Bzzlletin. Jaargang 32
(2003-2004)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
José Saramago
| |
[pagina 67]
| |
van wie we nooit méér te weten zijn gekomen dan de beginletter van zijn voornaam, die huisarts die uit zijn ballingsoord terugkeerde om te sterven in de armen van zijn geliefde vaderland, die persklaarmaker die een waarheid uitbande om een leugen in de plaats te zetten, die kleine ambtenaar van de burgerlijke stand die overlijdensakten liet verdwijnen, toevallig allemaal leden van het mannelijk geslacht, maar geen van hen had de pech Tertuliano te heten, en dat zal ongetwijfeld van onschatbaar voordeel zijn geweest in de betrekkingen met hun naasten. De winkelbediende, die de gevraagde cassette al uit het rek had gehaald, noteerde in het uitleenregister de titel van de film en de datum, en wees de huurder waar hij moest tekenen. Die handtekening, pas na een korte aarzeling gezet, bevatte enkel de twee laatste woorden, Máximo Afonso, zonder Tertuliano, maar alsof hij besloten had om eventuele vervelende vragen al op voorhand te beantwoorden, mompelde de klant onder het schrijven, Zo gaat het sneller. Die poging zich in te dekken was zinloos, want terwijl de bediende de gegevens van zijn identiteitsbewijs overschreef op een systeemkaart, sprak hij de vermaledijde naam hardop uit, bovendien ook nog op een toontje dat zelfs een kind als opzettelijk zou herkennen. Niemand, hoe vlot en ongehinderd zijn leven ook moge zijn verlopen, zal ons inziens durven beweren dat hem nooit zoiets vervelends is overkomen. Ofschoon ooit, het kan vroeger of later zijn maar het gebeurt altijd, een van die sterke geesten voor ons opduikt aan wie de menselijke zwakheden, vooral de meest kiese, hoongelach ontlokken, zijn bepaalde vage klanken die soms ongewild onze mond verlaten, niets anders dan niet te onderdrukken gekreun om een oude pijn, als een litteken dat zich ineens weer kenbaar heeft gemaakt. Terwijl hij de cassette in zijn versleten lerarentas stopt, doet Tertuliano Máximo Afonso met bewonderenswaardige trots zijn best het ongenoegen niet te laten doorschemeren dat de gratuite aantijging van de winkelbediende bij hem heeft gewekt, maar hij kan het niet laten bij zichzelf te denken, hoewel hij zich meteen berispt om het gemene onrecht van die gedachte, dat het de schuld is van zijn collega, van de manie die sommige mensen erop nahouden om ongevraagd met adviezen te strooien. Zoveel is slechts nodig om iets ver weg de schuld te geven wanneer ons de moed ontbreekt om wat voor ons staat het hoofd te bieden. Tertuliano Máximo Afonso weet niet, vermoedt niet, kan zich niet eens voorstellen dat de bediende al spijt heeft van zijn lompe onbezonnenheid, met een ander, fijner gehoor dan het zijne, in staat de subtiele stemgradaties te onderscheiden waarmee die bediende had verklaard altijd tot zijn dienst te staan als reactie op het geforceerde goedemiddag dat hem als afscheid was toegeworpen, zou hij hebben opgemerkt dat achter die toonbank een grote wil tot vrede had plaatsgenomen. Per slot van rekening zegt een goed koopmansprincipe, dat teruggaat tot de oudheid en door de eeuwen heen zijn nut | |
[pagina 68]
| |
heeft bewezen, dat de klant altijd gelijk heeft, zelfs in het onwaarschijnlijke maar mogelijke geval dat hij Tertuliano heet. In de bus die hem tot vlak bij het huis zal brengen waar hij al zes jaar woont, dat wil zeggen sinds zijn scheiding, vroeg Máximo Afonso, we gebruiken hier de verkorte versie van zijn naam omdat degene die zijn enige heer en meester is dat volgens ons zelf heeft toegestaan, maar vooral omdat het woord Tertuliano zo dichtbij, twee regels terug maar, het vloeiende ritme van het verhaal ernstig zou verstoren, vroeg Máximo Afonso, waren we aan het zeggen, vroeg die zich ineens geïntrigeerd, perplex af wat voor vreemde beweegredenen, wat voor bijzondere motieven zijn collega wiskunde, we hadden nog niet verteld dat zijn collega wiskunde geeft, ertoe gebracht hadden hem zo nadrukkelijk de film aan te bevelen die hij net had gehuurd, terwijl de zogenaamde zevende vrije kunst