| |
| |
| |
José Saramago
In nomine dei
Op verzoek van de stad Münster geschreven toneelstuk over de godsdienstoorlog - tussen wederdopers, katholieken en lutheranen - in de jaren dertig van de zestiende eeuw, die een enorme slachting aanrichtte in de stad. In het hier volgende fragment bereiden wederdopers en lutheranen zich voor op een aanval van de eerder verjaagde bisschop Waldeck. De Hollandse wederdoper-‘apostelen’ Jan Matthys en Jan van Leiden worden als bevrijders binnengehaald. De benarde situatie, zo blijkt verderop in het stuk, zal de fundamentalistische wederdopers er evenwel niet van weerhouden dissidenten te liquideren. Het moorden wordt na de inname van de stad overgenomen door de bisschop. In Nomine Dei roept, hoewel het hier gaat om religieuze onverdraagzaamheid, herinneringen op aan Dantons Tod van Büchner, dat het stuivertjewisselen tijdens de Franse Revolutie als onderwerp heeft. In Münster beleefde de operabewerking door Azio Corghi (muziek en libretto) en José Saramago (libretto) onder de titel Diara - Wasser und Blut zijn wereld-première op 31 oktober 1993.
Personages in dit fragment: |
Franz von Waldeck bisschop van Münster. |
Berndt Knipperdollinck, wederdopen leider van de anticlericale oppositie in Münster. |
Von der Wieck, burgemeester van Münster. |
Berndt Rothmann, predikant van de wederdopers. |
Jan Matthys, wederdoper-‘apostel’. |
Jan van Leiden, wederdoper- ‘apostel’, later ‘koning’ van Münster. |
Gertrud van Utrecht, alias Divara, vrouw van Jan van Leiden. |
Jan Dusentschuer, de ‘manke profeet’. |
| |
Eerste bedrijf, scène 7
(Menigte op het plein. Vijandigheid tussen de verschillende groepen, katholieken, lutheranen en wederdopers. Warrige opwinding.)
Ziet hoe, gelijk een dolle wolf die rond de muren van Münster sluipt, zijn venijnige muil opengesperd en vreselijke dreigementen huilend,
Bisschop Waldeck de stad nadert om wraak te nemen voor zijn vernedering en ons te onderwerpen aan zijn Kerk.
| |
| |
Wee hem, wee hem, want hij denkt niet méér tegenstand in Münster aan te treffen dan de schaarse manschappen van zijn bewoners.
De Heer zal van onze handen het instrument van Zijn goddelijke gerechtigheid maken, en het scherp onzer wapens zal Zijn woede koelen.
Kom dus, gij bisschop Waldeck, bisschop der katholieken, haast u daar te komen waar de vreselijke dood u wacht. (Ze heffen hun zwaarden op.)
Ziet hoe, gelijk de engel der wrake, die onverzoenlijk toesnelt om de wil van God te voltrekken en zijn lans reeds heft tegen de volgelingen van de duivel,
Waldeck, onze bisschop en onze vorst, oprukt tegen de verderfelijke stad om een belofte in te lossen.
Ons verlossen van de lutherse verdorvenheid en ketterij waarin wij leven, van deze tweevoudig verdorven en tweevoudig ketterse wederdoperij.
De Heer zal van onze handen het instrument van Zijn goddelijke gerechtigheid maken, en het scherp onzer wapens zal Zijn woede koelen.
Kom dus, gij bisschop Waldeck, kom en geef wie ons onderdrukt een verdiende en vreselijke dood. (Ze heffen hun zwaarden op.)
Ziet hoe, gelijk de loodgrijze wolk die aan de einder groeit en in haar donkere schoot alle stormen van de hemel draagt,
Bisschop Waldeck de stad nadert om wraak te nemen voor zijn vernedering en ons te onderwerpen aan zijn Kerk.
Wij vrezen zijn razernij, doch zoals de wolk na het ontladen van de verschrikkelijke bliksemschichten de weldadige regen op aarde neerstort,
Moge de Heer zo willen dat door de poort van de oorlog de vrede binnentrekt in Münster, dat wij met deze wapens om Uwentwille zullen verdedigen.
Kom dus, bisschop Waldeck, en geef zo God het wil een vreselijke dood aan wie het verdient. (Ze heffen hun zwaarden op.)
