| |
| |
| |
Jan de Jong
Joseph O'Connor en het ongeschreven boek
He deals in exile, rock'n roll bands, broken marriages and redemption
[The Independent]
De carrière van Joseph O'Connor - en van een carrière kan na zo'n tien boeken wel gesproken worden - heeft zich bewogen van cult naar klassiek. Begonnen met een coming of age-roman waarin twee jongeren uit Dublin de boot naar Engeland nemen om in de Ierse traditie een bestaan elders te beginnen, schreef O'Connor zijn derde roman in een stijl die een overtuigende gooi doet naar de Grote Literatuur. Zijn debuut, Cowboys and Indians, was een atmosferisch boek, met een heldere stem en een soundtrack die bijdroeg aan het verhaal. The Salesman (onlangs in het Nederlands verschenen als De verkoper) zingt en neuriet ook hoorbaar, maar het boek leunt ook op de literatuur zelf. En waar de eerste roman het moest hebben van de stem en de bravoure, heeft The Salesman een ingenieuze constructie die maakt dat het boek wint bij herlezen. Een klassieker.
| |
Cowboys & indians
Eddie Virago (de laatste drager van een Mohawk-kapsel in Dublin) en Marion Mangan verkassen allebei naar Londen. Hij is op zoek naar werk, liefst als muzikant, zij naar een abortuskliniek - de Ierse samenleving in een notendop. Eddie en Marion raken verliefd en de bloei en neergang van hun relatie is een hoofdlijn in het verhaal, zij het dat we de romance lezen als een projectie van Eddie. We zien vooral zijn wisselende gemoedstoestanden, zijn innerlijke wereld. Marion kennen we slechts van buitenaf, uit haar woorden en gedragingen. We zijn maar eenmaal met haar alleen, in de abortuskliniek. Toch krijgt zij volop contouren (als Eddie haar dumpt, is de lezer nog verliefd op haar). Eddie is een soort held uit een vlegelroman. Iemand zegt in het boek dat iedereen hem uiteindelijk aardig vindt, en dat lijkt wel zo, maar we moeten er veel voor op de koop toe nemen. Hij gedraagt zich niet fraai tegenover Marion, hij liegt tot op de laatste bladzij honderduit en hij bedriegt zijn loyaalste vrienden.
Eddie en Marion komen in Londen in een hotel te wonen en hebben elk hun baantjes. Eddie is gitarist en start een bandje, The Honey Bees. Zodra ze een wat smoezelige manager met veel praatjes ontmoeten, verandert de naam in The Diehards en dankt Eddie drie bandleden af. Eddie ontmoet - hij heeft Marion dan al stilletjes de bons gegeven - Salome Wilde, presentatrice van een kunstprogramma en oud-klasgenote. Zij ontfermt zich over hem, maar wel op haar eigen condities, en organiseert een tv-optreden voor The Diehards. Zij confronteert Eddie met zijn eigen tegenstrijdigheden en stimuleert hem zijn leven bijeen te rapen. Het eerste dat revisie behoeft, is de breuk met Marion. Daarvoor blijkt het te laat: Marion woont getrouwd en wel weer in Donegal. Een verse opdoffer is de dood van zijn vriend Dean Bean, een vegetariër die zijn naam Dean Butcher heeft afgezworen (Dean is gemodelleerd naar O'Connors vriend Charlie Butcher, die zijn achternaam in Barley veranderde. Een erratum in de eerste druk van het boek attendeert de lezer erop dat Dean ‘seems occasionally to think his name is Charlie.’). Dean Bean was in de eerste helft van het boek een running gag. Iedere bekende en onbekende van Ierse af komst die Eddie in Londen ontmoet, vraagt of hij ‘Dean Bean soms kent’.
Cowboys and Indians is een plaatsbepaling. Ierse jongeren worden gevoed door de Engelse cultuur - muziek, televisie, tijdschriften - en Eddie Virago's talenten en tekorten zijn, in O'Connors eigen woorden, de deugden en ondeugden van Ierland. Pretentieus gezegd is de onderliggende vraag van het boek: wat is de Ierse identiteit? De titel verwijst ook naar religieuze tegenstellingen - Cowboys and Indians is slang voor katholieken en protestanten. Een speelsere sleutel voor de titel geeft het boek zelf. De Indiase hotelier meneer Patel heeft als slogan: ‘You've tried the cowboys, now try the Indians.’