tot op die dag nooit onderwerp van gesprek tussen hen beiden was geweest. Het zou nog begrijpelijk zijn geweest als het om een goede film was gegaan, een echte must, in dat geval zouden het genot, de voldoening, het enthousiasme vanwege de ontdekking van een werk van hoog esthetisch gehalte zijn collega er tijdens de lunch in de lerarenkamer of in de pauze tussen twee lesuren toe gedreven kunnen hebben hem opgewonden aan zijn mouw te trekken en te zeggen, Ik geloof niet dat we het ooit met elkaar over film hebben gehad, maar je moet toch echt een keer gaan kijken naar Een gestadig jager vangt het wild, dat is de titel van de film die Tertuliano Máximo Afonso in zijn tas heeft zitten, ook die informatie ontbrak nog. Dan zou de geschiedenisleraar vragen, In welke bioscoop draait hij, waarop de wiskundeleraar corrigerend zou antwoorden, Niet draait, hééft gedraaid, de film is al een jaar of vier, vijf oud, ik snap niet dat ik hem niet meteen heb gezien, en onmiddellijk daarna, in één adem, bang voor de mogelijke overbodigheid van het advies dat hij met zoveel ijver aan het geven was, Maar misschien heb je hem al gezien, Nee, ik ga weinig naar de film, ik stel me tevreden met wat er op tv komt, en zelfs dan, Dan moet je hem echt een keer bekijken, je vindt hem in elke videotheek, als je geen zin hebt om hem te kopen kun je hem ook huren. Het gesprek zou min of meer zo verlopen kunnen zijn als de film lof verdiende, maar in werkelijkheid is het met minder dithyramben gegaan, Ik wil me niet met je leven bemoeien, had de wiskundeleraar gezegd terwijl hij een sinaasappel pelde, maar je bent zo futloos de laatste tijd, zo neerslachtig, en Tertuliano Máximo Afonso had het bevestigd, Dat klopt ja, ik voel me inderdaad niet lekker, Gezondheidsproblemen, Ik geloof het niet, voor zover ik weet ben ik niet ziek, ik word alleen overal zo moe van, alles verveelt me, die vervloekte sleur, die herhaling altijd, die eeuwige stilstand, Je moet afleiding zoeken, afleiding is altijd het beste medicijn geweest, Sta me toe dat ik zeg dat afleiding het medicijn is van mensen die het niet nodig hebben, Mooi gezegd, zonder | |
[pagina 69]
| |
enige twijfel, maar je zult toch wel iets moeten ondernemen om uit de malaise te komen waar je in zit, De depressie, Depressie of malaise, dat maakt niet uit, de volgorde van de factoren is willekeurig, Ja, maar de intensiteit niet, Wat doe je buiten school, Lezen, naar muziek luisteren, af en toe een museum, En naar de film, ga je daar naartoe, Zelden, ik stel me tevreden met wat er op tv komt, Je zou video's kunnen kopen, een verzameling aanleggen, een videotheek zoals ze tegenwoordig zeggen, Dat zou inderdaad kunnen, ja, het probleem is alleen dat ik mijn boeken al niet meer kwijt kan, Huur ze dan, huren is veel handiger, Ik heb wel wat video's, natuurfilms, een paar wetenschappelijke documentaires over archeologie, antropologie, kunst in het algemeen, astronomie interesseert me ook wel, dat soort dingen, Dat is allemaal prima, maar je hebt ook lichtere kost nodig, dingen waar je niet bij hoeft na te denken, als astronomie je bijvoorbeeld interesseert, denk ik dat je ook science-fiction boeiend zult vinden, avonturen in de ruimte, starwars, special effects, Naar wat ik zie en hoor zijn die special effects de grootste vijand van de fantasie, die mysterieuze, raadselachtige slimheid die de mensen zoveel moeite heeft gekost om uit te vinden, Je overdrijft, Ik overdrijf niet, overdrijven doen degenen die me wijs willen maken dat je in minder dan een seconde, één keer met de vingers knippen en hup, een ruimteschip honderd miljard kilometer ver weg kunt krijgen, Je moet toch toegeven dat voor het creëren van die effecten die je zo minacht ook fantasie nodig is, Ja, maar dat is hún fantasie, niet de mijne, Je kunt met de jouwe doorgaan waar zij ophouden, Ja ja, tweehonderd miljard kilometer in plaats van honderd zeker, Vergeet niet dat wat we vandaag werkelijkheid noemen gisteren nog fantasie was, kijk naar Jules Verne, Ja, maar de realiteit van nu is dat er om bijvoorbeeld naar Mars te gaan, en