| |
| |
| |
Sybren Polet
De Psidelver
[fragmenten]
In zijn hotelkubus doofde hij de vensterwanden en liet het duinlandschap dat hij een uur tevoren opgeroepen had wegschemeren en verdwijnen. Het pliglas was nu ondoorzichtig.
Na zich ontkleed en een geurig stoombad genomen te hebben vlijde hij zich in de masseerfauteuil en gaf zich over aan het zachte kneden en pulseren van de stoel, die hem koesterend omhulde tot aan zijn kin. Het materiaal voelde aan als huid, mensenhuid zelfs; het ademde en was afgesteld op lichaamstemperatuur. Lekker. De stoel masseerde hem van tenen tot nekwervels, als hij wilde tot scalp: je kon er zonder in ademnood te geraken in onderduiken en je ogen sluiten, opgaan in het zinderende donker, je hangend wanen als in de eistrengen van een pulserend kosmisch ei of in een zacht kloppende schoot. Het ritmische trillen had een kalmerend, regenererend effect.
Hij gaf er zich slechts kort aan over, zijn hoofd buiten de stoel, de oogleden gesloten. Daarna opende hij ze, stak zijn arm naar buiten, pakte een notitiechip die hij klaargelegd had en projecteerde op het videoscherm een formule; de formule nam hij op zijn beurt op in zijn brein - hij kende haar nog niet vanbuiten, wilde het eigenlijk ook niet - en onderging haar gewoon: ervoer de complexe werking ervan, de grotendeels metaforische, maar tegelijk ondervond hij nog iets méér, via een veld dat (hij met) de formule geschapen leek te hebben: een totaalformule.
Het effect was onmiddellijk was hoogstbevredigend, bevredigender meestal dan zijn deelname aan andere, grotendeels passieve psivelden, omdat hij de door hem opgewekte velden in principe beheerste, in zijn brein en misschien, misschien een klein beetje erbuiten, wanneer de formule ook invloed uitoefende op een ander veld, dat het zijne ten dele dekte... En soms had hij het trotse hilarische gevoel dat dit het geval was: dat zijn formule hem ontsnapte en zelfstandig bestond! - Misschien was het alleen maar een gevoel, meer niet, maar dit was voldoende. (Zelfbevrediging via de materie.)
Hij wiste de eerste formule uit en projecteerde een tweede.
En zonk erin weg, zacht piepend als een zandkorrel, terwijl zijn masseerfauteuil hem kneedde en zijn lichaam omhulde als een pneumatische poliep, die in zachte erotisch aandoende simultaantrillingen over zijn vel liep. Waterrillingen.
Hij ontbond de formule en liet zich nog even behaaglijk kneden... borst en onderbuik - oude yoga-oefeningen hadden hem de kunst bijgebracht zijn zaad in te houden en de lokaal opgewekte erotische stroom terug te leiden of naar zijn hersenen te voeren, waardoor hij zeer gevitaliseerd werd en een aangename warmte zich door zijn lijf verspreidde, tot in tenen, vingertoppen, haren.
Toen hij door en door verzadigd was riep hij zijn videovrouw op Terra Nova op en onderhield zich met haar en hun twee biovideokinderen. Hij had haar en hen nog nooit in levenden lijve gezien, had er ook geen behoefte aan, maar het was zoals altijd een boeiend en liefelijk contact: hun bijna-lijfelijke aanwezigheid tegen interieur en landschap - het muziekstukje dat ze met z'n drieën speelden, de beeldjes en de biogenetische groeigrafiek van hun planten die de kinderen lieten zien, de echte of bedachte belevenissen die ze vertelden, vooral bedachte waarschijnlijk, want ze waren te onwaarschijnlijk - en zijn vrouw ten slotte die zich, nadat ze de kinderen weggeschermd had, naakt
| |
| |
in haar kamer voor hem vertoonde, de ogen vol verteverlangen en verteliefde, de lippen half geopend, haar linkerhand halverwege haar venusheuvel. Ze was oogverblindend reëel en mooi, mooi misschien vooral omdat ze reëel was of bijna-reëel.
Ook hij ontkleedde zich nu en toonde zich aan haar, toonde zijn mooie slanke lichaam met de licht gewelfde somaborsten en zijn goedgetrainde lid richtte zich langzaam op op zijn bevel.
Ze tuitten beiden hun lippen, geen van beiden had behoefte aan meer realiteit.
