaut was, of die het werk | |
[pagina 97]
| |
van Manet wil verklaren uit een oogafwijking, van Mozart uit autisme en van Van Gogh uit waanzin. Naast de bekende technieken om extase op te wekken, is religie zélf tenslotte de ultieme drug, en zijn godsdiensten en de altijd op de loer liggende waanzin, op zichzelf al in staat om razernij, extase en grootheidswaan te verwekken. Zo heeft religie geïnspireerd tot de kathedralen en de Mattheus-passion, maar kunnen wij ook nog dagelijks op televisie zien hoe de briesende fanatici de massa's in vuur en vlam zetten en hoe de moderne berserkers tot schuimbekkende moordenaars worden, zonder ook maar een kruimeltje drugs tot zich te nemen. Deden ze dat nu maar wél, dan kreeg McKenna toch nog gelijk. |
|