Mars ligt in astronomische termen zelfs om de hoek, maar liefst negen maanden nodig zijn, daarna zul je nog eens zes maanden moeten wachten tot de planeet weer op het ideale punt ligt om terug te keren, en ten slotte moet je opnieuw negen maanden reizen om op de aarde te komen, in totaal twee jaar totale verveling, een film over een reis naar Mars waarin de feiten geen geweld wordt aangedaan, zou het saaiste zijn wat je ooit hebt gezien, Ik geloof dat ik begrijp waarom je je verveelt, Waarom dan, Omdat er niets is wat je bevredigt, Ik zou al met weinig tevreden zijn, als ik dat had, Er zal toch wel iets zijn, carrière, werk, zo op het eerste gezicht heb je toch geen reden tot klagen, Mijn carrière en mijn werk hebben mij in plaats van omgekeerd, Over dat euvel, even aannemend dat het echt een euvel is, klagen we allemaal, ik zou ook niets liever willen dan dat ik bekend was als een wiskundig genie in plaats van als de gelaten doorsneeleraar die ik altijd zal blijven, er zit niets anders op, Ik hou niet van mezelf, waarschijnlijk is dat het probleem, Als je nou bij me aan zou komen met een vergelijking met twee onbekenden, zou | |
[pagina 70]
| |
ik je mijn diensten als specialist kunnen aanbieden, maar als het gaat om een niet-sporen van dat kaliber, zou mijn vak je het leven alleen maar nog lastiger maken, daarom zeg ik dat je je zinnen moet verzetten met een paar films, alsof je tranquillizers neemt, en niet dat je je aan de wiskunde moet wijden, waar je alleen maar koppijn van krijgt, Heb je enig idee, Idee van wat, Van een interessante film, eentje die de moeite waard is, Die heb je hopen, je hoeft maar een videotheek binnen te stappen, rond te kijken en te kiezen, Noem me er tenminste één. De wiskundeleraar dacht even na en zei toen, Een gestadig jager vangt het wild, Wat is dat, Een film, daar vroeg je toch naar, Het lijkt eerder een gezegde, Dat is het ook, De hele film of alleen de titel, Dat zul je wel zien, Wat voor soort is het, Het gezegde, Nee, de film, Een komedie, Weet je zeker dat het geen oude draak is, met een mes en een kom voor het bloed, of zo'n moderne, met schoten en explosies, Het is een hele lichte, amusante komedie, Ik zal het onthouden, hoe zei je ook weer dat hij heette, Een gestadig jager vangt het wild, Oké, nu heb ik het, Het is geen meesterwerk maar je zult je er anderhalf uur plezier aan beleven. Tertuliano Máximo Afonso is thuis, hij kijkt peinzend, twijfelend, maar dat stelt niets voor, het is niet de eerste keer dat hem dit overkomt, dat zijn wil schommelt tussen tijd verspillen met koken, wat meestal niet meer betekent dan een blik opentrekken en de inhoud opwarmen, of gaan eten in een restaurant vlakbij, waar ze hem al kennen omdat hij zo weinig aandacht besteedt aan de kaart, niet met het hooghartige air van een ontevreden klant, maar uit onverschilligheid, geen zin, te lui om iets te kiezen uit de gerechten die hem worden voorgesteld op de korte, uitentreuren herhaalde lijst. Het gemak niet de deur uit te hoeven wordt versterkt door het feit dat hij werk van school heeft meegebracht, de laatste proefwerken van zijn leerlingen, die hij aandachtig moet lezen en daar corrigeren waar ze gevaarlijke aanslagen op de onderwezen waarheden plegen of zich overdreven interpretatievrijheden veroorloven. De geschiedenis die Tertuliano Máximo Afonso tot taak heeft te onderwijzen is als een bonsaiboompje waarvan af en toe de wortels gesnoeid worden om het niet te laten groeien, een kinderlijke miniatuur van de gigantische boom van plaatsen en tijd, we bekijken alles wat er in die twee bomen gebeurt, zien de verschillen in grootte en laten het daarbij, stappen over andere, niet minder opmerkelijke verschillen heen, bijvoorbeeld dat geen enkele vogel, groot of klein, zelfs de minuscule kolibri niet, een nest zou kunnen bouwen in de takken van een bonsai, en hoewel de kleine schaduw ervan, even aannemend dat hij genoeg blad heeft, beschutting kan bieden aan een hagedis, is het toch vrijwel zeker dat de punt van zijn staart er buiten blijft liggen. De geschiedenis die Tertuliano Máximo Afonso onderwijst, dat ziet hij zelf in en zal hij zonder problemen toegeven als men hem ernaar zou vragen, heeft een enorme hoeveelheid uitstekende staarten, waar- | |