***
Hoewel hij het zich eigenlijk niet kon permitteren vroeg hij die avond ook nog verbinding aan met Cisoni - Cisoni zelf had buiten hem nog acht videovrienden, geen vrouwen - en toen deze belet gaf: over een halfuur was hij vrij - schakelde hij te bestemder tijd zijn tweewegvisualisator in en toonde zich. Hij had ondertussen zijn fraaie, met animale baltspatronen bestikte, zeer vrouwelijke tunica aangetrokken en voelde zich zeer feminien en aangenaam telecommunicatief, ja zelfs een tikje videogeniek.
Vriend Cisoni droeg een stoer voortrekkerskostuum, of wat daarvoor doorging, met bijbehorende parafernalia aan de riem. Lange afstandserotiek, zoals sommigen het spottend noemden. De grote, interplanetaire afstanden hadden het in de hand gewerkt; daarnaast leek de seksuele behoefte in het algemeen zwakker geworden, wat onder andere ook bleek uit het steeds dalende kindertal. Maar misschien was dit wel een teken van groeiende volwassenheid van de mensheid, die zich ontworstelde aan de dictatuur van het animaal-seksuele, iets wat door anderen hevig ontkend. In ieder geval was het een tendens die hij dagelijks kon constateren.
Ze onderhielden zich op plezierige wijze met elkaar, wisselden wetenswaardigheden uit die met hun dagelijkse beroepspraktijk te maken hadden; hij, Prel Nidok, vertelde de avontuurlijkste, mede omdat fantasieavonturen tot zijn ervaringsgebied behoorden en naarmate het video-uur verstreek kregen de verhalen en opgeroepen beelden een erotischer karakter; hun ogen begonnen te glanzen en al nauwkeuriger namen ze elkanders gelaat op, iedere zenuwtrekking en trilling liefdevol registrerend, het toestel soms bijstellend opdat ook de vluchtigste verandering, oogverwijding, vertrekking van mondhoek en neusvleugel scherp zou uitkomen, wat hun beiden een verfijnd genot verschafte, een vele malen groter dan wanneer ze open en bloot voor elkaar gemasturbeerd zouden hebben.
Fantasie-erotiek had voor een groot deel de lijfelijke contacten verdrongen. Daarnaast waren uitheemse wezens, als de octopusachtige yoetha's met hun twaalf zijzachte voelarmen, een steeds grotere rol gaan spelen in de erotische fantasieën, zowel van mannen als van vrouwen. Deze morgen nog /
Ze had zich verder van de nederzetting verwijderd dan zij en de anderen gewend waren, behalve wanneer van de zweefscooter gebruik gemaakt werd. De ruimtecommunicatieproblemen liet ze tijdelijk voor wat ze waren, voor Timo dus. Wandelen als god op aarde. Hier en daar in de struiken het vluchtige ritselen van yoetha's, maar ze boezemden haar geen angst in; ze voelde zich veilig als in een aquarium, een waarin zij de grote vis was. Het gevoel werd nog versterkt door de luchtvissen die boven haar hoofd en om haar lichaam zwommen, drie, vier soorten, de dieren waren nog lang niet allemaal geïnventariseerd en gerubriceerd.
Op een open plek in het bos strekte ze zich uit, ontspannen ademend; verbeeldde zich even dat ze klein kriel mee naar binnen zoog, maar dat leefde in deze lucht niet. Een vis stond stil vlak boven haar gezicht, vlinderde met zijn vinnen en keek naar haar met een koel vissenoog; zwom toen verder. Planteneters.
Richtte zich nu half overeind en ontkleedde zich langzaam. Koesterde zich in de tweelingzon die je, als je langs je neus keek, in beide ogen kon vangen, in ieder oog één.
Het geritsel in de struiken nam toe. Iets schuifelde over het gras. Ze gluurde door haar oogharen. Zag hoe de yoetha haar met zijn blinkende kijkcellen, die over zijn hele lichaam verspreid zaten, opnam.
Vlak bij haar hield de yoetha stil, aarzelde, strekte een paar voelarmen uit en trok ze weer in. Ze knipperde even sauriërachtig met haar oogleden.
Het aanmoedigingsgebaar werd juist geïnterpreteerd, want weldra voelde ze de zijdezachte tasters over haar huid zwerven, voorzichtig, alsof zijn lichaamszuren haar konden bezeren, hoewel beiden wisten dat dit niet zo was. Ten dele raakte hij haar niet eens aan, maar
| |
| |
streelde met zijn tasters vlak boven haar huid en verwekte daar een aangename warmte die zich tot onder de huid, in de spieren, voortplantte, waardoor er over en in haar hele lichaam warmtemeridianen leken te ontstaan, op en in hals, schouder, borsten, armen, buik, venusheuvel, dijen, benen, voetzolen, hielen.