Kom, bisschop Waldeck, kom.
Wapens, wapens, wapens, vreselijke dood.
(Aangezien de woorden hetzelfde zijn, moet de gelaatsuitdrukking waarmee ze worden gesproken duidelijk zijn: haat van de wederdopers, hoop van de katholieken, tweeduidigheid bij de lutheranen.)
| |
| |
O Münster, ongelukkige stad, welke rampspoed zal de dag van morgen uw verdeelde zonen brengen.
(Een groep inwoners steekt met hun bezittingen op de rug het plein over.)
Wanneer angst voor de toekomst zoveel van uw bewoners noopt huis en werk te verlaten en in smartelijke karavanen heen te gaan.
Zover zijn wij gekomen, tot zo'n dieptepunt hebben de onverdraagzaamheid der katholieken en de excessen der wederdopers ons gebracht.
En thans zullen wij allen boeten voor de schuld van sommigen, zelfs zij die, zoals wij lutheranen, slechts vrede wensen en radicale hervormingen afwijzen.
Kom, bisschop Waldeck, kom.
Wapens, wapens, wapens, vreselijke dood.
Niet één, maar twee slangen rollen zich op, kronkelen en sissen hier in Münster.
Maar al te goed hebben wij de valsheid en de listen van de katholieke slang leren kennen.
Thans weten wij dat er een andere kwaadaardige slang in ons eigen huis woonde en aan onze tafel at.
Ziet daar naakt en onverbloemd de lafheid dezer lutheranen, bereid God te verraden om hun bekrompen leven te beschermen.
Misbruik mijn woorden niet, vervals niet mijn gedachten.
Uw gedachten zijn nog valser dan uw woorden.
Inwoners van Münster, bisschop Waldeck maakt zich op om de stad te omsingelen en oorlog tegen ons te voeren.
Gelooft gij dat dit stadsbestuur met deze burgemeester ons zal verdedigen?
| |
| |
Moeten wij niet eerder vrezen dat zij ons bij de eerste aanval overgeven?
Leest men niet nu reeds de wil tot capitulatie van hun gezicht?
Laten we een stadsbestuur kiezen dat ons kan verdedigen.
Laat Knipperdollinck en Rothmann de nieuwe burgemeesters zijn.
Geen bestand en geen pardon voor de vijanden.
Wilt gij werkelijk dat de macht overgaat in onze handen?
Wij lutheranen zullen ons kandidaat stellen als het volk nieuwe verkiezingen eist, en wij zullen trouw blijven aan onze plichten als raadsheren,
In alles gehoor gevend aan uw gezag, voorzover het niet indruist tegen ons geweten.
Ik hoop voor het welzijn van allen dat uw geweten altijd in overeenstemming zal zijn met ons gezag. (Gelach.)
Stilte, burgers van Münster, het ogenblik is aangebroken om u groot nieuws mede te delen, de heuglijkste tijding ooit gebracht.
Vergeleken daarbij zijn de dreigementen, belegeringen en oorlogen van bisschop Waldeck niet meer dan wind, rook en nietigheid.
Weet dus dat op ditzelfde ogenblik de stadspoort binnentreedt, komende uit Holland, de profeet der wederdopers, Jan Matthys.
| |
| |
Dat hij, gehoord hebbende dat wij hier in Münster leren dat het doopsel der kinderen niet in overstemming is met de Bijbel, besloten heeft naar ons te komen,
Naar deze heilige stad Münster, waar het volk van het Nieuwe Verbond zich vermenigvuldigt, en waar de Laatste Dag reeds gloort.
Het uur der wederkeer van Onze Heer Jezus Christus is nabij, het Laatste Oordeel is nabij.
Broeders, weest gereed.
(Aan de hemel doen zich weersverschijnselen voor die door de menigte worden uitgelegd als bevestiging van de door Rothmann gedane apocalyptische aankondigingen. Religieuze opwinding maakt zich meester van de wederdopers en zelfs van de lutherse protestanten. De katholieken drommen verschrikt samen bij de kathedraal.)
Onze ogen zullen eindelijk Christus zien.
Laat ons goed en zuiver, heilig en oprecht zijn.
Laat ons de weg bereiden voor de Heer.