[pagina 71]
| |
van sommige nog bewegen en andere reeds herleid zijn tot een verschrompelde huid met daaronder losse wervels. Terugdenkend aan het gesprek met zijn collega dacht hij, De wiskunde komt van een andere hersenplaneet, in de wiskunde zouden de hagedissenstaarten niet meer dan abstracties zijn. Hij haalde de proefwerken uit zijn tas en legde ze op zijn bureau, daarna haalde hij er ook Een gestadig jager vangt het wild uit, ziedaar de twee bezigheden waaraan hij zijn avond kon wijden, de proefwerken nakijken, de film zien, hoewel hij vreesde dat hij niet genoeg tijd zou hebben voor allebei, aangezien het zijn gewoonte niet was en hij er ook niet van hield tot in de kleine uurtjes door te werken. De urgentie van het corrigeren van de proefwerken van zijn leerlingen was niet echt groot, urgentie om de film te zien was er helemaal niet. Ik ga gewoon door met mijn boek, dacht hij. Na even in de badkamer te zijn geweest, liep hij naar de slaapkamer om zich om te kleden, andere schoenen, een andere broek, een trui over zijn hemd, zijn stropdas hield hij om want hij hield niet van een open kraag, en stapte de keuken binnen. Hij pakte drie verschillende blikken uit een kast, en omdat hij niet kon kiezen nam hij zijn toevlucht tot een onbegrijpelijk en haast vergeten kinderrijmpje dat hem toentertijd vaak buitenspel had gezet, en hij prevelde, iene miene mutte tien pond grutten tien pond kaas jij bent de baas. Die baas was vleesragout, niet zijn voorkeur op dat moment maar hij vond dat hij het noodlot niet mocht tegenwerken. Hij at in de keuken, de happen wegspoelend met een glas rode wijn, en toen hij klaar was herhaalde hij bijna gedachteloos het rijmpje met drie stukjes brood, het linker was het boek dat hij aan het lezen was, dat in het midden waren de proefwerken en rechts was de film. Een gestadig jager vangt het wild won, tja, wat moet moet, en zonder pardon, schil nooit appeltjes met het noodlot, want dat eet de rijpe en geeft jou de groene. Dat is wat men gewoonlijk zegt en omdat men het gewoonlijk zegt accepteren we die uitspraak zonder protest, terwijl het onze plicht als vrij en wilskrachtig mens zou zijn vraagtekens te zetten bij een despotisch noodlot dat beslist heeft, vraag me niet met wat voor boosaardige bedoelingen, dat de groene appel de film is en niet het boek of de proefwerken. Gezien de scène die we net hebben meegemaakt in de keuken, waar hij zijn naaste toekomst en wellicht ook wat daarna komt toevertrouwde aan drie stukjes brood en een kinderlijk, betekenisloos opdreunen, is Tertuliano Máximo Afonso als leraar, en ook nog eens geschiedenisleraar, een slecht voorbeeld voor de jongelui die het lot, hetzelfde of een ander, in zijn handen heeft gelegd. Helaas zal er in dit verslag geen plaats zijn voor een vooruitblik op het nadelige effect dat de invloed van zo'n docent vermoedelijk heeft op de vorming van de jeugdige zielen der leerlingen, daarom laten we die hier voor wat ze zijn, met als enige hoop dat ze op hun levensweg ooit een tegenovergestelde invloed ontmoeten die hen, misschien in extremis, verlost van | |
[pagina 72]
| |
het irrationalistische verderf dat hen op dit moment bedreigt. Tertuliano Máximo Afonso waste zorgvuldig af, hij heeft het altijd als een onverzaakbare plicht beschouwd na het eten alles schoon te maken en weer netjes op zijn plaats te zetten, hetgeen ons leert, om een laatste maal terug te keren naar onze jeugdige zielen, waarvoor een dergelijke werkwijze wellicht, zo niet zeer waarschijnlijk, lachwekkend zou zijn en de plicht een dode letter, dat je zelfs nog iets kunt leren van iemand die zo'n slecht voorbeeld geeft als het gaat om met de vrije wil verbonden thema's, onderwerpen en kwesties. Tertuliano Máximo Afonso heeft deze en andere wijze lessen meegekregen van het gezin waarin hij verwekt werd, in het bijzonder van zijn moeder, die godlof nog bij gezondheid is en