Ron Elshout
Stau, de zee en de vrouw
Jan Jacob Slauerhoff heeft zozeer de naam een ‘dichter van de zee’ te zijn, dat een aan hem gewijde tentoonstelling plaats vond in het maritiem museum. Niet in de laatste plaats heeft dit uiteraard te maken met zijn professie als scheepsarts, zodat er een aardige selectie foto's bijeen te brengen is, waarop Slauerhoff in uniform tegen de achtergrond van een stuk van een schip geposeerd heeft. Zijn beroepsmatige bezigheden hebben de mythe gevoed dat Slauerhoffs in zijn literaire werk beleden romantische verhouding met de zee ook in werkelijkheid bestond. Men suggereert dan dat hij vanwege die romantische verhouding met de zee scheepsarts geworden zou zijn. Lezing van Slauerhoffs biografie maakt duidelijk dat die keuze een veel pragmatischer reden had.
Wie Slauerhoffs Verzamelde gedichten leest op zoek naar ‘zeegedichten’, vindt dan ook vooral in het begin verbazend veel gedichten waar landrotten van allerlei aard in figureren. De zee wordt wel eens genoemd, maar nauwelijks geëvoceerd - eigenlijk ‘doet’ Slauerhoff er relatief weinig mee. Hij stuurt er eens een piraat of spookschip overheen, laat er eens een bark in zinken, kent er eeuwigheidswaarde aan toe (‘De zee, het enige leven dat strekt / van begin tot einde’) en bezingt ‘De vliegende Hollander’ en ‘Het narrenschip’. Verder is in dit stadium van zijn dichterlijk oeuvre de zee niet veel meer dan een eindeloze vlakte waarvan de horizon dezelfde functie heeft als ‘den hoek van de straat’ uit ‘L'archi-belle’ altijd wordt dáár de vervulling van het verlangen naar ‘wat ik [...] eenmaal mocht aanschouwen’ verzwolgen. In vroege gedichten preludeert Slauerhoff op een beeldentaal die hij later volop zal exploreren: van vrouwen, golven en boten beweert hij dat zij bondgenoten zijn, die door een vertrouwelijk verlangen aaneengesloten zijn: het mannelijke geweerd. Vrouwen en de zee zullen in Slauerhoffs poëzie de strijd met elkaar aangaan en uiteindelijk het onrustige, mannelijke, lyrische ik uit zijn gedichten altijd afwijzen én door het ongedurige lyrische ik beurtelings afgewezen wórden.
Slauerhoffs poëzie was in die zin autobiografisch dat de verschillende omgevingen waar de dichter vertoefd heeft het decor van de gedichten bepaalden. De samenstelling van sommige bundels werd er sterk door beïnvloed, Yoeng poe tsjoeng (van geen nut) is Chinees, Soleares is Spaans en Zuid-Amerikaans georiënteerd.
De frequentie van zeegedichten neemt toe in de bundels met de maritieme titels Eldorado en Een eerlijk zeemansgraf. Men stuit daarin op een aantal fikse tegenstellingen; Slauerhoffs verhouding met de zee was een paradoxale.