Zijn pas sloeg de aarde met stomheid.
de vermoeidheid op alle ledematen van de man,
zonder pijn: de kalme vermoeidheid van de morgenstond
waarmee een dag van regen begint. De donker geworden stranden
kennen de jongeman niet die vroeger maar naar ze
hoefde te kijken. En de zee van de lucht komt ook niet meer tot leven
onder zijn adem. De lippen van de man plooien zich
gelaten, om te glimlachen tegen de aarde.
Toen mij gevraagd werd om ter gelegenheid van de Pavese-avond op Poetry International 2002 een gedicht van Pavese voor te lezen koos ik bovenstaand gedicht. Het ontroerde me doordat de titel ‘Mythe’ zo haaks staat op de inhoud van het gedicht waarin sprake is van een dramatische ontmythologisering.
In de Metamorphosen van Ovidius staat het verhaal van Baucis en Philemon. Op een dag komen er drie vreemdelingen bij hen langs die om onderdak vragen. Overal zijn ze weggestuurd, maar Baucis en Philemon nodigen hen binnen en bereiden van het weinige dat ze zelf hebben een maaltijd voor de mannen. De mannen blijken goden te zijn.
In het gedicht ‘Mythe’ vindt eenzelfde gedaanteverwisseling plaats, maar dan omgekeerd: een jonge god verandert in een oude man. Een mythe dus, die in de Metamorfosen niet zou hebben misstaan. Maar tegelijkertijd is hier sprake van de meest banale realiteit. Iedereen die tijd van leven heeft moet aan den lijve ondervinden, dat hij zijn goddelijke gedaante en status verliest en wordt gedegradeerd tot sterveling.
Van Dale geeft drie betekenissen voor het woord mythe: 1. Verhalende overlevering die betrekking heeft op de godsdienst en de wereldbeschouwing van een volk, verhaal van mensen en goden; - 2. praatje zonder grond; - 3. als juist aanvaarde maar ongefundeerde voorstelling omtrent een persoon, zaak of toedracht.
Als je het gedicht bekijkt in de eerste betekenis, is het inderdaad een mythe. Maar in die zin is alle literatuur mythe, zeker gezien vanuit het perspectief van de muis en de mammoet: verhalen van de mensheid en haar godenwerelden. Bekijk je het gedicht vanuit de tweede en derde betekenis, dan is de titel buitengewoon navrant.
‘De dag zal komen dat de jonge god een man zal zijn / (...) met de dode glimlach van de man / die heeft begrepen.’ Ja, de dag zal komen dat hij zelfs ‘niet meer zal weten waar de stranden van vroeger waren’, en nog gruwelijker, de stranden herkennen hem niet meer. Dit is meer dan een ontnuchtering. Op een ochtend wordt de jonge god wakker en vindt zichzelf terug als