Het was een zo volmaakte erotische temperatuur als ze niet eerder had ondergaan, een koestering licht als die van een winderige zon, zonnewind op een meditatieheuvel. Ze sloeg haar oogschelpen dankbaar op. Op dat moment zag ze de struiken uiteenscheuren en hij zag de man op hen afstormen. Ze gilde om de yoetha te waarschuwen, maar te laat.
Hij schrok onwillekeurig, kromp even, in zich, ineen. Elders nam iemand de fantasie over, hij wist nog niet wie.
Er hing woede in de lucht, als onweer. (Droomroof. Het kwam voor, op onverhoedse momenten en hij vroeg zich af wanneer dromers zich betere afweerschilden zouden leren vormen.)
Daarna gingen ze over op abstracte porno, zoals ze het noemden; in feite was het een uitbreiding van, nee, een vervolg op de fantasie-erotiek. Non-figuratieve porno was misschien wel de meest geraffineerde en afstandelijke vorm ervan. De beelden werden volstrekt privé-geladen en vervormden zich op bevel; scherpe driehoeken boorden zich in volmááákt, of onvolmaakt ronde cirkels, sneden sadistisch segmenten uit een expansieve achthoek, een kwetsbaar parallellogram; fractale kristallisatievormen wekten libidineuze appetijt, computerbeelden naderden elkaar uitdagend of treiterend en doordrongen elkaar op een geraffineerde wijze. Er vielen grillige gaten in een gaaf ellipsoïde-ei, spijkervormen roffelden sm-achtig op hyperbolide heuvels, spiralen verstrengelden zich zuchtend en steunend, lussen gleden in en uit elkaar als lemniscaten, enzovoort, terwijl anderen zich uitleefden in series grote of ondeelbare getallen, priemgetallen, irrationele getallen en daar een orgasme van kregen. De erotisering van de getallen was eindelijk een feit, lang nadat de getallen en hun sytemen, althans de muzische, uit Eros voortgekomen waren. (‘Alle namen zijn getallen.’)
***
‘Mensen willen een verleden. Dus geef ze een verleden.’ Waar of verbeeld, dat doet er niet toe. Op Terra waren ze er in sommige federaties als de Verenigde Staten van Noord-Amerika al lang geleden toe overgegaan er een te scheppen, nadat ze eeuwenlang traditie en historie onbekommerd hadden vernietigd en aangepast aan of vervangen door heden, steeds maar weer nieuw heden. Naarmate een planeet of satelliet meer eigen civilisatie ontwikkelde ontstond er een sterkere behoefte aan een historische achtergrond, hoe kort ook. Verbalisators kregen dan soms de opdracht een eigen historie voor hen te verwoorden en eventueel te fantaseren, met aanvaardbare tradities en gebruiken; de terrestrale afkomst van bekende families of figuren werd geconstrueerd en als het de recente kolonisatie van een volstrekt maagdelijke planeet betrof werd soms een vroegere, verloren gegane beschaving bedacht, waarvan men dan de voortzetting of de vervanging vormde; men ontleende er morele of bijzondere plichten aan en hoopte eens archeologische resten te ontdekken, want hoop op zich houdt iedere historie in leven, ook een fictieve. Verhalen over die oude beschaving en over hun hoogstaande, kunstzinnige voorvaderen werden geschreven en uitgebeeld, herdenkingsdagen ingesteld, ja, men zou kunnen zeggen: hoe minder reële historie, des te rijker verleden men kon verbeelden; en wanneer er de nodige tijd verstreken was wist men niet beter of wenste niet beter te weten. Betrof het een planeet met een reeds aanwezige intelligente bevolking, dan werd in overleg een gemeenschappelijke historie ontworpen ofwel een suprahistorie.
Het sprak vanzelf dat de diverse planeten en satellietenstelsels in de Confederatie kennisnamen van elkanders historiën en de videoseries erover waren zeer geliefd, stimuleerden tot competitie.
‘Mensen willen een verleden, dus geef ze een verleden.’ Bovendien kon je het heden via een actief, bewust geconstrueerd verleden beïnvloeden, in gunstige zin en dat was ook veel waard. (‘De geschiedenis is een fantasie waard.’ / ‘L'histoire vaut une phantaisie.’)