(Opkomst van Jan Matthys, Jan Beukels van Leiden en diens vrouw, Gertrud van Utrecht, die men Divara zal noemen. Ze worden vergezeld door degenen die met hen zijn meegereisd vanuit Holland.)
Gegroet, gij Münster, stad van de hoop, woonstee van Gods gerechtigheid.
Vanuit de Hollandse provinciën, waar wij zo wreed worden vervolgd door hen die weigeren de boodschap van wedergeboorte en herstel te aanvaarden die onze leer is,
Waar onder gevangenschap en beschimping ons aller meester zucht, de grote Melchior Hofmann,
Zijn wij tot u gekomen, Münster, opdat Gods woord, waarvan wij dragers en profeten zijn, binnen uw muren de volmaakste vruchten voort zal brengen, vruchten gelijk in 't aards paradijs.
Het heeft de Heer behaagd ons gezond en wel hier aan te laten komen, en te dien einde baande Hij onze laatste wegen,
Ons zolang het nodig was als in een wolk verhullend voor de ogen van Waldeck en zijn soldaten.
En ziet hoe Hij thans, als welwillende proeve van Zijn macht, opdat de twijfelaars en vijanden zich vreedzaam aan Hem overgeven, de
| |
| |
hemel en de aarde overdekt met lichten en roerselen, met wonderbaarlijke tekenen.
Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, Münster, van alle steden der wereld zijt gij de gelukkigste en fortuinlijkste, want de Heer heeft u gekozen om het Nieuwe Jeruzalem van de Uitverkorenen van God te worden.
(Algemene bijval.)
Welkom in Münster, Jan Matthys.
Met die zo vaak herhaalde woorden zou het gebruik gebieden u te onthalen, zo gij, eender als een ander, een bezoeker onder bezoekers waart.
Münster evenwel ontvangt in feite niet u, gij zijt het die Münster hier is komen ontvangen.
En door Münster te ontvangen ontvangt gij tevens ons, die op u wachtten en niet wisten dat we op u wachtten.
Hier hebt ge ons, Jan Matthys, en omdat wij eindelijk vereend zijn, is het beeld compleet van ons gemeenschappelijk lot, dat vandaag een aanvang neemt.
(Herhaalde toejuichingen.)
Heet mij dus welkom, Jan Matthys.
Ik weet wie gij zijt, Berndt Knipperdollinck, over u en Bernhard Rothmann hebben mij in Holland glorierijke tijdingen bereikt.
Zuilen des geloofs, gij en hij, op u zal het nieuwe altaar van Christus rusten, dat wij in Münster tezamen zullen oprichten.
Maar zoals er vier evangelisten moesten zijn, zo zullen er ook vier zuilen moeten komen om het gewicht van het brood en de wijn te dragen, het gewicht van Christus.
Derhalve ben ik hier, om mijn schouders aan te bieden voor het deel van de last dat mij toevalt, hetwelk het zwaarste en pijnlijkste van alle moge zijn.
En ziet ook, om samen met ons Gods wil te voltrekken, deze man hier die met mij mee is gekomen, Jan van Leiden, die ik eigenhandig heb gedoopt en tot mijn apostel heb benoemd.
| |
| |
(Gedempt en terzijde)
O weergaloze schoonheid, o knapste aller mannen.
Welke fortuinlijke vrouw zal uw sponde delen, welk hoofd zult ge kiezen tussen al de onze, om er uw handen op te leggen en het te strelen?
(Zelfde wijze)
Ziet hierheen, vrouwen van Münster.
Ik ben degene die gij benijdt, ik ben degene die zich in de sponde vlijt waar gij zoudt willen slapen, van mij is hij, de man die gij zonder enige schaamte begeert.
Wilt gij u een voor een aanbieden aan hem?
God leidt ons aan Zijn hand waarheen Hij wil.
Hij maakt van het onvoltooide kind een volwassen man, verandert de grootste zwakheid in hoogste kracht.
En zoals Hij Zijn zoon als aardse vader een eenvoudig timmerman gaf, zo verhief Hij ons van de lagere ambachten die wij uitoefenden tot de waardigheid der apostelen.
Want weet dat Jan Matthys, profetische geest, verkondiger van de laatste tijd, bakker was te Haarlem.
En Jan van Leiden, indien gij toestaat dat ik zijn onbeduidende naam hier noem, was reizend kleermaker, hij trok van plaats naar plaats om de lichamen der mensen te bedekken,
Voor hij inzag dat slechts de naakte ziel ze moet bedekken.