Het boek stelt kwesties als de eigenheid van Ierland overigens maar terloops aan de orde. Iedere beschouwelijke inslag is vreemd aan het verhaal - het boek
| |
| |
leest als een film met een geluidsband. Op die band klinkt het rumoer van luidruchtig overgeven (een recensent telde na dat daar vijf hele bladzijden aan gewijd worden - ‘Throwing up in Ireland’, kopte de bespreking) en dronkemansmuziek (‘they groped each other off while the rhythmic screech of The Pogues' Fairytale of New York boomed through the locked fire escape’).
Joseph O’ Connor (foto. Bert Jippes/Drents Groningse Pers)
| |
True believers
De bundel True Believers bevat een aantal verhalen die duidelijk voorstudies zijn voor Cowboys and Indians. Het openingsverhaal over Eddie Virago - ‘Last of the Mohicans’ - werd bekroond met de Sunday Tribune Short Story Award. ‘Mohicans’ is een verwijzing naar Eddies kapsel. De titel van de bundel is overigens al te ironisch. Het is immers eerder zo dat bijna alle personages een grote verandering in hun leven aangaan of overwegen. Ze zijn geen ware gelovigen; ze vallen juist van hun geloof.
O'Connor toont in zijn bundel een affiniteit met het dirty realism (de term is van Granta-redacteur Bill Buford) van Amerikaanse schrijvers als Raymond Carver en Richard Ford. De Ford van Rock Springs klinkt er nog het meest in door. Juist Richard Ford excelleert in verhalen waarvan de spanning niet in de plot zit, maar die leiden tot een veelzeggende metafoor, een beeld. Geen ontknoping, maar wat Joyce een epifa-nie noemde. De hoofdpersoon van Joyce' Stephen Hero definieert het begrip aldus: ‘a sudden spiritual manifestation, whether in the vulgarity of speech or of gesture or in a memorable phase of the mind itself.’ O'Connors verhaal ‘Glass houses’ eindigt in een paar zinnen die de essentie van zo'n epifanie raken: ‘Fred Murray sat down. He found himself wondering why that smell made him feel so uneasy, and if it was possible to turn such an unspeakable thing into words.’
In O'Connors werk zijn overigens geen dankbare referenties aan Joyce als leermeester te vinden. Joyce figureert er vooral als het speeltje van de Ierse toeriste- | |
| |
nindustrie: Ierse kroegbazen noemen hun uitspanning graag naar een personage uit Ulysses en wandelroutes volgen de voetsporen van Leopold Bloom en Stephen Dedalus, maar authentieke interesse voor literatuur mankeert in Dublin. De scène in The Salesman waarin een poster van James Joyce in flarden van de muur hangt is met sardonisch genoegen geschreven.
| |
Desperadoes
Desperadoes heeft duidelijk baat gehad bij de tijd die O'Connor doorbracht als fondsenwerver voor de Sandanistas in Nicaragua. Hij weet waarover hij praat, de couleur locale geeft blijk van authenticiteit. Johnny Little is vermist geraakt in Nicaragua en is vermoedelijk dood. Hij reisde daar rond als lid van de rockband The Desperadoes. Zijn ouders, Frank en Eleanor, reizen af uit Ierland om hem thuis te brengen. Na veel omzwervingen treffen ze hem levend aan in een gevangenis. Hij heeft zich laten verleiden tot drugshandel in samenspraak met de contra's. De zoektocht wordt uitgevoerd in het kleurrijke gezelschap van de overgebleven bandleden. De groep doet denken, maar dat is wel een erg makkelijke associatie, aan Roddy Doyles legendarische Commitments. De Desperadoes brengen niet de soul naar Dublin, maar de rock'n roll naar Nicaragua (als ze zich aan salsa wagen worden ze weggefloten: de culturele revolutie heeft de voorliefde voor Amerikaanse muziek niet aangetast). Joey ‘The Lips’ Fagan uit The Commitments heeft zelfs een pendant in de religieuze weirdo Lorenzo. Het verhaal is avontuurlijk, het land is in oorlog, maar de politiek trekt niet het meest de aandacht. Het zwaartepunt ligt bij het huiselijke drama van Frank en Eleanor. Ze zijn jaren geleden gescheiden en komen er nu, met alle afstand van tijd en plaats, toe hun verhouding te bespreken. Het gegeven van een gebroken gezin was, op de achtergrond, ook al present in Cowboys and Indians en zal terugkeren in The Salesman. O'Connor schrijft er over met veel empathie en met een voorliefde die bij een schrijver van zijn leeftijd verrast. Sentiment is hem niet vreemd, maar het sentiment is juist gedoseerd. In vergelijking met Cowboys and Indians is Desperadoes een klassieke roman. Het is een omvangrijk, breed opgezet verhaal. O'Connor moet immers
twee histories tegelijk vertellen: de Nicaragua-queeste en de voorgeschiedenis van het gezin van Frank en Eleanor. De lichtvoetigheid is niettemin nog steeds prettig aanwezig en van tijd tot tijd wordt er weer vol overtuiging gekotst (in het vorige boek ‘als een fruitautomaat’, hier als een eenarmige bandiet).