die hij een dezer dagen ongetwijfeld gaat opzoeken in het provinciestadje waar de toekomstige leraar het levenslicht aanschouwde, wieg van de Máximo's van moeders- en de Afonso's van vaderskant, en waar hij toevallig de eerste Tertuliano werd, bijna veertig jaar geleden. Zijn vader zal hij slechts op het kerkhof kunnen bezoeken, zo is dat verdomde leven, het houdt altijd op. Dat verdomd schoot hem ongewild door het hoofd, gewoon omdat hij aan zijn vader dacht toen hij uit de keuken kwam en diens gemis voelde, Tertuliano Máximo Afonso zegt niet gauw onbezonnenheden, zo zelden dat als er hem toevallig toch een ontglipt, hij zelf verbaasd is over de bevreemding en het gebrek aan overtuigingskracht van zijn stemorganen, stembanden, verhemelte, tong, tanden en lippen, alsof ze tegen hun zin voor de allereerste keer een woord hebben uitgesproken van een tot dan toe onbekend idioom. In het kleine vertrek van de bovenwoning dat hem als werk- annex woonkamer dient, staan een twee-zitsbank, een salontafeltje, een leunstoel met gestoffeerde zitting die gerieflijk lijkt, daartegenover het televisietoestel, in het verdwijnpunt, en in de hoek bij het raam, voor meer licht, het bureau, waar de geschiedenisproefwerken en de cassette afwachten wie er wint. Twee van de muren staan helemaal vol boeken, de meeste gekreukt van het gebruik en verslapt van de ouderdom. Een tapijt met dofgekleurde of verschoten, dat kan ook, geometrische motieven helpt mee een comfort te creëren dat niet verder gaat dan middelmatig, zonder veinzerij of pretenties om meer te lijken dan het is, het woonverblijf van een leraar die weinig verdient, wat een hardnekkige constante lijkt te zijn voor de onderwijzende klassen in het algemeen, of een historische veroordeling die nog steeds niet ongedaan is gemaakt. Het middelste stukje brood, dat wil zeggen het boek dat Tertuliano Máximo Afonso aan het lezen is, een gewichtige studie over de oude Mesopotamische beschavingen, ligt waar het gisteravond werd neergelegd, hier op het salontafeltje, net als de twee andere stukjes brood aan het wachten, zoals dat altijd het geval is met de dingen, met allemaal, daar kunnen ze niet aan ontkomen, het is het lot dat ze bestiert, schijnbaar maakt dat deel uit van hun onoverwinnelijke | |
[pagina 73]
| |
aard van dingen. Bij een persoonlijkheid als zich geleidelijk aankondigt bij deze Tertuliano Máximo Afonso, die in de korte tijd dat we hem kennen reeds enige malen blijk heeft gegeven van een besluiteloze en zelfs ietwat ontwijkende geest, zou het op dit moment geen verbazing wekken als hij zichzelf bewust een rad voor ogen zou draaien door met gespeelde aandacht de proefwerken van zijn leerlingen door te bladeren, het boek te openen op de bladzijde waar hij gebleven was en ongeïnteresseerd de cassette aan weerskanten te bekijken, alsof het nog niet vaststond wat hij uiteindelijk zou gaan doen. Maar schijn bedriegt niet altijd, het gebeurt niet zelden dat hij zichzelf loochent en uitingen toelaat die de weg openen voor mogelijke afwijkingen van een gedragspatroon dat over het algemeen vastomlijnd leek. Deze ingewikkelde uitleg had vermeden kunnen worden als we in plaats daarvan zonder omhaal hadden gezegd dat Tertuliano Máximo Afonso zich rechtstreeks, dat wil zeggen in een rechte lijn naar het bureau begaf, de cassette oppakte, de informatie op de voor- en achterzijde van de doos doorliep, de stralende, goedgehumeurde gezichten van de acteurs bekeek, opmerkte dat slechts één naam, die van de hoofdrol, een jonge, knappe actrice, hem bekend voorkwam, een teken dat de film bij het afsluiten van de contracten waarschijnlijk niet met bijzondere aandacht was behandeld door de producenten, en met de vastberaden beweging van een wil die nooit aan zichzelf leek te hebben getwijfeld schoof hij de cassette in de video, ging in de stoel zitten, duwde op de startknop van de afstandsbediening en maakte zich op om zo goed mogelijk een avond door te brengen die naar het zich liet aanzien weinig beloofde en waarschijnlijk nog minder zou opleveren. En dat was ook zo. Tertuliano