| |
| |
| |
H.C. ten Berge
Het grote lak
Een fabel
1
Raaf bezat weinig van waarde:
een zaklamp, een mesthoop, een morsig pak veren.
Het was donker en leeg op de aarde
Wat hij wou zien, moest hij maken:
Een vogel, een mens, een vrouw
die kon baren, een esdoorn, een zee-
baars met kaken, een hommer
die rond zwom met dodelijke scharen.
Hij had geen geheugen en nauwelijks verstand.
Naar zijn geslacht moest men raden,
zijn dievenklauw werd desgewenst een meisjeshand.
Het krot waarin hij woonde heette ‘Nooitgedagt’.
| |
2
Alvorens het daglicht het daglicht aanschouwde,
werd het als gloeiende bal
tussen afval, oud speeltuig en gore
Wat op de grond lag, gaf hij een schop
(dat kon hij nooit laten).
Raaf trapte zo hard dat de vuurbal omhoog
vloog en door het rookgat ontsnapte.
Zo werd het licht op de aarde -
waarna hij, vervuld van zichzelf,
met zijn spiegelbeeld trouwde.
| |
| |
| |
3
Hij zat naast zijn beeld op een tak
in een boom die hij eerst had geschapen.
Ravenkak, drie voet hoog om de stam, was
de spijs waar hij gretig zijn snavel in stak.
| |
4
Raaf was jaloers. Zijn vraatzucht
Hij beloerde de mensen en nam ze
te grazen, sloeg er één dood
voor hij zelf werd geslagen.
At van het vlees, boerde voor twee
op het lijk uit te blazen,
of hij kreeg al weer trek in een hap
de rattensmaak van een Big Mac evenaarde.
Er was niets dat zijn nachtrust verstoorde.
Hij vrat, stal en moordde
‘waardoor ik alles vergeet!’ raspte hij,
naar een voedzaam en vlezig dieet!’
Het ging zoals het hoorde.
| |
5
Er hing hem steeds iets boven het hoofd:
Een valbijl. Een vleesmes.
| |
| |
dan brak men zijn poot, schroeide
zijn veren en schoor men hem
kaal. Zijn neus werd op zijn rug
geplakt, hij werd gehangen
en daarna in mootjes gehakt.
Hoe hoger hij klom, hoe dieper hij viel.
bleek hij nimmer voor één gat te vangen.
Raaf jammerde, schreeuwde, vermurwde
de harten, deed zich voor als schlemiel
als De Man van Ondraaglijke Smarten.
Hij verrees uit de dood, sterk
bij excreten van slangen,
en wroette onmiddellijk naar maden,
dat in staat van ontbinding verkeerde.
of hij werd voor de honden gesmeten.
| |
6
Hij deed een greep naar de macht:
De dieren der democratie werden
- niet zonder bijval van velen -
verkracht in de raven-arena,
waar duizend camera's onverdekt
elk detail van zijn act registreerden.
een groot man, een geziene
tiran wiens stompzinnigheid
Zijn verschijning, alsook de verkondiging
| |
| |
werd dag & nacht op het beeldscherm herhaald.
Het grote lak in hem groeide
| |
7
Raaf was een held van het volk.
dat hij zelf naar zijn beeld had geschapen.
Hij kraste: ‘Fatsoen is geen doen!
En: ‘Wacht op mijn daden!’
men hoorde bel canto, een helder zoet lied:
‘Krôk-krôk! Ik ben de wereld,
de aarde kan mij niks leren!’
aan wrok en wanen paarde.
| |
8
Hij spoog op de grond en vloog weg
| |
| |
sloot zich voorgoed om hem heen.
Alles kwijnde, verstijfde, stierf af.
Ook wormen en maden bevroren.
Het was weer donker en leeg op de aarde
Docent aan de Academie voor Beeldende Kunsten, Arnhem, januari 1971 (foto: Fransje Berserik)
|
|