| |
Red roses and petrol
Tussen zijn tweede en derde roman schreef Joseph O'Connor een toneelstuk. Red Roses and Petrol is een geslaagd familiedrama dat een brug vormt tussen de romans. Na de rock'n roll novelist kondigt zich hier de schrijver van een psychologische roman aan. Moya's echtgenoot Enda is overleden en het gezin komt naar huis voor de begrafenis. De kinderen, Medbh (Iers voor Maeve), Catherine en Johnny, hebben onderling het nodige uit te vechten. Ze hebben elk manieren gevonden om aan hun getroebleerde jeugd te ontsnappen: Medbh is een dropout die thuis is blijven wonen, Catherine heeft eerst gekozen voor drugs en daarna voor emigratie en Johnny is uitgeweken naar Londen en haalt zijn gram bij een psychiater. Dankbaar terugkijken op het leven van de overledene is er niet bij. Enda's blazoen blijkt niet zuiver en er is het een en ander verzwegen. Het stuk is dan ook een klassieke afrekening met familiegeheimen. Catherines vriend Tom is de buitenstaander, die de rol heeft die Nick en Honey (‘get the guests’) vervullen in Who's afraid of Virginia Woolf? Het gehele stuk ademt sterk de sfeer van Albee.
Het lijkt erop dat Red Roses and Petrol een katalyserende functie heeft gehad in O'Connors schrijverschap. Het thema dat in allerlei gedaanten in zijn werk terugkomt - er loopt een spoor van gebroken huwelijken door de boeken - krijgt in het toneelstuk voor het eerst de centrale aandacht: het helen van de breuklijnen in een familie. In een interview zei O'Connor ooit dat je pas volwassen bent als je je ouders kunt vergeven. Zelf komt hij, naar eigen zeggen, uit het prototype van een disfunctionele familie. Elk van zijn boeken is - waar het om dat thema gaat - vanuit eenzelfde blauwdruk geschreven. Een middelbaar echtpaar kijkt, afzonderlijk of samen, terug op de brokstukken van een huwelijk en vanuit het perspectief van een later tijdstip vindt er een evaluatie plaats van hoe dat heeft kunnen gebeuren. Moya en Enda zijn bij elkaar gebleven, maar in hun huwelijk zijn de scheurtjes zichtbaar die elders
| |
| |
de breuk aankondigden. O'Connor schrijft geen sleutelromans, maar de thema's liggen hem na aan het hart.
| |
The salesman
Met Desperadoes schreef O'Connor al een spannend verhaal met de verteltechnieken die daarbij te pas komen. In The Salesman is het thrillerelement veel sterker - een verhaal over wraak (en de onmogelijk heid daarvan) ontwikkelt zich stukje bij beetje tot een grimmige pageturner.