De blinden zien het niet, de doven horen het niet, maar zij die niet horen zeggen tegen hen die niet zien hoe de hemel in alle richtingen beweegt, en hoe de kleuren van de regenboog zich zeventig maal zeven keer vermenigvuldigen,
Terwijl uit de dode ogen der blinden springlevende tranen vallen die de doven met hun vingers beroeren en aan hun mond brengen, op die manier begrijpend wat hun oren niet hebben waargenomen.
Burgers van Münster, gelovigen in de Geest, broeders in Onze Heer door Zijn vergoten kostbare bloed, ziet hoe wij de laatste stap zetten op de paden der oude wereld.
De poorten van de nieuwe wereld zwaaien reeds wijd open, de punt van onze voet nadert reeds de drempel, het grootse licht verblindt ons,
| |
| |
doch wij mogen niet naar binnen.
Waarom niet? Waarom niet?
Omdat het doopsel ons ontbreekt.
Doopt ons dan, doopt ons.
rothmann, knipperdollinck
Doopt ons, doopt ons.
Wie vraagt daarom, uw tong of uw geloof?
Brengt water.
(Drukte. Kleine kuipen water worden aangedragen. De eersten die het doopsel ontvangen zijn Rothmann en Knipperdollinck. Het water wordt over hun hoofd gegoten. De kleuren van de hemel tot nu toe uiteenlopend en wisselend, veranderen in een bloedrood dat ongewijzigd blijft tot het eind van de scène.)
(Terwijl hij het water uitgiet)
De genade en de vrede van God Onze Vader zij met u en met alle mensen van goede wil.
(Gedurende enige tijd wordt er gedoopt. De mensen stellen zich op in rijen om het sacrament te ontvangen, dat niet alleen wordt toegediend door Matthys maar ook door fan van leiden en algauw door Rothmann. Blijdschap alom, aanzetten tot dansen.)
De genade en de vrede van God is met mij en met alle mensen van goede wil.
| |
| |
(Opkomst van Jan Dusentschuer. Hij begeeft zich naar Matthys.)
Ik heb geloof, doopt u mij ook.
Maar kom eerst kijken naar wat niemand u heeft laten zien en wat voor u van groot belang is te leren kennen, opdat ge, dat wetend, kunt zeggen dat ge alles weet van Münster.
Wie zijt gij? Waarover spreekt ge?
Mijn naam is Jan Dusentschuer en men noemt mij ‘de manke profeet’.
Dat ik mank ben, zegt één enkele blik, dat ik profeet zou zijn, daarvoor hoeven we slechts te wachten op de dag dat alle voorspellingen uitkomen.
Daarbij zullen ongetwijfeld ook de mijne zijn, want op die dag zullen zij alle uitkomen, de ware en de valse.
Mank zijt ge, en gek ook, maar van een profeet hebt ge niets.
Profeten zijn niet alleen zij die aankondigen wat zal komen, maar ook zij die uitleggen wat er is.
Dat zal ik doen, maar gij zult het niet begrijpen.
Kom.
(Hij wijst achtereenvolgens de vijf zuilen aan waarop de gevel van het stadhuis rust.)
Weet gij, Matthys, hoe wij hier in Münster de rechter en de linker zuil noemen?
| |
| |
Van de ene zeggen we dat hij Gods Woord is, van de andere de Vastheid des Geloofs.
En de naam van de middelste zuil, kent ge die, Matthys?
Hoe zou ik die moeten kennen als ik nooit in Münster ben geweest?
Die naam luidt Christus, en Christus is altijd daar geweest waar gij waart.
En weet ge hoe die zuil daar heet, die tussen Christus en de Vastheid des Geloofs?
Waarom blijft ge mij vragen stellen die ik niet kan beantwoorden?
Laat ons dan de rollen omkeren.
Stelt gij de vragen en ik zal u de antwoorden geven.
Hoe noemt ge de zuil die tussen Christus en de Vastheid des Geloofs in staat?
| |
| |
En die andere, die tussen Christus en Gods Woord in staat?
Ja, Dood.
Dan doop mij nu, nu ge alles weet over Münster.
Vertaald uit het Portugees door Harrie Lemmens
|
|