Máximo Afonso moest twee keer lachen en drie of vier keer glimlachen, behalve licht, volgens de verzoenende uitdrukking van zijn collega wiskunde, was de komedie vooral kolderiek, onzinnig, een cinematografisch wrochtsel waarin de logica en het gezonde verstand als het ware buiten de deur waren blijven protesteren, omdat hun de toegang was ontzegd tot de plaats waar de dwaasheid werd begaan. De titel, Een gestadig jager vangt het wild, was zo'n metafoor waar het er dik op ligt, van het soort, het is wit en de kip legt het, in het verhaal waren jager, jacht noch wild te zien, alles bleef beperkt tot een geval van bezeten ambitie waaraan de knappe jonge actrice zo goed als ze had geleerd gestalte gaf, het geheel doorspekt met misverstanden, listen, missers en dubbelzinnigheden die de depressie van Tertuliano Máximo Afonso helaas niet de minste leniging konden bieden. Toen de film was afgelopen was Tertuliano bozer op zichzelf dan op zijn collega. De laatste had nog als excuus zijn goede bedoelingen, maar wat hemzelf dwarszat, hij die toch oud en wijs genoeg was om niet te gauw ergens warm voor te lopen, was, zoals altijd gebeurt met naïvelingen, juist dat, zijn naïviteit. Hardop zei hij, Ik breng die shit morgen meteen terug, ditmaal | |
[pagina 74]
| |
was er geen sprake van verbazing, hij vond dat hij alle recht had om langs grove weg stoom af te blazen en bovendien moest in aanmerking worden genomen dat dit pas de tweede onwelvoeglijkheid was die hij zich de laatste weken had laten ontvallen, en de eerste was niet eens meer dan een gedachte geweest en gedachten tellen niet. Hij keek op zijn horloge en zag dat het nog geen elf uur was. Het is nog vroeg, mompelde hij en daarmee bedoelde hij, zoals onmiddellijk daarna te zien was, dat hij nog tijd had om zichzelf te straffen voor de lichtzinnigheid de plicht te hebben verruild voor het plezier, het waarachtige voor het valse, het duurzame voor het onzekere. Hij ging aan zijn bureau zitten, trok voorzichtig de geschiedenisproefwerken naar zich toe, alsof hij die vergiffenis wilde vragen voor hun verwaarlozing, en werkte tot diep in de nacht, als de gewetensvolle schoolmeester die hij naar eigen dunk altijd was geweest, vol pedagogische liefde voor zijn leerlingen maar zeer veeleisend wat jaartallen betrof en onverbiddelijk als het ging om namen. Het was laat toen hij eindelijk klaar was met de zelfopgelegde taak, maar nog steeds vol spijt om zijn feilen, nog vol berouw om zijn zonde, en alsof hij besloten had het ene pijnlijke boetekleed te verruilen voor een ander, niet minder straffend, nam hij het boek over de oude Mesopotamische beschavingen mee naar bed en sloeg het open bij het hoofdstuk dat over de Amorieten ging en in het bijzonder over Hammoerapi, die van de codex. Na vier bladzijden viel hij vredig in slaap, teken dat zijn zonde hem vergeven was. Een uur later werd hij wakker. Hij had niet gedroomd, zijn hoofd was niet van streek door een vreselijke nachtmerrie, hij sloeg niet wild om zich heen om zich te verdedigen tegen het kleverige monster dat op zijn gezicht plakte, nee, hij deed gewoon zijn ogen open en dacht, Er is iemand in huis. Langzaam, zonder gejaagdheid, ging hij overeind zitten en luisterde. Zijn slaapkamer heeft geen raam, zelfs overdag dringen hier geen geluiden van buiten door, en op dit uur van de nacht, Hoe laat zou het zijn, is de stilte meestal totaal. En ze was totaal. Wie de indringer ook mocht zijn, hij verroerde zich niet. Tertuliano Máximo Afonso stak zijn arm uit naar het nachtkastje en knipte het licht aan. Kwart over vier zag hij op zijn horloge. Zoals de meeste gewone mensen is Tertuliano Máximo Afonso zowel dapper als laf, hij is geen onoverwinnelijke filmheld maar ook geen schijtlaars, het soort dat in zijn broek piest als het om middernacht de deur van de kerker van het kasteel hoort kraken. Weliswaar voelde hij dat al zijn haren overeind stonden, maar dat gebeurt zelfs bij wolven wanneer ze in gevaar zijn, en niemand die bij zijn verstand is zal het in zijn hoofd halen te beweren dat de wolfachtigen miserabele lafaards zijn. Tertuliano Máximo Afonso zal laten zien dat hij dat ook niet is. Hij gleed voorzichtig uit zijn bed, pakte bij gebrek aan een deugdelijker wapen een schoen en liep uiterst behoedzaam | |