Maeve Sweeney is bij een overval op het tankstation waar ze werkte mishandeld en in coma geraakt. Tijdens de rechtszaak ontsnapt een van de vier daders, Donal Quinn. Billy de vader van Maeve, besluit haar te wreken. Het verhaal wordt verteld in vier episoden. In het eerste deel begint Billy een lange brief aan zijn dochter. Hij vertelt haar hoe hij tot zijn besluit kwam om Quinn te vinden en eigen rechter te spelen. Hij beschrijft hoe hij planmatig zijn wraak beraamt. Zijn motieven zijn niet eenduidig: er valt meer te vereffenen dan een brute roofoverval. Billy geeft een verantwoording van zijn leven tot dan toe. Dat leven is geruïneerd door zijn alcoholisme en door het verlies van zijn vrouw Grace. Grace heeft hij verspeeld in een reeks alcoholische incidenten. Billy was ooit leraar en hij las veel. Hij is zijn positie kwijtgeraakt door zijn veelvuldige absenties. De schaarse literaire referenties in het boek herinneren eraan dat Billy ooit een belezen man was. Als hij in een flashback wordt gekarakteriseerd als een boekenwurm is dat een schokkend gegeven: de Billy in het verhaal manifesteert zich als een vertegenwoordiger in schotelantennes met nog louter verkooppraatjes. De waarheden die hij te berde brengt zijn ook de wijsheden van de verkoper (Ze beginnen steevast met ‘A good salesman...’). Een poos nadat hij gescheiden van Grace is gaan wonen - een formele scheiding behoorde in Ierland nog niet tot de mogelijkheden - verongelukt zij. Zijn dochter Maeve woont dan al enige tijd bij hem (de thuiswonende dochter Medbh uit Red Roses and Patrol lijkt een voorstudie voor Maeve). Grace is dan ook afwezig tijdens het grootste deel van het verhaal van The Salesman. Toch is zij dankzij Billy's terugblikken, afwisselend warm van toon en verbeten van wrok, een van de hoofdpersonen. De reconstructie die Billy ten behoeve van Maeve maakt van zijn huwelijk is gevoelvol, schrijnend zelfs. Hij
schrijft zijn verhaal evenzeer aan Grace als aan Maeve.
In het tweede deel heeft Billy Quinn opgesloten in het vogelhok. Toen Grace Billy voor het laatst bezocht in zijn huis in Dalkey (een voorstad van Dublin) merkte zij op dat de volière in de achtertuin wel een gevangenis leek. Billy blijkt een onbarmhartige cipier. De stijl in dit deel wordt staccato, het onderwerp van de zin wordt vaak weggelaten. De korte aantekeningen worden opgeschreven in het kerkelijk dagboek dat Billy's vriend Sean, die pries ter is, heeft laten liggen. De dagspreuken in de agenda vormen een cynisch commentaar op de gebeurtenissen.
In het derde deel hebben de verhoudingen zich drastisch gewijzigd. Quinn tiranniseert nu Billy - aanvankelijk fysiek, maar nadat hij hem heeft vrijgelaten uit zijn kooi ontstaat er een gevangenschap waarin Billy niet wordt vastgehouden door de tralies, maar door het mentale overwicht van Quinn. Billy is niet vrij. Als Billy zich een uitstapje naar zee veroorlooft, ziet hij een zeehond in de golven. ‘It had a silver fish in his mouth. The fish was wriggling hard and trying to escape but the seal had its jaws clamped shut.’ Er ontstaat een macabere vorm van voordeurdelen die heel geleidelijk overgaat in een situatie waarin beide mannen samen een huishouden voeren. Er ontwikkelt zich zelfs een taakverdeling: Billy zorgt voor brood op de plank, Quinn doet klusjes en maakt schoon. Dit gedeelte van het boek is een tour deforce. Het samenzijn van de twee mannen is immers strijdig met de wraakgevoelens die aan de oorsprong stonden van Billy's actie. Dat de lezer de nieuw ontstane situatie accepteert, getuigt van O'Connors psychologisch inzicht. Ieder stapje dat de lezer met Billy in Quinns richting moet maken, moet geloofwaardig gemaakt worden. Billy heeft zich laten kennen als een beschadigd man die niet tevreden kan zijn over zijn leven. Als hij Quinn in de rechtbank ziet, overvalt hem al de gedachte: ‘Sometimes I even found myself imagining that I was him. I suppose I must have wanted to know how he felt.’ Als Quinn in de volière opgesloten is en de af kickverschijnselen van een verslaafde imiteert, kijkt Billy dat met afgrijzen aan: hij ziet zijn eigen kliniekverleden voor zijn ogen. Die identificatie - het dubbelgangersmotief dat zoveel literaire romans draagt - legitimeert de wending die het verhaal neemt.
| |
| |
In het korte vierde deel vindt - laat ik er summier over zijn - een tweeledige ontknoping plaats. Billy vindt iets wezenlijks uit over zijn leven en Quinns lot wordt bezegeld.