Een deel van de staten met een ‘authentiek’ rijk verleden had het, voor zover men het in de archieven na kon gaan, altijd al gedaan, hun historie herschrijven: ‘levende geschiedenis’ noemden ze het... en dus... De verantwoordelijkheid van de verbalisators en historici werd hierdoor navenant groot.
Aansprakelijk gesteld te worden voor een heel verle- | |
| |
den is nog iets anders dan alleen maar voor een beperkt heden en eventueel voor een korte toekomst, bovendien bepaalde de aard van het ontworpen verleden mede de troposfeer van de toekomst. Daarnaast was het, zoals gezegd, in principe mogelijk het verleden te wijzigen als men dit wenselijk achtte en met het verleden de voorcondities die heden en toekomst bepaalden.
Vaak waren de verbalisators avontuurlijke geesten die, veelvuldig geconfronteerd met sprookjesachtige werkelijkheden en ongelooflijkheden en gewend als ze waren tussen de diverse realiteiten geen wezenlijk onderscheid te maken, er weinig moeite mee hadden het verleden te manipuleren.
- We waren na een maandenlange reis aangekomen op Esternico I, zei Marloff, een verre planeet, ik weet niet of jullie ervan gehoord hebben?
We ontkenden het, niemand had zelfs ooit de naam horen noemen.
- Er is ook nooit een videoserie van gemaakt, zei Marloff. Veel te explosief materiaal. En men houdt nu eenmaal niet van ontmoedigen. Negativiteiten horen genegeerd, óf gecompenseerd door iets veel belangrijkers. En dat gebeurde dus niet.
Hij nam een snuif plus teug van zijn juniprin, het populairste lokale genotmiddel en vertelde, zo nu en dan een tafereel uit zijn brein op het scherm visualiserend, met een gedetailleerdheid die wij hem benijdden.
De geheel van neutraal plikwarts vervaardigde verdieping zweefde in de lucht, ongeveer 30 meter boven de basiswoning. Het uitzicht was groots: kruipende, soms haast rollende bossen van gekromde cipresachtige bomen, heuvels die, misschien onder invloed van de dynamiek ervan, de indruk wekten te groeien zonder groter te worden. De kleuren van de bodem liepen van wijnrood naar dieppurper en goudgroen en contrasteerden of mengden zich steeds anders onder het wisselende koele zonlicht. Hier en daar aan de rand van de urbanisatie, een enkele iets verder weg, zweefden soortgelijke glinsterende woonkubussen aan hun bevestigings- en voedingskabels als aan navelstrengen.
Hij keek door het pliglas van de bodem omlaag en zag de driedimensionale realiteitsillusie van leven en landschap, de werkelijkheid als permanent decor en dit was nog boeiender dan de artificiële pliglas-landschappen in de vensters van zijn hotelsuite. Alles was hier natuurlijk als de natuur.
- We hadden een maand geleden, vertelde Marloff, Jamyeo verlaten, waar we twee weken hadden doorgebracht, de planeet van de freaks. Enfin, jullie kennen ze - hij visualiseerde ze voor onze ogen en we herkenden ze van een recente videoserie: surreëel aandoende figuren die aan mensen deden denken - en je zult begrijpen... nee, dat begrijpen jullie niet: dat je op zulke fantastische wezens snel uitgekeken raakt.
Fascinerend zul je zeggen. Natuurlijk, de eerste dagen - voor mij was het de vijfde keer dat ik er kwam, ik heb zelfs nog een deel van hun historie geschreven en hun toekomst voorzien -, maar na een week raak je aan al die uitzonderlingen gewend, net als aan ziektebeelden, het - afwijkend - patroon is hetzelfde en dan wekken, gek genoeg, de kleine afwijkingen daar weer van ergernis: je wilt méér, je wilt markante afwijkingen van die afwijkingen en die zijn er niet. Dus je begrijpt dat we blij waren toen we op Esternico I landden, een planeet waarop veel leven geconstateerd was, maar met bewoners die nog niemand gezien had. Avontuur, spanning!
We bezaten verteopnamen van holwoningen en complexe geometrisch gebouwde huizen, buideldierachtigen, een rijke grasstruik- en boomachtige vegetatie, niet groen maar geel, oranje, oker, zonder één opname van de bewoners. Waar waren ze? Vrijwel zeker niet uitgestorven, want de conglomeraties op het planeetoppervlak leken volop in bedrijf, er stonden voorwerpen die op voertuigen en gereedschap leken en binnen omheiningen zwierven kuddes gedomesticeerde dieren. Wat was het antwoord? Een zeer ontwikkeld waarschuwingssysteem in de ruimte dat onze verkenningsraketten had gesignaleerd? Een levensvorm op een andere frequentie? Maar die duidelijk dierlijke levensvormen dan en de artefacten van normaal materiaal?