[pagina 75]
| |
naar de deur. Hij keek eerst naar de ene, toen naar de andere kant van de gang. Het gevoel dat er iemand was, waardoor hij wakker was geworden, werd sterker. Terwijl hij overal het licht aandeed en zijn hart tekeer hoorde gaan als een paard in galop, stapte Tertuliano Máximo Afonso eerst de badkamer binnen en daarna de keuken. Niemand. En het gevoel leek hem daar vreemd genoeg minder sterk te worden. Hij liep terug naar de gang en bij iedere stap die hij dichter bij de woonkamer kwam drong de aanwezigheid van een onzichtbaar iemand zich meer op, alsof de atmosfeer was gaan trillen door de weerschijn van iets witgloeiends dat zich aan het oog onttrok, alsof de nerveuze Tertuliano Máximo Afonso over een radioactief besmet terrein liep met in zijn hand een geigerteller die ectoplasma's uitstraalde in plaats van waarschuwende tikken te laten horen. Er was niemand in de kamer. Tertuliano Máximo Afonso keek om zich heen, daar stonden stevig en onverschrokken de twee hoge kasten vol boeken, daar hingen de ingelijste gravures waar tot nu toe nog niet over gesproken was, maar het is waar, daar hangt er een, en daar, en daar, en daar, daar stonden het bureau met de typmachine, de stoel, de salontafel met een klein beeldje precies in het geometrische midden, en de tweezitsbank, en het televisietoestel. Tertuliano Máximo Afonso mompelde fluisterend, vol angst, O was dat het, en na het laatste woord verdween de aanwezigheid zwijgend, als een zeepbel die uiteenspat. Ja, dat was het, de tv, de videorecorder, de komedie die Een gestadig jager vangt het wild heet, een beeld daarin dat naar zijn plaats was teruggekeerd nadat het Tertuliano Máximo Afonso had gewekt. Hij had geen flauw idee welk beeld het zou kunnen zijn, maar hij wist zeker dat hij het zou herkennen als het verscheen. Om geen kou te vatten haalde hij een badjas uit de slaapkamer en trok die aan over zijn pyjama. Vervolgens ging hij in de stoel zitten, drukte opnieuw op de startknop van de afstandsbediening en keek nogmaals, voorovergebogen, met zijn ellebogen op zijn knieën, één en al oog, zonder lach of glimlach nu, naar het verhaal van de knappe jonge vrouw die triomfen wilde vieren. Na twintig minuten zag hij haar binnenstappen in een hotel en naar de receptie lopen, hij hoorde hoe ze haar naam zei, Ik ben Inês de Castro, de eerste keer had hij al de interessante overeenkomst met de historische figuur opgemerkt, en daarna, Ik heb een kamer gereserveerd, de receptionist keek recht in de ogen, niet van haar maar van de camera, of van haar die zich op de plaats van de camera bevond, wat hij zei hoorde Tertuliano Máximo Afonso ditmaal nauwelijks, de duim van de hand die de afstandsbediening vasthield drukte snel op de stoptoets, maar het beeld was al weg, het is logisch dat er niet nutteloos film verspild wordt aan een acteur, een figurant of niet veel meer dan dat, die pas na twintig minuten zijn intrede doet in het verhaal, de band spoelde terug, passeerde opnieuw het gezicht van de receptionist, de knappe jonge vrouw kwam | |
[pagina 76]
| |
opnieuw het hotel binnen, zei opnieuw dat ze Inês de Castro heette en dat ze een kamer had gereserveerd, en nu wel, daar is het, het stilstaande beeld van de man van de receptie die degene aankeek die naar hem keek. Tertuliano Máximo Afonso stond op uit zijn stoel, knielde neer voor de tv, zijn gezicht zo dicht mogelijk bij het scherm, zei, Dat ben ik, en voelde opnieuw al zijn haren te berge rijzen, dat daar voor hem was niet waar, kon niet waar zijn, ieder evenwichtig iemand die daar toevallig aanwezig was geweest had hem gerustgesteld, Maar mijn beste Tertuliano, hoe komt u erbij, kijkt u nou eens goed, u ziet toch dat hij een snor draagt, terwijl u gladgeschoren bent. Evenwichtige personen zijn zo, ze hebben de gewoonte alles te versimpelen, en later, maar altijd te laat, zien we hen schrikken