Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
Geert van Istendael
| |
[pagina 107]
| |
Maar is de ziekenzorg die vrome nonnen verstrekken verwerpelijk omdat de Roomse Kerk ooit opriep tot kruistocht? Die kruistochten, dat waren toch gruwelijke bloedbaden. Wegens de Inquisitie? De methodes van de Inquisitie werden ijverig gekopieerd door de wreedste geheime polities van de twintigste eeuw. Of wegens knapen schendende paters in pensionaten? Is de islam met, bijvoorbeeld, zijn plicht om aalmoezen te geven verwerpelijk omdat enkele baardige geestdrijvers oproepen tot terrorisme? Zelfs Václav Havel, die niet weinig geleden heeft onder het rode bewind, maakt het verschil tussen de dictatuur die hem opsloot en de authenticiteit van de proletarische bewegingen waaruit ze voortgekomen is.Ga naar voetnoot1) | |
Het scalpel van de genadeloze analyseIk weiger bijgevolg schrijvers die zich vandaag de dag bekennen tot het communisme, zoals José Saramago, of tot de roomse belijdenis, zoals de Australische dichter Les Murray, of, korter bij ons, tot de Oud-bisschoppelijke cleresij, zoals Van der Graft, ik weiger hen allen verwerpelijk te vinden om den wille van dat geloof. Integendeel. Zij zijn kostbaar. Zij zijn onbetaalbaar. Want zij zijn onbruikbaar voor de ideologen van de vrije markt en die kunnen de gedachte niet verdragen dat ergens op de aardbol iemand hen zou tegenspreken. Zij huppelen of waggelen of kuieren zacht fluitend tegen het starre dansritme in dat de hogepriesters van het gouden kalf ondersteunt bij hun eentonige gezang, van 's morgens tot 's avonds, dag en nacht. Kortom, zij storen. En, nog belangrijker, zij zijn steun, troost en bron van wijsheid voor iedereen die stoort. Het is dus geen toeval dat José Saramago op 19 januari 2002 in Parijs een redevoering hield voor zesduizend anti-globalisten (ik weiger te zeggen anders-globalisten, een anti-klerikaal is toch ook geen anders-klerikaal). Het is geen toeval dat Saramago's rede op de slotdag van het sociale wereldforum in Porto Alegre werd voorgelezen. Het is geen toeval dat de tekst verscheen in Le Monde Diplomatique (maartnummer, 2002), het voortreffelijke Franse maandblad dat onvermoeibaar het scalpel van de genadeloze analyse hanteert om het falen van de nieuwe wereldorde bloot te leggen.Ga naar voetnoot2) Saramago hield in Parijs een pleidooi voor: ... een bescheiden rechtvaardigheid, een begeleidster van de mensen in hun dagelijkse leven, een bescheiden rechtvaardigheid, waarbij ‘rechtvaardig’ heel nauwkeurig en strikt synoniem zou moeten zijn van ‘ethisch’; een rechtvaardigheid die net zo onmisbaar is voor het geluk van de geest als voedsel voor het lichaam.Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 108]
| |
Essay over de blindheidWie het voorrecht heeft te beschikken over genoeg vrije tijd om verhalen te schrijven, heeft de verdomde plicht iets terug te doen. Door allerlei maatschappelijke omstandigheden - ze verschillen van schrijver tot schrijver - krijg je een luxueus geschenk; het is niet meer dan hoffelijk dat je voor een tegengave zorgt. Uiteraard is het in de eerste plaats des schrijvers taak prachtige boeken te schrijven. Eveneens in de eerste plaats mag de schrijver nooit buigen voor de macht. Ik ben er van overtuigd, en ik zeg dit zeer tegen mijn zin, dat de twee niets met elkaar te maken hebben. Ook serviele, laffe, valse creaturen kunnen schitterende romans of sublieme gedichten op papier werpen. En met nobele bedoelingen worden zeer veel zeer slechte boeken geschreven. Destijds waren wij hier zeer begaan met het lot van de dissidente auteurs in het Oostblok, met hen die weigerden te knielen voor de alleenheerschappij van de Partij. Volkomen terecht. Maar zien wij hier, vandaag wel welke onderwerping van ons geëist wordt? José Saramago ziet het en kan niet zwijgen. De nieuwste roman van Saramago, in de Nederlandse vertaling Het schijnbestaan, is het laatste deel van een driedelige