We landden dus en aanschouwden een liefelijk, kleurrijk landschap, dat ons zeer beviel, snoven goede, zij het wat dunne lucht in met voldoende zuurstof, warmden ons in milde zonnestralen. Eigenlijk was het ideaal.
Marloff liet ons het landschap zien zoals hij het aanvankelijk had gezien: velden als gestolde watergolven, struikgewas als goudgeel zeewier, wuivende koraalbladen, okerbruin en koperbruin van kleur, het geboomte roestbruin. Daartussenin en rechts tegen de
| |
| |
bergen half uit de rotsen gebouwde octaëder- en dodekaëderachtige huizen, stapelbouwwerken en enkele grotere constructies, misschien fabrieken, laboratoria, kantoren. En overal zwierven en sprongen de buideldieren rond, vijf, zes varianten. Het was adembenemend. Maar geen bewoners.
-We liepen rond, zogen de frisse lucht in, verzamelden vruchten die we in ons lab analyseerden op eetbaarheid, braken hier en daar voorzichtig blaadjes, takjes en bloemen af, namen monsters van de aarde, de rotsen, schraapten iets van het materiaal van een huis, onderzochten voer- en werktuigen, maar traden geen huizen en gebouwen binnen. Na alles op video vastgelegd te hebben, ook onszelf, keerden we in onze vliegscooters terug naar ons luchtschip met een wat onbehaaglijke gevoel.
De volgende dagen maakten we in onze vliegscooters niet te lange verkenningstochten over het land en troffen overal hetzelfde beeld aan. Voor enkele in kooien opgesloten dieren leek vers voedsel neergelegd. 's Nachts brandde in geen van de bouwsels licht.
Het laatste licht dat we zagen - ook wij op het scherm - was het oranjerode schijnsel van een zon die dal en heuvels, planten en struiken baadde in een toverachtige glans, terwijl hier en daar buideldierachtige vogels of vleermuizen rondwiekten.
Ook dit was adembenemend, maar langzamerhand ook adembenemend onheilspellend.
***
De vierde dag liep ik rond in de buurt van ons luchtschip, in gepeins verzonken en wachtend tot we er met enkele verkenningsscooters op uit zouden gaan. Ineens kijk ik met een klein schokje op, een beweging moet mij uit mijn gepeins hebben opgeschrikt. En wat zie ik? Mijn huiskamer op Terra X, met mijn vrouw en mijn twee kinderen erin, het ene fluitspelend, het andere opgaand in tiroke-gebarenspel. Mijn vrouw staat op het punt de kamer te verlaten en kijkt mijn richting uit als om mij te begroeten. Het lijkt alsof ze haar ene arm al opheft om -
Mijn hart sloeg een slag over, zo levensecht was het. Daar haalde geen biovideo bij.
Ik kneep mijn ogen even stijf dicht. Opende ze weer. En zie, het tafereel was er nog. En vijf minuten later nog.
Ik liep erheen, liep erdoorheen, zonder iets te voelen, als een geest door de muren van een huis. Ik, een geest!
Van enige afstand bleef ik kijken en het tafereel volgen: de kinderen speelden nog, Kiri en Ono, Ono met ons hondje nu, mijn vrouw was naar haar eigen vertrek gegaan om een yogaprogramma te volgen; er was nu een groter deel van het huis zichtbaar. En daar bleef het bij. Ook het tafereel fixeerde zich, hoewel het éven levensecht bleef, alsof ieder slechts in die ene laatste seconde voortleefde, maar dan ook lééfde, niet bevroor!
Na een halfuur keerde ik lichtelijk geschokt naar het schip terug en trof daar andere geteisterden aan. Iedereen had een soortgelijke ervaring gehad.
We toonden elkaar onze taferelen. Ze waren meestentijds ook voor anderen zichtbaar en dat bleven ze, wat eigelijk nog schokkender was. We konden dan ook niet nalaten die dag herhaalde malen te controleren of de taferelen er nog waren, en ze waren er, in onverminderde scherpte en intensiteit.
