Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
José Saramago
| |
[pagina 102]
| |
tot Vrouwe Justitia verrezen was. Een dergelijke klacht van huis tot huis, dorp tot dorp, stad tot stad, over landsgrenzen en rivieren en zeeën heen zou, het kon niet anders, de slapende wereld uiteindelijk wakker schudden... Ik weet niet wat er daarna is gebeurd, of het volk de boer heeft geholpen de palen weer op hun plaats te zetten, of dat de buren, omdat de gerechtigheid dood was verklaard, gelaten, met hangend hoofd en bedrukte ziel zijn teruggekeerd naar hun treurige leven van alledag. Het is maar al te waar dat de geschiedenis ons niet alles vertelt... Ik vermoed dat dit de enige keer is geweest dat waar ook ter wereld een klok, een stolp van levenloos brons, na zo vaak te hebben geluid voor de dood van mensen, de dood van de gerechtigheid heeft beweend. Nooit meer heeft men het doodsgelui van dat dorp bij Florence gehoord, maar Vrouwe Justitia is sindsdien blijven sterven en sterft nog altijd dag in dag uit. Op het moment dat ik deze woorden spreek vermoordt iemand haar ver weg of hier vlakbij, voor de deur van ons huis. En elke keer dat ze sterft is het alsof ze nooit heeft bestaan voor degenen die hun vertrouwen op haar hadden gesteld, die van haar verwachtten wat wij allemaal met alle recht van haar kunnen verwachten: gerechtigheid, doodgewoon gerechtigheid. Geen gerechtigheid die zich hult in een theatertoga en ons verwart met stijlbloempjes van holle juridische retoriek, geen gerechtigheid die heeft toegelaten dat men haar geblinddoekt heeft en gesjoemeld met haar weegschaal, niet de Justitia met het zwaard dat altijd meer aan de ene dan aan de andere kant snijdt, maar een voor wie rechtvaardigheid het meest exacte en meest strikte synoniem zou zijn van ethiek, een gerechtigheid die even onontbeerlijk zou zijn voor het geluk van de geest als voedsel onontbeerlijk is voor lichaam en leven. Een gerechtigheid die wordt beoefend door de rechtbanken, zeker, want zo heeft de wet het bepaald, maar ook, en vooral, een gerechtigheid die spontaan voortvloeit uit de maatschappij in beweging, een gerechtigheid waarin als een onmisleidbare morele imperatief het respect tot uitdrukking komt voor het recht op leven dat ieder mens heeft. Gelukkig echter luidden de klokken niet alleen om de gestorvenen te bewenen. Ze luidden ook om de tijd aan te geven en op te roepen voor een feest of voor de gebedsdienst van de gelovigen, en ooit, nog niet eens zo lang geleden, riep de noodklok het volk op om te helpen bij rampen, bij brand en overstromingen, bij ongelukken, bij gevaren die de gemeenschap bedreigden. Thans is de maatschappelijke rol van de klokken beperkt tot de oproep om de kerkelijke verplichtingen na te komen, en het verlichte gebaar van de boer uit Florence zou beschouwd worden als het onbezonnen werk van een dwaas, of, nog erger, als gewoon een geval voor de politie. Het zijn andersoortige klokken die thans de mogelijkheid verdedigen en verkondigen om eindelijk die menselijke gerechtigheid in de wereld te planten, die gerechtig- | |
[pagina 103]
| |
heid die een voorwaarde is voor het geluk van de geest en zelfs, hoe vreemd dat ook moge klinken, voorwaarde voor de voeding van het lichaam. Als die gerechtigheid bestond zou niemand meer sterven van de honger of aan een van de vele ziekten die voor sommigen te genezen zijn en voor anderen niet. Als die gerechtigheid bestond zou het leven voor meer dan de helft van de mensheid niet de verschrikkelijke verdoemenis zijn die het objectief is. Die nieuwe klokken, waarvan de stem steeds luider weerklinkt over de hele wereld, zijn de veelvuldige verzetsbewegingen en actiegroepen die strijden voor de vestiging van een nieuwe billijke en commutatieve rechtspraak die alle mensen kunnen herkennen als intrinsiek van henzelf, een rechtspraak die vrijheid en rechten beschermt en niet de schending daarvan. Ik heb al eerder gezegd dat we voor die rechtspraak beschikken over een wetboek met een praktische toepassing die voor iedereen begrijpelijk is, en dat dat wetboek sinds vijftig jaar is neergeslagen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die dertig fundamentele grondrechten waarover tegenwoordig slechts vaag wordt gesproken, als men er al niet systematisch over zwijgt, die in onze dagen meer veracht en geschonden worden dan vierhonderd jaar geleden gebeurde met het bezit en de vrijheid van de Florentijnse boer. En ik heb ook gezegd dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens letterlijk, zonder dat er een komma veranderd hoeft te worden, de programma's zou kunnen vervangen van alle politieke partijen op aarde, met name die van zogenaamd links, vastgeroest in versleten formules, niet bij machte of niet van zins de brute realiteiten van de huidige wereld het hoofd te bieden, de ogen sluitend voor de sluipende, nu al zichtbare bedreiging van de verstandelijke en gevoelsmatige waardigheid waarvan we