om de rijke verscheidenheid van het leven, dan bedenken ze dat snorren en baarden geen eigen wil hebben, ze groeien en gedijen zolang ze dat wordt toegestaan, soms ook uit pure luiheid van de eigenaar, maar van het ene moment op het andere, alleen omdat de mode is veranderd of omdat die eeuwige haren vervelend zijn geworden in de spiegel, verdwijnen ze zonder een spoor achter te laten. Voorts sluiten ze ook niet uit, en die kans is groot want alles is mogelijk als het gaat om acteurs en opvoerende kunsten, dat de dunne, goedverzorgde snor van de receptionist gewoon vals is. Is vaker gebeurd. Deze overwegingen, die, omdat ze zo voor de hand liggen, geheel vanzelf zouden opkomen bij ieder willekeurig iemand, had Tertuliano Máximo Afonso ook kunnen maken als hij niet zo geconcentreerd op zoek was gegaan naar andere scènes met de secundaire acteur, of figurant met enkele regels tekst, zoals hij eigenlijk moest worden aangeduid. Tot het eind van de film verscheen de man met snor, steeds in zijn rol van receptionist, nog vijf keer, telkens met weinig werk, hoewel het hem de laatste keer vergund was twee ondeugend bedoelde zinnetjes te wisselen met de dominante Inês de Castro en haar vervolgens, terwijl ze heupwiegend wegliep, na te kijken met een grotesk wellustig gezicht, dat de regisseur waarschijnlijk onweerstaanbaar had gevonden voor de lachlust van de toeschouwers. Overbodig te zeggen dat Tertuliano Máximo Afonso het de eerste keer al niet grappig had gevonden en nu dus helemaal niet. Hij was teruggegaan naar de eerste scène, die waarin de receptionist in een totaalshot Inês de Castro recht aankijkt, en analyseerde minutieus het beeld, trek voor trek, lijn voor lijn. Afgezien van enkele kleine verschillen, dacht hij, vooral de snor, het anders zittende haar, het minder volle gezicht, is hij hetzelfde als ik. Hij voelde zich gerust nu, zeker, de gelijkenis was om zo te zeggen beangstigend, maar ook niet meer dan dat, aan gelijkenissen schort het niet in de wereld, kijk bijvoorbeeld maar naar tweelingen, echt vreemd zou het pas zijn als je met zes miljard mensen op de planeet niet op zijn minst twee dezelfde mensen zou kunnen vinden. Dat ze nooit helemaal hetzelfde zouden kunnen zijn, in alles hetzelfde, is bekend, zei hij, alsof | |
[pagina 77]
| |
hij aan het praten was met die bijna andere ik van hem die hem aankeek vanuit het televisietoestel. Hij zat weer in de stoel, nam dus de positie in van de actrice die de rol van Inês de Castro speelde, en deed alsof hij ook een gast van het hotel was, Ik ben Tertuliano Máximo Afonso, liet hij weten, en daarna, glimlachend, En u, de vraag was volkomen logisch, als twee mensen elkaar ontmoeten is het normaal dat ze alles van elkaar willen weten en de naam is altijd het eerste, omdat we denken dat dat de deur is waardoor je binnenkomt. Tertuliano Máximo Afonso spoelde de cassette door tot het eind, daar was de lijst met de minder belangrijker acteurs, hij herinnerde zich niet of ook de rol die ze speelden vermeld werd, nee, dat niet, de namen verscheen gewoon in alfabetische volgorde en het waren er veel. Halfverstrooid pakte hij het doosje van de cassette en liet zijn blik nog eens gaan over wat daar geschreven en afgebeeld stond, de vrolijke gezichten van de hoofdrollen, een korte samenvatting van het verhaal, en ook, beneden, in kleine lettertjes, tussen de technische gegevens, de datum van de release. Vijf jaar oud al, mompelde hij en op hetzelfde moment herinnerde hij zich dat de wiskundeleraar hetzelfde had gezegd. Vijf jaar al, herhaalde hij en ineens kreeg de wereld een nieuwe schok, niet als gevolg van iets onstoffelijks en geheimzinnigs dat hem had gewekt, maar iets concreets, en niet alleen concreet maar ook aantoonbaar. Met trillende handen schoof hij laden open en dicht, haalde er enveloppen met foto's en negatieven uit, spreidde alles uit op zijn bureau en vond ten slotte wat hij zocht, een foto van hem van vijf jaar geleden. Hij had een snor, zijn haren zaten anders, zijn gezicht was minder vol.
Vertaald uit het Portugees door Harrie Lemmens |
|