Ook de volgende dag bleken ze niet verdwenen en dat niet alleen, er waren nieuwe bij gekomen, sommige vlak naast de eerste, andere iets verderop. Het waren veelal scènes die we de avond tevoren of in de loop van de nacht, wakker liggend dan wel dromend, in gedachten beleefd hadden. Iets of iemand had de beelden opgevangen, uit vele andere geselecteerd en vervolgens gefixeerd en gerealiseerd in een frequentie tussen die van onze hersengolven en vaste materie. Het was een droom die de mensheid millennialang gekoesterd had zonder ze te kunnen verwezenlijken. Wie konden het wél terwijl ze bovendien niet hun eigen maar ónze gedachten realiseerden?
Marloff keek ons aan, maar wij haalden vragend de wenkbrauwen op, al dachten we wat hij wilde dat we dachten: de bewoners van de planeet.
- De bewoners, zei hij, dat lag voor de hand. En het antwoord op de vraag waar zij waren was hiermee gegeven; als ze van onze gedachten konden kennisnemen en deze konden visualiseren, respectievelijk halfmaterialiseren, dan betekende dit waarschijnlijk dat ze zichzelf ook konden dematerialiseren en rematerialiseren en zich misschien in ‘vibratievorm’ elders konden opslaan, bijvoorbeeld in de stof waarin ze onzichtbaar opgingen en een vorm waaronder ze schuilgingen.
| |
| |
Het antwoord op de vraag waar ze waren luidde dan ook: waarschijnlijk overal. Ze waren overal om ons heen: in de bomen, de muren van de huizen, de planten, de wanden van het ruimteschip, de zendapparatuur en misschien, nee, waarschijnlijk zelfs, in onszelf.
Toen we tot deze gevolgtrekking kwamen raakten we pas goed van streek. Er moest een enorme hoeveelheid bio-energie voor nodig zijn om onze gedachten te halfmaterialiseren, of misschien ook niet, misschien bezaten ze zelfs apparaten die het voor hen konden doen via versterking van denkgolven en trillingsfrequentie.
En toen drong het ook, onvermijdelijk, tot ons door dat ze misschien eveneens in staat waren - een andere millennia-oude droom van de aardmens - zich in gedematerialiseerde vorm middels hun golffuncties of gecodeerde quanta te verplaatsen, dan wel zich door anderen over te laten seinen, om zich elders, op vrijwel hetzelfde moment, te hermaterialiseren. Misschien. Er was echter een onvoorstelbare kunde voor nodig.
De volgende dagen voelden wij ons bepaald niet senang, temeer toen wij ons bewust werden dat ze bij een dermate hoogontwikkelde wetenschap wellicht ook in staat waren óns te dematerialiseren en te doen verdwijnen of ons, in het meest humane geval, terug te zenden naar onze planeet - in onstoffelijke vorm. In feite voelden wij ons als wezens die zich op de grens van bestaan en niet-bestaan bevonden, bewogen ons bijna met gebogen hoofd en zochten driftig naar eventuele apparatuur die ons als bedreigend voorkwam, maar we vonden helemaal geen apparatuur. Daarbij hadden wij nauwelijks oog voor de interieurs die wij nu voor het eerst betraden.
Waar we wel een scherp oog voor hadden was de ontwikkeling van onze huiselijke taferelen en dagdromen, de meeste nostalgisch van aard, die nu ook voor anderen zichtbaar waren, en reken maar dat iedereen z'n ogen goed de kost gaf, openlijk of steels. En niemand die niet een zekere gêne voelde bij het prijsgeven van zijn heimelijke emoties en gedachten, vooral wanneer ze van erotische aard waren en een enkele maal zelfs ronduit schokkend; het vervulde de dromers met woede en frustratie en sommigen durfden nauwelijks meer te denken en meden de nabijheid van anderen.
Ondertussen nam het aantal inkijkjes voor ieder van ons snel toe en na een dag of tien liepen we allemaal in een soort openbare privé-wereld, een gerealiseerde en voorgeselecteerde bewustzijnswereld, een panopticum van statisch levende beelden: op onverwachte plaatsen stuitten we soms op een scène, al of niet met onszelf erin; compact waren de projecties vooral in de buurt van ons luchtschip, maar op twintig kilometer afstand trof ik de waarschijnlijk verstafgelegen beelden aan.