Met The Salesman schreef O'Connor - als dat het goede woord is - zijn grote familieroman. De keus voor de thrillervorm (een genre waartoe veel literaire schrijvers zich tegenwoordig bekeren) is deels misleidend. Hitchcock - nu ik het toch over thrillers heb - maakte in zijn verhaal dikwijls gebruik van wat hij de McGuffin noemde: een verhaalelement waarvoor de verteller veel aandacht vraagt, terwijl het wezen van de handeling zich elders afspeelt. Toegegeven, het is een fors overstatement, maar het thriller verhaal zet ook hier de lezer op het verkeerde been. De eisen die de verwikkelingen aan Billy stellen, zijn belangrijk in het verhaal, maar hij wordt voortdurend teruggeworpen op wat hij van zijn leven heeft gemaakt. Hij heeft zijn huwelijk en veel meer van zijn leven eenvoudigweg verzopen. The Salesman is een dodelijke studie van alcoholisme. Billy waadt, beschonken als hij is, door drijfzand en dat is voelbaar op iedere bladzij van zijn drinkend bestaan.
De soundtrack die zo uitbundig aanwezig was in Cowboys and Indians is in The Salesman soberder van toon. Het boek begint met een fraaie sfeerschets van het enige concert dat de Beatles in Dublin gaven. De datering is apocrief, maar er is zo'n concert geweest en afgaande op de beschrijving zou O'Connor erbij geweest kunnen zijn. Ook in The Salesman worden weer bandjes geformeerd. Billy's schoonzoon komt terug uit Australië en zoekt een bandje in Dublin. Maeves eerste vrijer heeft The Spanish Inquisition verlaten voor Vatican Two. Een belangrijk terugkerend muzikaal thema wordt gevormd door de rebel songs die Quinn op zijn repertoire heeft (er is ook nog de murder ballad ‘Rose Connolly’ - het is al met al geen fijnzinnig genre). Met al hun adoratie van martelaarschap vormen ze een grimmige verbindingsstreep tussen de crimineel Quinn en het politieke geweld dat lang gekoesterd is, ook in de Ierse republiek. Ik moest denken aan de broertjes McCourt die in Angela's Ashes door hun dronken vader uit bed worden gehaald om samen met hem weer zo'n bloedstollende ballade te zingen.
| |
De waanzin van koning sweeney
The Salesman is op heel onnadrukkelijke wijze gebaseerd op een Ierse mythe. Het verhaal van koning Sweeney heeft tenminste twee literaire bewerkingen gekend. Seamus Heaney baseerde zijn theatertekst Sweeney Astray op de oude teksten waarin het verhaal is overgeleverd. Flann O'Brien wijdt er een episode aan in zijn roman At Swim-two-Birds. Koning Sweeney (geen historische, maar een mythische figuur) verlaat in verwarde toestand het slagveld. De priester Ronan Finn zet een kerk uit op Sweeneys grondgebied en bij het horen van de bel die de priester doet rinkelen ontsteekt Sweeney in hevige toorn. Hij rent naakt naar Ronan toe en gooit het psalmboek van de priester in het water. Sweeney wordt intussen weer tot de strijd geroepen. Ronan krijgt zijn psalmboek weliswaar dankzij een wonder ongeschonden terug, maar spreekt desondanks een vloek uit over Sweeney, die daarop in een vogel verandert. Hij fladdert rusteloos door Ierland en Engeland. Zijn tijdelijke rustplek is Glen Bolcain. Een andere is de kerk van Swim-two-Birds waarnaar O'Brien zijn roman vernoemde.
De parallellen met de Sweeney-mythe zijn niet nadrukkelijk, maar de moderne versie valt gemakkelijk over de mythe te leggen. Billy Sweeney cultiveert een eigentijdser waanzin, een heilige woede over het lot van zijn dochter. Hij wordt net als de gekke koning een zwerver, totdat hij zijn vijand heeft opgesloten. Daarna wordt Billy zelf een gekooide vogel. Ook buiten de kooi fladderen er voortdurend Latijnse vogelnamen en beelden van vogels als een mantra door zijn hoofd. Aan het slot van het boek ondergaat Billy Sweeney een heel persoonlijke vervloeking van zijn vriend Seàn, wiens achternaam Ronan is. Als koning Sweeney zich in de strijd mengt heet de tegenstander Donal, net als Quinn. En ten slotte vinden Grace en Billy een huis in Dalkey dat Glen Bolcain heet. Als ze het huis inspecteren leidt de bewoner ze rond in de tuin en geeft namen aan alle bomen die er staan. De opsomming roept een krachtige echo op van Sweeneys ode (in het middendeel van Sweeney Astray) aan alle bomen die hem tijdens zijn jarenlange vlucht gastvrijheid hebben verleend. In The Salesman komt een enkele verwijzing voor naar Seamus Heaney. Aan het begin van het boek herinnert Billy zich een regel uit een oud gedicht, van de zestiende-eeuwer Robert
| |
| |
Herrick, dat hij Heaney hoorde voorlezen voor de radio.
