Bzzlletin. Jaargang 32(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Uit: Carmina Burana, anoniem 197, 1-2 Wanneer het stenen huis aan de markt in zicht komt en de krans van dennegroen lokkend in het oog springt, zeggen de maten: ‘Dit is een heerlijk oord waar wij verwacht worden. Bacchus slacht Venus verzacht met haar macht de borsten van de knip, en verandert en verzilvert onze kleren tot pand. Fijne spijzen eten, vetgemest worden Opzwellen van de reuzel dat is waarnaar wij streven - en vrolijk drinken. 191, 12-19 Ik ben van plan in de kroeg de geest te geven waar de wijn dicht bij de lippen van de stervende is; zo zullen de engelenkoren met meer vreugde klinken: ‘Moge God deze drinker genadig zijn.’ Met bekers vol wordt de geest in gloed gezet het hart van godendrank doordrenkt, vliegt op naar hoger sferen. Mij smaakt de kroegwijn zoeter dan die je krijgt bij de prelaat, die door de schenker met water is aangelengd. [pagina 41] [p. 41] Er zijn poëten die drukke plaatsen uit de weg gaan en liever afzondering zoeken in verborgenheid, ze sloven, laten niet af, liggen wakker, zwoegen en komen uiteindelijk toch niet met werk dat schitteren wil. Het blijft nuchter en leeft in ascese dit koor der dichters, mijdt straatruzies en het rumoer op pleinen, en om een werk te maken dat niet sterven kan, sterft het van ijver als slaaf van het werk. Een ieder krijgt van de natuur zijn eigen talent: ik heb nooit nuchter kunnen schrijven, Als ik nuchter ben kan één knulletje mij al de baas, honger en dorst haat ik als het graf. Een ieder krijgt van de natuur zijn eigen gave: ik drink goede wijn als ik verzen maak maar wel het beste dat de kroegbaas in het vat heeft; wijn als die laat de dichtader vloeien. Ik maak verzen zoals de wijn is die ik drink, niks kan ik maken als ik niet eerst gegeten heb; nooit is het wat waard geweest, wat ik nuchter heb geschreven, maar na een kelk of wat ga ik Ovidius schrijvend voorbij. Nooit wordt mij de geest der poëzie gegeven, als ik niet eerst de buik goed rond heb; wanneer Bacchus de baas is in de burcht van het verstand overvalt me Phoebus en zegt me wonderlijks. Vertaling: Allard Schröder Uit: Carmina Burana Archipoeta (gestorven circa 1165) Vorige Volgende