Logica, tellen en het verzinnen van een oplossing
De konijnen rennen rond de enkels van Wilma. De konijnen spelen krijgertje om de enkels van Wilma en worden om de haverklap gepakt. Maar zij let er niet op, zij heeft al haar aandacht op haar man gericht.
- Kijk naar me Herman, zo kan ik niet praten.
Typisch een vrouw, denkt hij, niet mee te leven.
De kok doet nu alsof hij zijn vrouw niet ziet. Hij doet of zijn vrouw lucht voor hem is en heeft zijn blik al geruime tijd op het plafond gericht.
- Ik keek net naar je, antwoordt hij. Ik keek net zelfs heel lang naar je.
Wilma begint te fluisteren en buigt zich naar voren.
- Jij wou praten, Herman. Zij plant haar handen op tafel alsof ze op wil staan.
- Ik wilde helemaal niet praten. Ik wil dat jij gaat tellen.
Ik wil dat jij die walgelijke ratten gaat tellen en mij vertelt hoeveel het er zijn.
- Ik ga, zegt zij, en zij richt zich op. Maar de houding van de kok, kalm leunend in de opening van zijn deur en tegelijk boosaardig, met zijn blik op het plafond gericht dwingt haar terug op haar stoel. Juist door haar niet aan te kijken richt hij zich des te meer tot haar.
- Vooruit!
Wilma heeft haar armen zuchtend in haar schoot gegooid... als een tienermeisje door wiskunde tot wanhoop gebracht.
Ach... blies hij maar eens een kus naar me toe in plaats van mij ten einde raad te maken!
- Ze zitten niet stil Herman, hoe kan ik dan tellen?
- Ik wist wel dat ik van jou niets dan gissingen kon verwachten, zelfs zonder te kijken zie ik er aan de onderste sport van de rechter kruk meer dan vijfentwintig hangen. En hoeveel krukken