Een duidelijker verband met de Sweeney-mythe wordt gelegd als Billy - we bevinden ons dan in de fase van het verhaal waarin hij de gevangene van Quinn is - een angstdroom heeft waarin hij door een veld bij de zee loopt en oorlogsrumoer hoort. De herrie neemt toe en Billy houdt zijn handen tegen zijn oren. Seàn verschijnt voor hem, met een klok in de ene hand en een speer in de andere. De hele scène is een replica van de confrontatie tussen Sweeney en Ronan in Sweeney Astray. Aan het eind van The Salesman is Billy's dochter Lizzie op bezoek met haar kinderen. Kleindochter Erin kijkt Billy indringend aan en vraagt hem: ‘Are you Sweeney?’ Zo heeft nog geen personage hem toegesproken. Erin is bovendien de literaire naam van Ierland - ik waag me niet aan een interpretatie, maar deze referentie suggereert in elk geval dat Sweeney meer is dan Billy alleen.
| |
Het ongeschreven boek
Joseph O'Connor manifesteert zich, om een term van Jeroen Brouwers te gebruiken, als een oeuvrebouwer. In Brouwers' opvatting past de term bij schrijvers die de volmaakte vorm zoeken voor wat ze te zeggen hebben - in hun werk verwijst alles naar elkaar.
O'Connors verhalende werk heeft terugkerende thema's waarop gevarieerd wordt. Zijn jeugd en familie heeft hij tot fictie verheven. De verhalen vormen geen transparante autobiografie, maar zijn een literaire manier om de krachten die de schrijver gevormd hebben te bezweren. O'Connor heeft zelf in interviews elementen geïdentificeerd die terug te voeren zijn op zijn eigen leven. Zijn moeder verongelukte enkele jaren nadat zij en haar man uit elkaar gingen. Dit gegeven figureert in The Salesman. Als Joseph van haar dood hoort, belt hij het ziekenhuis omdat hij niet gelooft wat hij gehoord heeft. Deze scène komt voor in Desperadoes en in het verhaal ‘Freedom of the press’. Er wordt wel gezegd dat O'Connor graag zichzelf citeert. In triviale zin is dat waar: in zijn meer journalistieke boeken is zijn uitgangspunt dat een goede grap niet vaak genoeg verteld kan worden - dat leidt tot plezierige momenten van herkenning. In de romans en verhalen dragen diezelfde herhalingen en variaties op een thema eraan bij dat de boeken onderling een hechte samenhang hebben. De thematiek kristalliseert zich uit en wordt verdiept. De boeken zijn een fraaie uitdrukking van een kalenderwijsheid uit de mond van Billy: ‘If I have learned anything at all [...] it is that every single statement on the subject of human morality that containss the word “we” is a lie.’
O'Connor zegt graag in interviews dat hij schrijven een vak vindt, waarin je beter kan worden.
Het kenmerk van oeuvrebouwers is dat ze niet op zoek zijn naar de stof voor een nieuw boek. Het verhaal is immers altijd hetzelfde verhaal. Het lijkt vreemd om O'Connor in die traditie te plaatsen. Hij schrijft verhalen en construeert plots die in Dublin, Londen en Nicaragua zijn gesitueerd. De ontwikkeling van zijn werk is echter middelpuntzoekend. Waar zijn personages ook heen gaan, de schrijver is onderweg naar de kern van wat hij te zeggen heeft. En het boek waarin dat uiteindelijk gebeurt moet nog geschreven worden. Altijd.
Jan de jong (1955) is taalkundig. Hij promoveert eerdaags op een proefschrift over kindertaalstoornissen.
|
|