reeks. Het eerste deel was De stad der blinden, het tweede Alle namen. Eén en drie heb ik gelezen, twee niet. De stad der blinden kan worden gelezen als een parabel over het hedendaagse kapitalisme (het rijk van roof en geweld in de kazerne) én over onze weigering onder ogen te zien hoe de wereld onder het kapitalisme evolueert (de blindheid, vanzelfsprekend). In het Portugees heet de roman trouwens Ensaio sobre a Cegueira, essay over de blindheid. Met Het schijnbestaan heeft Saramago geen parabel geschreven; wel geeft hij in het laatste deel het verhaal een volkomen onverwachte wending, door gebruik te maken van een eeuwenoude gelijkenis, die van Plato's grot. In het Portugees heet dit boek dan ook kort en goed A Caverna, de grot. Over die gelijkenis werden al duizenden bladzijden commentaar geschreven, volgens mij echter is Saramago's interpretatie nieuw en zeer verhelderend voor zijn kritische betoog over het hedendaagse kapitalisme. Ogenschijnlijk is dit een sociaal-realistisch boek. Daarmee bedoel ik niets denigrerends, integendeel. Ik lees gretig boeken als Germinal, Hard Times, Racconti romani, Berlin Alexanderplatz en Vergeten straat. Op het eerste gezicht wordt hier verteld hoe een oud ambacht, het oudste dat we kennen, de pottenbakkerij, ten onder gaat en niet anders kan dan ten onder gaan. Parallel krijgen we het verhaal over het succes van een gloednieuw, kolossaal winkelcentrum. | |
[pagina 109]
| |
De taal is een mengelmoes. Meestal wordt gepraat, zoals mensen dat nu eenmaal doen, van de ochtend tot de avond. Dan weer gebruikt Saramago citaten uit reclameboodschappen, dan weer wetenschappelijke taal, dan weer een rustige verteltoon. Misschien heeft hij iets te vaak het gebabbel weergegeven, wordt de roman af en toe iets te langdradig, had hij zich iets meer moeten inhouden. Anderzijds blijkt uit die doodgewone gesprekken hoe intelligent, tactvol, eerlijk, droevig, blij, lucide zeer eenvoudige mensen zijn. Nooit onderschat Saramago de dorpse pottenbakker, diens dochter, haar man, de bewaker. Wreedaardig scherp ontmaskert het valse taalgebruik de chefs groot en klein, al wie zijn ziel verkoopt aan het grote geld. | |
Een eindeloze zee van plasticDe oude pottenbakker Cipriano Algor verneemt dat hij voortaan geen potten meer hoeft te leveren aan het winkelcentrum, er is geen vraag meer naar, ze worden vervangen door plastic rotzooi. Zijn schoonzoon Marçal Gacho werkt in het Centrum, het woord wordt consequent met hoofdletter geschreven, als bewaker. Hij koestert slechts één ambitie: bevorderd worden tot inwonend bewaker, met een eigen appartement in het Centrum. De pottenbakker probeert samen met zijn dochter - de vrouw van de bewaker dus - een nieuw product te slijten aan het Centrum. Hij biedt beeldjes in aardewerk aan: ... poppetjes, snuisterijen, tuinkabouters, hoe u het ook noemen wilt, maar u moet niet meteen zeggen dat het dwaas is ...Ga naar voetnoot4) Geen bruikbare potten meer, gewoon rotzooi. Tevergeefs, de bespottelijke MeipoppenGa naar voetnoot5) zullen nooit worden verkocht. Saramago construeert zijn verhaal vakkundig. Het oude ambacht sterft af, maar Marta, de dochter van de pottenbakker raakt zwanger, nieuw leven dus. En alweer parallel beslist de oude pottenbakker dat het nu amen en uit is met zijn viriliteit. Hij verbiedt zichzelf verliefd te worden op een jongere weduwe uit zijn buurt. Saramago verschuift ook geregeld het vertelperspectief. De alwetende commentator spreekt, of de pottenbakker, of de dochter, of, op het moment dat de eerste beeldjes naar de primitieve oven worden gedragen, probeert Saramago te kijken door de ogen van een verlopen hond. Illusielozer kan niet. De pottenbakker rijdt geregeld naar het Centrum, door een industriezone, een tuinbouwzone en een krottenwijk. Van die korte ritten maakt Saramago gebruik om vernietigende beschrijvingen te geven van de hedendaagse | |
[pagina 110]
| |