denken dat het het hoogste streven van de mens is. Ik voeg daar op deze plek aan toe dat wat voor de politieke partijen geldt, ook van toepassing is op de lokale vakbonden en dientengevolge op de internationale vakbeweging in haar geheel. Bewust of onbewust is het makke, verbureaucratiseerde vakbondswezen dat ons vandaag de dag rest, voor een groot deel verantwoordelijk voor de maatschappelijke onverschilligheid jegens het proces van economische globalisering. Ik vind het niet prettig om het te zeggen, maar ik kan het ook niet verzwijgen. En als u me toestaat iets uit eigen koker toe te voegen aan de fabels van La Fontaine, dan zou ik zeggen dat als we niet tijdig ingrijpen, dat wil zeggen nu meteen, de muis van de mensenrechten onverbiddelijk zal worden verslonden door de kat van de economische globalisering. En de democratie, die millennia oude uitvinding van een paar naïeve Atheners, die haar binnen de specifieke sociale en politieke omstandigheden van die tijd definieerden als een regering van, door en voor het volk? Vaak hoor ik uit de mond van eerlijke, oprechte mensen die bewezen hebben te | |
[pagina 104]
| |
goeder trouw te zijn, en uit die van anderen die zich verschuilen achter een waas van goede wil, dat wij, ondanks de onmiskenbaar rampzalige toestand waarin het grootste deel van de planeet verkeert, precies binnen het kader van een algemeen democratisch stelsel de grootste kans hebben om tot een volledige of in ieder geval bevredigende toepassing van de mensenrechten te komen. Volkomen waar, op voorwaarde dat het bestuurlijke en maatschappelijke stelsel dat wij heden ten dage democratie noemen ook werkelijk democratisch is. En dat is het niet. Het is waar dat we kunnen stemmen, het is waar dat we door het kleine beetje soevereiniteit dat ons als kiesgerechtigde burgers wordt toegekend, onze vertegenwoordigers in het parlement kunnen kiezen, meestal langs de weg van partijen, en het is tot slot waar dat uit het numerieke gewicht van die vertegenwoordigingen en de coalities die de noodzaak van een meerderheid oplegt, een regering voortkomt. Dat is allemaal waar, maar het is ook waar dat de mogelijkheid tot democratisch handelen daar begint en ophoudt. De kiezer kan een regering die hem niet bevalt haar macht ontnemen en er een andere voor in de plaats zetten, maar zijn stem heeft nooit invloed gehad en zal nooit invloed hebben op de enige echte macht die de wereld regeert, en dus ook zijn land en hemzelf: ik doel uiteraard op de economische macht en in het bijzonder op het almaar groeiende aandeel daarin van de multinationals, overeenkomstig heersstrategieën die niets te maken hebben met het algemene welzijn waarnaar de democratie per definitie streeft. We weten allemaal dat het zo is en toch blijven we, uit een soort verbaal en geestelijk automatisme dat ons de naakte feiten niet laat zien, over democratie praten alsof die een levend en handelend wezen is, terwijl er niet veel meer van over is dan een handvol geritualiseerde vormen, de holle leuzen en gebaren van een soort lekenmis. En alsof het hebben van ogen daarvoor niet zou volstaan, beseffen we niet dat onze regeringen, die we, ten goede of ten kwade, zelf kiezen en waarvoor wij dus de eerste verantwoordelijken zijn, steeds meer veranderen in ‘politieke commissarissen’ van de economische macht, met de objectieve taak de wetten voort te brengen die die macht schikken, om deze vervolgens op de sociale markt te brengen met het suikerlaagje van de reclame, zodat ze niet tot al te veel gemor leiden, behalve natuurlijk bij die eeuwig ontevreden kleine minderheid... Wat te doen? Van literatuur tot zorg voor het milieu, van Star Wars tot broeikaseffect, van afvalverwerking tot fileproblemen, alles wordt besproken in onze wereld. Maar het democratische stelsel staat niet ter discussie, alsof het om een vaststaand feit zou gaan, van nature onaantastbaar tot het einde der tijden. Welnu, als ik me niet vergis, als ik nog in staat ben twee en twee bij elkaar op te tellen, is het, naast zoveel andere noodzakelijke of onontbeerlijke discussies, dringend vereist om voor het te laat is een mondiaal debat te voeren over de democratie en de oorzaken van haar verval, over de invloed | |
[pagina 105]
| |
van de burgers op het politieke en maatschappelijke leven, over de relaties tussen de staten en de economische en financiële wereldmacht, over datgene wat de democratie bevestigt en datgene wat haar ontkent, over het recht op geluk en een menswaardig bestaan, over de ellende en de hoop van de mensheid, of, om het minder retorisch te zeggen, de doodgewone mensen die de mensheid vormen, elk afzonderlijk en allemaal samen. Niemand wordt erger bedrogen dan hij die zichzelf bedriegt. En zo leven we nu. Meer heb ik niet te zeggen. Of ja, toch, een verzoek om even stilte te bewaren. De boer uit Florence is de toren weer ingegaan, zo dadelijk begint de klok te luiden. Laten we daar alstublieft naar luisteren. |
|