toekomst onderscheidt. De tijd geeft richting, dusdanig dat wij ons niet de toekomst kunnen herinneren. De samentrekkingsfase van het heelal naar een egale, geordende toestand zou volgens Hawking nu hetzelfde zijn als de tijd somkering van de uitdijingfase. In de samentrekkingsfase zou het leven van de mens omgekeerd verlopen: hij zou sterven voor zijn geboorte en jonger worden terwijl het heelal samentrekt.
‘Dit is een aantrekkelijke voorstelling van zaken,’ schrijft hij, ‘want dit betekent dat er een fraaie symmetrie is tussen de uitdijing- en samentrekkingsfase.’ Maar hij had zich laten misleiden door de schoonheid van een te eenvoudig model van het heelal. (Dat de schoonheid van een model voor een boek nooit eenvoudig genoeg kan zijn, moge getuige De pijl van de tijd duidelijk zijn.)
‘Als je ervan uitgaat dat het begin van het heelal overeenkomt met de noordpool, dan moet het einde van het heelal lijken op het begin, zoals ook de zuidpool op de noordpool lijkt,’ meende Hawking.
Een collega wees hem er echter op dat de samentrekkingsfase niet noodzakelijkerwijs met een tijd somkering van de uitdijingfase gepaard gaat. Ze ontdekten dat tijdens de samentrekkingsfase de wanorde zal blijven toenemen, net zo lang tot dat die niet meer kan toenemen en het heelal in een toestand van vrijwel totale wanorde verkeert. Kortom: de pijl van de tijd zal niet omkeren, het heelal zal niet van een wanordelijke toestand naar een ordelijke terugkeren, nee, uiteindelijk zal de pijl van de tijd geen uitgesproken richting meer hebben.
Vervolgens komt Hawking met een voor mij onthutsende conclusie: nu is alleen in de uitdijingfase van het heelal intelligent leven mogelijk. Om te overleven moeten mensen voedsel nuttigen, een geordende vorm van energie, dat ze omzetten in warmte, een ongeordende vorm van energie. Intelligent leven zal dus niet kunnen bestaan in een samentrekkingsfase van het heelal omdat er dan alleen nog maar ongeordende energie en wanorde is en de pijl van de tijd geen uitgesproken richting meer heeft.
Bbrrrrrrr!
Je te bedenken dat de vooruitgang die is geboekt om de wereld en het heelal te begrijpen een direct resultaat is van een steeds grotere wanorde; je dus te realiseren dat die wanorde altijd groter zal zijn dan de orde die wordt aangebracht, en dat de idee dat de wereld ordelijker - lees: begrijpelijker - wordt een fictie is. Kortom: dat het streven in de literatuur om orde in de chaos te brengen alleen maar mogelijk is omdat het heelal uitdijt. Je dus te beseffen dat verbeelding bestaat omdat er entropie is en vice versa. En dat de ruimte misschien inderdaad wel, zoals d'Espagnat reeds beweerde, een projectie is, een resultaat waarmee onze zintuiglijkheid de werkelijkheid waarneemt, ja, dat zelfs het heelal een uit de geest voortspruitende zinsbegoocheling zou zijn - het zijn vooronderstellingen die alle verbeelding tot wetenschap lijken te maken en alle literatuur tot sciencefiction.