Het begon al griezeliger te worden, hoewel de angst voor persoonlijke dematerialisatie allengs afnam. Na ongeveer twee weken constateerden we dat enkele van de allervroegste taferelen begonnen te vervagen en rafelig werden aan de randen, vervolgens mistig, waarna ze uiteindelijk oplosten, misschien omdat handhaving van alle te veel bio-energie kostte. Tegelijk echter ontstond er een negatieve kleuring van de nieuwere beelden, de situaties kregen iets ruzieachtigs, bijterigs en neerslachtigs - vooral het laatste - of neigden naar een vervelende uitloop. Was het omdat ons bewustzijn aldus gestemd was - wij realiseerden het ons niet altijd, betwijfelden het zelfs - of omdat de projectoren zelf er een negatieve tendens in legden met een goed gevoel voor psychologie?
Hoe het zij, de werkelijk overal opduikende beelden maakten ons al depressiever, wat de bewoners natuurlijk ook beoogden. Bovendien gingen ze nu ook detailveranderingen aanbrengen, een meubelstuk in de huiskamer week af of ontbrak, iets in het gezicht van vrouw, televrouw of kind was verwrongen en vooral dit maakte dat sommigen van ons zich opvraten van machteloze woede en daardoor nog neerslachtiger werden.
We ondernamen pogingen de beelden door inzet van al onze denkkracht op te lossen, tot het zweet ons uitbrak. Tevergeefs. Niets veranderde. Enkelen kregen huilbuien. We probeerden nergens meer aan te denken, althans niet aan iets uit ons verleden. Uiteraard ook vergeefs. Ons onbewuste dacht voor ons, des te meer zelfs.
We fantaseerden soms opzettelijk scènes, waarvan er prompt een aantal in beeld verschenen, maar het gaf ons geen genoegen, te meer omdat, ook hier deformaties aangebracht werden.
Ik herinnerde me, zei Marloff, dat enkele schrijvers lang geleden al gespeeld hadden met de gedachte -o,
| |
| |
wat hebben wij altijd goed met ideeën en woorden kunnen spelen - ons op deze wijze van een eeuwig bestaan te verzekeren. Je legt favoriete taferelen gedetailleerd in codes vast en speelt ze eindeloos af. Om verveling tegen te gaan zouden onzekerheidsfactoren ingebouwd kunnen worden, en natuurlijk, de volgende stap is dat je je leven retoucheert, je verleden bijschaaft en je van een aangenamer nabestaan verzekert dan het leven dat je deel is geweest. Een privé-hemel voor jezelf en je favoriete leefgezellen, zoals de Egyptische farao's en de Chinese keizers vroeger beeldjes van vrouwen, slaven en bedienden en hele regimenten krijgers meekregen in hun graftomben.
Een hel van verveling en herhaling? Hij zag de blik in onze ogen. Haalde zijn schouders op. Waarom? Ironisch: - Altijd mooi weer. Altijd vrede, ontspannen verhoudingen, geluks- of tevredenheidsgevoelens, beelden door een zonnelens gezien. Rouwprocessen die zich snel en met gewenst resultaat voltrekken. Geselecteerde, diepbevredigende piekervaringen. Waarom niet? En misschien kun je zelfs vergetelheid en vergeten inbouwen!
Ik ben eens op een planeet geweest waar de bewoners heel ver in die richting waren. Een groot deel van hun leven bestond, behalve uit verfijning van de methode die nog verre van volmaakt was, uit het selecteren, analyseren, coderen en vastleggen van scènes uit hun leven die ze behouden wilden zien ‘voor later’ als biorealisatie ervan mogelijk was. Sommigen kwamen aan het smaken van het moment zelf niet meer toe, dat zouden ze later in alle rust wel doen bij het herleven, zoals sommige mensen ná een lange reis pas de tijd vinden om de opnamen van wat ze gezien hebben te bekijken. Anderen acteerden zelfs hele periodes in hun leven uitsluitend voor dit doel. Lachend: - En waarom ook niet, als ze er zich gelukkig bij voelden? Wie wil kan altijd de knop omdraaien. Of niet?
- Waar lag die planeet? vroeg ik.
- O, ergens aan de rand van de melkweg. Marloff maakte een onbestemd gebaar in de ruimte en de blik in zijn ogen kreeg iets oneindigs. - Ver, ver weg.
Waarschijnlijk zo ver weg dat hij het zelf bedacht heeft, dachten we. Het zou de eerste keer niet zijn. Je wist het bij hem nooit.
- En hoe liep het af? vroeg ik.