stadsuitbreiding, in Portugal, maar evenzeer waar ook ter wereld. In de tuinbouwzone bijvoorbeeld overheerst de plasticultura, de groenteteelt onder reusachtige plastic huiven: ... die eindeloze zee van plastic waarin de gelijkvormige kassen versteende ijsschotsen lijken, gigantische dominostenen zonder stippen. In de kassen is het niet koud, integendeel, de mensen die er werken stikken van de hitte, smoren in hun eigen zweet, vallen flauw, zijn als natte vaatdoeken die ruw worden uitgewrongen.Ga naar voetnoot6) Cipriano Algor wordt gedwongen zijn waar weg te halen uit de opslagruimte van het Centrum. Hij zal zijn aardewerk moeten storten in een kuil. Ik vind dit een van de aangrijpendste passages in dit boek: Kijk maar hoe voorzichtig Cipriano Algor telkens weer die helling afgaat, hoe behoedzaam hij de stukken een voor een neerzet, netjes soort bij soort, hoe hij ze in elkaar past wanneer dat mogelijk en wenselijk is, we hoeven het lachwekkende tafereel maar voor ons te zien om met een gerust hart te kunnen beweren dat hier geen bord breekt, geen kopje zijn oor en geen kan haar tuit kwijtraakt. Het gestapelde vaatwerk staat in nette rijen op het stuk grond dat hij heeft uitgekozen, rondom boomstammen, omgeven door lagere begroeiing, alsof in een of ander belangrijk boek geschreven staat dat ze alleen in die opstelling kunnen wachten op het einde der tijden ...Ga naar voetnoot7) Een sterkere metafoor voor duurzame economie heb ik nog nergens gelezen. Het kapitalisme dwingt ons tot weggooien; laten we wat tot afval veroordeeld werd zo storten dat we het op elk willekeurig ogenblik opnieuw kunnen gebruiken, tot het laatste oordeel. Het Centrum is torenhoog, letterlijk. Wat buiten het Centrum ligt, heeft nauwelijks recht van bestaan. Het Centrum is het absolute: Dit is de gelegenheid om te verklaren dat de wegen van het Centrum ondoorgrondelijk zijn, wat het aan de ene kant wegneemt, geeft het aan de andere kant bij ... ik overdrijf niet als ik zeg dat het Centrum, als de perfecte distributeur van materieel en geestelijk goed die het is, uit zichzelf en in zichzelf, uit pure noodzaak, iets heeft voortgebracht dat, hoewel bepaalde, gevoelerige vormen van orthodoxie hier aanstoot aan kunnen nemen, van goddelijke aard is ... degenen die het Centrum in een kwaad daglicht willen stellen, die overigens steeds minder talrijk en strijdbaar worden, zijn volledig blind voor de spirituele kant van onze | |
[pagina 111]
| |
activiteiten ...Ga naar voetnoot8) Wie een referaat wil houden in Davos of tijdens een van die andere, streng geheime erediensten ter ere van het absolute kapitalisme, kan rustig woord voor woord de communist Saramago citeren. Ik vestig nog de aandacht op een niet onbelangrijk detail. Hier spreekt de chef van de afdeling inkoop. Ik zeg: hier spreekt de als een knipmes buigende hedendaagse intellectueel, de voorbeeldige lakei van het nieuwe liberalisme, Fukuyama, Finkielkraut, Alain Minc. Uiteindelijk verlaten de pottenbakker, zijn dochter Marta en haar man, de bewaker, het dorp waar ze altijd gewoond hebben en betrekken het modelappartement in het paradijselijke Centrum. Onmiddellijk begint de oude man de attracties van het Centrum te exploreren, hij heeft toch niets beters te doen in zijn kamertje. Ze zijn allemaal even onnozel. Simulatie van regen, sneeuw, zonnig weer. Een tropisch plastic imitatiestrand. En natuurlijk de winkels: ... vijfenvijftig delen van elk vijftienhonderd pagina's A-vier die samen de winkelcatalogus van het Centrum vormen ...Ga naar voetnoot9) Maar de essentiële vernedering van het kapitalisme blijft verpletterend. Mensen worden gestort, niet zorgvuldig gerangschikt in een kuil als oud vaatwerk, nee, gestort als stinkend vuilnis: ... Ik heb geen werk, ik heb geen werk, prevelde hij, dat was wat hij Marta had moeten antwoorden, zonder omwegen en uitvluchten, toen ze hem vroeg hoe het nu verder moest met hem, ik heb geen werk.Ga naar voetnoot10) | |