- Met ons? O, zoals te verwachten. Op den duur waren we de waanzin nabij. Niemand kan tegen een enigszins langere confrontatie met zijn achterliggende leven, zijn dagdromen, zijn herinneringen, vooral niet als ze afwijkingen gaan vertonen die je niet thuis kunt brengen of erger. Bovendien begonnen de ontzichtbaren het realiteitsgehalte van de beelden op te voeren en op een gegeven moment kon je de beelden zelfs bijna vóélen, je kon je vrouw, je kinderen, je familie en vrienden bíjna aanraken.
- Doodeng.
- Ja. De kans bestond zelfs - en daar had geen van ons nog aan gedacht - dat je in zo'n tafereel opgenomen zou kunnen worden, tegen je zin!
Peinzend: - Opgenomen als een volstrekt identiek beeld van jezelf en vastgelegd in een statische beeldenreeks...
Hij zuchtte. - Toen vonden we het mooi genoeg. We pakten onze spullen, startten het luchtschip en vertrokken - let wel, zonder dat de bewoners zich ook maar één keer hadden laten zien, terwijl ze al die tijd overal om ons heen en misschien wel ín ons hadden gezeten. Onze enige buit: specimina van de planetaire vruchten, planten, bodemmonsters en natuurlijk een hoop videomateriaal.
- Ook van de halfmaterialisaties? vroeg ik en ik vermoedde wat hij zou antwoorden.
Marloff aarzelde even, maar zei toen gedecideerd: - Ja.
- Ik ben benieuwd wanneer het materiaal vrijgegeven zal worden, zei ik.
- Ik ook, zei hij. Misschien hebben ze het wel vernietigd.
- Doen ze dat dan wel eens?
- Wat dacht je, zei Marloff. Ook wij herschrijven onze geschiedenissen, retoucheren ons heden en laten weg wat we niet kunnen gebruiken.
- Misschien zijn enkele gedematerialiseerde bewoners wel in jullie luchtschip mee teruggereisd, verborgen in het materiaal of gewoon in de lucht van het schip of in jullie zelf.
- Daar hebben we natuurlijk ook aan gedacht, zei Marloff, maar eerlijk gezegd geloofde ik daar niet in; als ze gewild hadden hadden ze zich allang zelf over kunnen seinen.
- Of ze hebben zozeer je gedaante aangenomen dat je het zelf niet merkt, een dubbel dat compleet in je is opgegaan...
| |
| |
- Kan zijn, zei Marloff met een stalen gezicht, wie weet wie je hier voor je hebt.
Het was schemerig geworden buiten, de lucht boven de horizon kleurde matgroen en oranje en een ijl krullend donker kroop over het vredig voortrollende landschap dat al meer tot rust scheen te komen.
Een deel van de zwevende kubussen lichtte langzaam op, verspreidde een zacht schijnsel als driedimensionale doorkijkjes naar het leven; andere zogen alleen maar het avondlicht aan of daalden neer. Het was zoals altijd fascinerend.
Nee, zei Marloff, waar ik voorlopig meer in geïnteresseerd ben is een ander - fictioneel - idee dat eertijds al eens door een schrijver is geopperd: stel een mens staat voor de spiegel, terwijl de een of andere kwelduivel of god de ‘ether’ verdicht, waardoor de zelf beschouwer zijn beeld pas na een minuut, een dag, een eeuw te zien krijgt. Een aardig perspectief. Op het moment dat ik mijzelf zie ben ik het niet meer. Ik ben die ik niet ben. En vul maar in. Op zo'n spiegel wacht ik, of nog beter een spiegel die mijn beeld niet terugkaatst, maar die het voorgoed absorbeert. Op zo'n spiegel wacht ik.
- Een taalspiegel, zei ik.
Sybren Polet debuteerde als dichter met de bundel Demiurgasmen en als romanschrijver met het inmiddels klassieke Breekwater. Zijn bekendste prozawerk in de reeks rondom de hoofdfiguur Lokien is Mannekino, een woord dat hij heeft geijkt en dat inmiddels tot de Van Dale is doorgedrongen. Recente werken in de zogenaamde ‘Lokiniade’ zijn De andere stad en Stadgasten.
Zowel in Polets poëzie als in een deel van zijn proza spelen technologische en wetenschappelijke speculaties een rol. Hetzelfde geldt voor zijn meest recente grote prozawerk, De hoge hoed der historie, dat in augustus verschijnt. In dit boek leeft Lokien in uiteenlopende gedaante in meerdere historische en futuristische tijdperken, van het oude Rome tot in de verre toekomst. De hierboven afgedrukte fragmenten zijn afkomstig uit het laatste verhaal, waarin de mens verre sterrenstelsels bereist en koloniseert.
|
|