Met boeien rond hun benen en hun nekBij werkzaamheden voor de bouw van nieuwe koelruimten diep onder de grond komt iets geheims aan het licht. De bewakers mogen er met niemand over spreken. De geheime plek moet vierentwintig uur op vierentwintig worden bewaakt. Cipriano merkt dat zijn schoonzoon iets verbergt. Hij besluit op eigen houtje het vreselijke geheim onder de vloer van het Centrum te exploreren. 's Nachts daalt hij ongezien af in een goederenlift. Terloops maakt Saramago onze paranoïde bewakingssystemen belachelijk. Geen enkel systeem, hoe vernuftig ook, kan ooit terroristen of spionnen tegenhouden. Bedenk, dit boek werd geschreven voor 11 september 2001. Cipriano ontdekt een grot. En hier sluit Saramago's beschrijving nauwkeurig aan bij de passage uit boek VII van Plato's PoliteiaGa naar voetnoot11): | |
[pagina 112]
| |
‘Stel je mensen voor die verblijven in een soort onderaardse, grotachtige ruimte. Die heeft een lange toegang waardoor het licht invalt over de volle breedte van de grot. Van jongs af zitten ze daar, met boeien rond hun benen en hun nek. Zo kunnen ze niet weg en kunnen ze alleen recht voor zich uit kijken, want die boeien maken het hun onmogelijk het hoofd te draaien. Licht krijgen ze van een vuur dat ergens boven hen, ver weg, achter hun rug brandt. Tussen het vuur en de gevangenen in loopt er in de hoogte een weg. Je moet je voorstellen dat daar een muurtje langs is gebouwd, net zo'n afscheiding als bij een poppenkast voor de spelers wordt gezet en waarboven ze poppen vertonen.’ Die laatste twee zinnen vormen het motto van het boek, zij het in een licht afwijkende vertaling. ‘Want geloof jij om te beginnen dat zulke lui van zichzelf én van elkaar ooit wat anders te zien hebben gekregen dan de schaduwen die door het vuur op de rotswand tegenover hen worden geworpen?’ Exact dat vindt Cipriano. Maar de gevangenen van de grot zijn gemummificeerd en het vuur is gedoofd, het verhaal is tweeduizend vierhonderd jaar oud. De hele passage - afdaling onder de grond, ontdekking van de grot - is bijzonder spannend, Saramago refereert aan de traditie van thriller en fantastische literatuur. De boodschap is daarom niet minder duidelijk. het leven in het Centrum, lees vrije markt, consumptie, liberalisme, technocratie, globa- | |
[pagina 113]
| |
lisering, is een schim. Wij allen (ze zijn net als wij) geloven vast dat de schim het ware leven is, het beste, het enig denkbare. Daarom is de Nederlandse titel van de roman zo goed gekozen. Wij leiden, suggereert Saramago met grote kracht, een schijnbestaan. Het leven is elders. Ik herinner me dat mijn klasgenoten en ik, nu bijna veertig jaar geleden, die tekst van Plato uit het Grieks moesten vertalen. Wij discussieerden heftig over de schaduwen die door het vuur op de rotswand tegenover de grotbewoners werden geworpen. De vergelijking met het televisiescherm drong zich toen al op. Vandaag zijn televisieschermen alomtegenwoordig, ze zijn gemetastaseerd. Ze breken onze immuniteit tegen bedrog systematisch af. Het gebruik dat Saramago maakt van Plato's oeroude verhaal is krachtiger, moderner, indringender dan ooit. De laatste zin van de roman is een reclameboodschap: BINNENKORT VOOR PUBLIEK GEOPEND, DE GROT VAN PLATO, EXCLUSIEVE ATTRACTIE, UNIEK OP DE WERELD, TOEGANGSBEWIJZEN NU TE KOOP.Ga naar voetnoot12) Cipriano verlaat het Centrum en keert terug naar zijn verloren zaak, zijn dorp, zijn pottenbakkersoven. Hij vindt de jongere weduwe en ze bekent hem: Ik heb een nacht in je bed geslapen.Ga naar voetnoot13) Cipriano antwoordt: Je zult nooit meer in een ander bed slapen.Ga naar voetnoot14) Zijn, schoonzoon dient zijn ontslag in. Ook hij keert met zijn vrouw terug naar het dorp. De vier, Cipriano, de weduwe, Marta en Marçal trekken weg uit het dorp, het onbekende tegemoet. Zou Saramago het in zijn volgende roman hebben over vluchtelingen, gedreven door nood? Geert van Istendael (1947) is schrijver van verhalen, poëzie en essays. |
|